30 308
Regels inzake inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering)

nr. 122
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 15 november 2006 en het nader rapport d.d. 17 november 2006, aangeboden aan de Koningin door de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 8 november 2006, no. 06.004123, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag inzake een amendement van het lid Vergeer op het voorstel van wet houdende regels inzake inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering) (Kamerstukken II 2006/07, 30 308, nr. 77).

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 9 november 2006, nr. 06.004123, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde amendement op het wetsvoorstel houdende regels inzake inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering) rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 15 november 2006, nr. W03.06.0471/I, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State heeft bij verschillende gelegenheden reeds geadviseerd over (amendementen over) de Wet inburgering.1 De inhoud van het nu voorliggende amendement is tweeledig: het beoogt de verplichting om te slagen voor het inburgeringsexamen te laten vervallen, en het beoogt de bestuurlijke boete wegens het niet behalen van het examen te laten vervallen. Uit de eerdere adviezen van de Raad valt echter af te leiden dat de Raad géén bezwaren ziet tegen de in de Wet inburgering opgenomen resultaatsverplichting tot inburgering, noch op het handhaven van een dergelijke plicht door middel van een bestuurlijke boete.

De Raad constateert dat dit verzoek om advies betrekking heeft op een ingetrokken amendement.2 Nu het amendement ingetrokken is, de Raad reeds eerder heeft geadviseerd over onderwerpen die in het amendement aan de orde komen, en de minister geen specifieke vragen aan de Raad heeft gesteld over het amendement, volstaat de Raad met het voorgaande.

Tegen openbaarmaking van dit advies bestaat bij de Raad van State geen bezwaar.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge u hierbij verzoeken mij te machtigen het advies openbaar te maken.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk


XNoot
1

Advies van 29 juni 2006, Kamerstukken II 2005/06, 30 308, nr. 4; advies van 3 augustus 2006, Kamerstukken II 2005/06, 30 308, nr. 106; advies van 2 november 2006 (no. W03.06.0433/I).

XNoot
2

Handelingen II, 7 juli 2006, p. 98–6080.

Naar boven