30 308
Regels inzake inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering)

nr. 126
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 januari 2008

Ingevolge de toezegging van mijn voorganger in de brief van 12 oktober 2006 (Kamerstuk 30 308, nr. 110) inzake uitvoering van de motie-Dijsselbloem c.s.1, is onderzoek verricht naar de mogelijkheden van een lichte verificatieprocedure van de «Verklaring educatie» en is bezien of deze Verklaringen kunnen leiden tot een vrijstelling voor het taalgedeelte van het inburgeringsexamen in het kader van de Wet Inburgering.

Dit onderzoek is, na een aanbestedingsprocedure, in opdracht van het ministerie van Justitie toegekend aan Regioplan Beleidsonderzoek te Amsterdam.

Het onderzoek heeft geleid tot het eindrapport «Onderzoek naar de mogelijkheden van lichte verificatie van de Verklaring Educatie». Hierbij bied ik u dit rapport aan2.

Het rapport van Regioplan

Doel van het onderzoek is de mogelijkheden te verkennen om de inhoud en de administratie van de afgegeven «Verklaringen educatie» te verifiëren (lichte verificatie).

Het onderzoek geeft inzicht in de afgifte van Verklaringen educatie en de doelgroep daarvan en inzicht in de wijze waarop behaalde taalniveaus zijn getoetst en geadministreerd.

Het onderzoek is gebaseerd op gesprekken met deskundigen, een digitale enquête die door 35 van de 38 roc’s is ingevuld en diepte-interviews met 10 roc’s.

Voor het toekennen van een vrijstelling zijn twee aspecten van groot belang:

– hoe betrouwbaar zijn de ingezette toetsen en voldoen zij aan de normen van het Europees Raamwerk voor Moderne vreemde Talen en het Common European Framework (CEF)?

– zijn de afgegeven documenten fraudebestendig?

Regioplan heeft geconstateerd dat 27 roc’s de NIVOR-toets gebruiken, 23 de Trajecttoets NT21, 3 de NT2 Profieltoets en 8 een eigen of een andere toets. Uit het onderzoek naar de inhoud van de toetsen en het gemeten taalniveau komt het volgende naar voren:

– de meerderheid van de roc’s beoordelen zowel de NIVOR- als de Trajecttoets als inhoudelijk goede en genormeerde toetsen waarvan de uitslagen één op één vergelijkbaar zijn met de NT2-niveau aanduidingen van het Referentiekader NT2 en de niveau-indeling van het CEF;

– het knelpunt van fraudegevoeligheid vanwege het niet of nauwelijks verversen van de NIVOR- en Trajecttoets lijkt door de meerderheid van de roc’s intern te zijn ondervangen door de toetsen afwisselend en niet te vaak in te zetten, door een zorgvuldige omgang met de papieren toetsexemplaren te hanteren en door bij twijfel kandidaten opnieuw te toetsen;

– over de eigen toetsen van roc’s of over andere toetsen zijn geen uitspraken door roc’s gedaan.

Uit het onderzoek naar de afgegeven documenten blijkt voorts dat:

– 25 roc’s altijd aan educatiedeelnemers verklaringen afgeven, die veelal (bij tenminste 18 roc’s) de essentiële gegevens vermelden zoals de behaalde resultaten naar deelvaardigheid en de persoonsgegevens van de cursist. De verklaringen zijn in de meeste gevallen te controleren door een stempel, logo en/of handtekening van een medewerker van het roc. Het originele exemplaar wordt aan de deelnemer uitgereikt waardoor het niet eenvoudig is veranderingen op het document aan te brengen.

– Ook bij roc’s die geen verklaring afgeven, wordt de cursist toch altijd getoetst. De resultaten worden altijd geadministreerd. Het kan wel zijn dat administraties nog niet of niet meer compleet zijn.

Ten aanzien van de vormgeving van de verificatieprocedure komt uit het onderzoek het volgende naar voren:

– indien de gehele verificatieprocedure door de roc’s wordt uitgevoerd is de meest haalbare werkwijze volgens de roc’s het analyseren van de centrale/digitale administratiesystemen. De meeste roc’s (op Amsterdam na) zijn negatief over verificatie op basis van rechtstreekse individuele verzoeken vanwege de grote belasting van de administraties van de roc’s gedurende onbepaalde tijd.

