nr. 14
BRIEF VAN DE COLLEGEVOORZITTER VAN ACTAL
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 maart 2006
Op 28 februari 2006 heeft u Actal verzocht een uitvoeringstoets uit
te voeren over het wetsvoorstel inburgering dat de minister voor Vreemdelingenzaken
en Integratie op 21 september 2005 heeft ingediend bij de Tweede Kamer.
Ten behoeve van deze uitvoeringstoets heeft u vier deelvragen geformuleerd:
1. Welke risico’s zijn er in de uitvoering gelet op de samenhang
met andere wet- en regelgeving?
2. Welke risico’s zijn er in de uitvoering gelet op de regeldichtheid
op lokaal niveau?
3. In hoeverre zijn er voor de inburgeringsplichtige voldoende kwaliteitswaarborgen
in de uitvoering?
4. In hoeverre zijn er financiële risico’s voor de betrokken
partijen verbonden aan de invoering van de Wet inburgering?
Deze 4 deelvragen dienen aan de hand van de reeds 20 beschikbare adviezen
te worden beantwoord. Het College constateert dat de ontvangen adviezen merendeels
samenhangen met het Besluit inburgering en slechts gedeeltelijk met de Wet
inburgering. Hierdoor kan beantwoording op de 4 deelvragen niet alleen met
behulp van de 20 beschikbare adviezen plaatsvinden.
Actal heeft momenteel het Besluit inburgering in behandeling. Hierop moet
nog een toets worden uitgevoerd. Het College verwacht hiervoor nog informatie
van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.
Taak Actal
Zoals u weet is Actal in mei 2000 opgericht om de administratieve lasten
voor het bedrijfsleven te toetsen. De afgelopen periode is het werkterrein
van Actal steeds breder geworden. De adviestaak omvat sinds januari 2005 zowel
de gevolgen van voorgenomen en bestaande regelgeving op de administratievelastendruk
voor het bedrijfsleven als voor de burger.
Wet inburgering
De Wet inburgering strekt ertoe een meer verplichtend en resultaatgericht
inburgeringsstelsel in te voeren, waarin de eigen verantwoordelijkheid van
de inburgeringsplichtige en de keuzevrijheid bij het inkopen van inburgeringscursussen
centraal staat. Er komt een algemene inburgeringsplicht voor in beginsel alle
personen die duurzaam in Nederland willen of mogen verblijven en die niet
gedurende minstens acht jaar van de leerplichtige leeftijd in Nederland hebben
verbleven.
Het doel voor deze inburgeringsplicht is het vergaren van de noodzakelijke
kennis van de Nederlandse taal en samenleving. Deze kennisvergaring draagt
bij aan een succesvol integratieproces. Dit proces moet op haar beurt uiteindelijk
leiden tot een volwaardig burgerschap in Nederland. De gemeenten krijgen een
grote rol in het nieuwe inburgeringsstelsel.
Actal heeft op 18 maart 2005 een advies uitgebracht over de Wet inburgering.
Het College stelt thans vast dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie
het advies niet volledig heeft opgevolgd.
Het is nog steeds niet duidelijk is of de administratievelastendruk voor
het bedrijfsleven stijgt of daalt. Zowel de huidige en eenmalige lasten als
de lasten voor het aanbestedingstraject voor het bedrijfsleven zijn niet in
beeld gebracht. Daarnaast zijn de nieuwe en de structurele administratieve
lasten voor de burger, zoals o.a. het verzamelen van informatie met betrekking
tot de inburgeringsplicht, de intake bij de gemeente en het inschrijven voor
een cursus, niet inzichtelijk gemaakt, zodat ook hier niet kan worden opgemaakt
of de administratievelastendruk voor de burger stijgt of daalt. Tot slot ontbreekt
het inzicht in de afwegingen voor het gekozen inburgeringsstelsel, zodat duidelijk
wordt dat de minister voor het minst belastende alternatief heeft gekozen.
De minister beschikt over een Standaardkostenmodel en nulmetingen bedrijfsleven
en burgers, aan de hand waarvan de administratievelastendruk voor het bedrijfsleven
en voor de burger inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Het College heeft geadviseerd
alsnog meer inzicht te verschaffen in bovengenoemde gevolgen voor de administratieve
lasten.
Verbreding
De methodiek om de administratieve lasten te beperken, blijkt succesvol.
Actal is van mening dat er tevens een effectieve infrastructuur opgebouwd
zou moeten worden voor de aanpak van de overige bedrijfseffecten, waarbij
de financiële effecten en de inhoudelijke verplichtingen van regelgeving
meegenomen worden. Daarnaast zou ook de regellast tussen en binnen verschillende
overheidslagen eninstellingen in deze infrastructuur meegenomen kunnen worden.
Hierbij spelen ICT-standaarden en -infrastructuur een belangrijke rol.
Het beschikbaar stellen van een aantal ICT-standaarden voor de Rijksoverheid
leidt tot een doelmatige en efficiënte overheid, waardoor op een aantal
punten de bevoegdheden van gemeenten wordt beperkt.
Momenteel is deze ICT-infrastructuur nog niet voorhanden. ICT heeft mogelijk
grote gevolgen voor de uitvoering van de Wet inburgering. Wanneer de Rijksoverheid
een ICT-infrastructuur beschikbaar stelt, waarbij handelingen gestandaardiseerd
worden, kan een en hetzelfde model door gemeenten gehanteerd worden om de
inburgeringscursussen aan te kopen en toe te passen.
Conclusie
Het ligt thans niet op de weg van Actal om in de volle breedte aan uw
verzoek te voldoen.
Voor de beantwoording van het merendeel van de uitvoeringsvragen is momenteel
nog geen meetinstrumentarium voorhanden. Hierdoor is het niet mogelijk voor
het College om op eenzelfde objectieve wijze te adviseren als op het terrein
van de administratieve lasten.
Daarnaast vallen de vragen buiten de competentie van het College zoals
is aangegeven in het Instellingsbesluit Adviescollege toetsing administratieve
lasten. De vragen sluiten wel aan bij de visie die Actal heeft over de verbreding
van de operatie om de administratieve lasten te verminderen.
Actal kan u wel adviseren op het terrein van de administratieve lasten.
Gegevens over de administratieve lasten als gevolg van het Besluit inburgering
zijn nog niet door de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie aan Actal
ter beschikking gesteld. Het College heeft wel om deze informatie verzocht.
Daarnaast heeft het College een aantal vragen gesteld in zijn advies over
de Wet inburgering.
Administratieve lasten zijn onderdeel van een aantal van de door u gestelde
vragen.
R. L. O. Linschoten,
Collegevoorzitter