– een alternatieve route kan via de gemeenten lopen waarbij een vrijstelling wordt geconstateerd op basis van een document dat tijdens de intake in het kader van de Wet inburgering wordt getoond.

Motivatie keus voor verificatie via gemeenten

Op basis van het rapport van Regioplan heb ik de verschillende mogelijkheden overwogen. Uiteindelijk heb ik ervoor gekozen de verificatieprocedure via de gemeente te laten verlopen. Hiermee vindt tevens een goede aansluiting plaats bij de huidige systematiek van de Wet inburgering. Om mogelijke fraude tegen te gaan zullen er in de Regeling inburgering eisen worden gesteld aan de inhoud van de Verklaringen.

Verificatie via de gemeente verloopt als volgt. Gemeenten verzoeken personen die worden opgeroepen voor een gesprek in het kader van inburgering, eventuele vrijstellende documenten mee te nemen waaronder een Verklaring educatie.

Bij twijfel over de echtheid van het getoonde document en afwezigheid van een eigen registratie kan de gemeente contact opnemen met het roc voor verificatie. Personen die zijn getoetst maar geen document hebben, zouden alsnog tegen betaling een document dat voldoet aan de voorgeschreven criteria kunnen opvragen bij de roc’s. Naar verwachting is de belasting van de roc’s op deze wijze lager dan wanneer alle personen zich direct melden bij het roc en het roc de vrijstellingsgrond moet melden bij de gemeente of de IB-Groep.

De keus voor verificatie door gemeenten heb ik voorgelegd aan de bij dit onderwerp betrokken partijen, te weten de MBO-raad (roc’s) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). In het kort volgt hier een uiteenzetting van de reacties van beide partijen.

De MBO-raad

De roc’s zijn voorstanders van een verificatieprocedure via de gemeente, omdat op deze wijze de roc’s zo min mogelijk worden belast. De roc’s komen pas in beeld als blijkt dat hun documenten niet volledig zijn.

De VNG

De VNG maakt zich vooral zorgen over de administratieve lasten die het verifiëren van Verklaringen met zich zou kunnen meebrengen.

Naar mijn mening zal, net zoals bij de in de Wet inburgering reeds opgenomen vrijstellingsgronden, ook bij de verificatieprocedure via gemeenten niet vantevoren bekend zijn om hoeveel vrijstellingen het gaat. Gemeenten hoeven geen extra of meer handelingen te verrichten dan nu het geval is.

Ook nu melden zich veel personen met een Verklaring educatie bij de gemeente. Opname van een vrijstellingsgrond maakt het geheel overzichtelijker en er vindt aansluiting plaats bij reeds bestaande procedures.

Conclusie

Op basis van het voorgaande heb ik besloten de Verklaring educatie als gedeeltelijke vrijstellingsgrond voor inburgeringsplichtige oudkomers op te nemen in de Regeling inburgering. Hiervoor dient de Regeling inburgering te worden aangepast. Dit is mogelijk als het Besluit inburgering – na wijziging – hiertoe de mogelijkheid geeft.

Het betreft een vrijstelling uitsluitend voor het taalgedeelte van het inburgeringsexamen (A1 schrijf- en leesvaardigheid, A2 luister- en spreekvaardigheid). De criteria waaraan de documenten tenminste moeten voldoen zullen in de Regeling inburgering worden opgenomen. Het opnemen van deze vrijstellingsgrond betekent dat betrokkenen alleen nog moeten voldoen aan het vereiste voor Kennis van de Nederlandse samenleving (KNS). Ook voor vrijwillige inburgeraars die beschikken over een Verklaring educatie op voldoende niveau, zal deze vrijstellingsgrond van toepassing zijn, zodat ook zij alleen nog voor KNS het inburgeringsdiploma hoeven te behalen.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

C. P. Vogelaar


XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006,30 308, nr. 104.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Opgeteld komt het aantal roc’s dat de NIVOR en de Trajecttoets gebruikt, hoger uit dan het totaalaantal van 35. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat een deel van de roc’s de toetsen afwisselend gebruikt.

Naar boven