nr. 122
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 15 november
2006 en het nader rapport d.d. 17 november 2006, aangeboden aan de Koningin
door de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Het advies van de
Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 8 november 2006, no. 06.004123, heeft
Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de adviesaanvraag inzake
een amendement van het lid Vergeer op het voorstel van wet houdende regels
inzake inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering) (Kamerstukken
II 2006/07, 30 308, nr. 77).
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 9 november
2006, nr. 06.004123, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde amendement op het wetsvoorstel houdende regels inzake
inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering) rechtstreeks aan
mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 15 november 2006, nr. W03.06.0471/I,
bied ik U hierbij aan.
De Raad van State heeft bij verschillende gelegenheden reeds geadviseerd
over (amendementen over) de Wet inburgering.1
De inhoud van het nu voorliggende amendement is tweeledig: het beoogt de verplichting
om te slagen voor het inburgeringsexamen te laten vervallen, en het beoogt
de bestuurlijke boete wegens het niet behalen van het examen te laten vervallen.
Uit de eerdere adviezen van de Raad valt echter af te leiden dat de Raad géén
bezwaren ziet tegen de in de Wet inburgering opgenomen resultaatsverplichting
tot inburgering, noch op het handhaven van een dergelijke plicht door middel
van een bestuurlijke boete.
De Raad constateert dat dit verzoek om advies betrekking heeft op een
ingetrokken amendement.2 Nu het amendement ingetrokken
is, de Raad reeds eerder heeft geadviseerd over onderwerpen die in het amendement
aan de orde komen, en de minister geen specifieke vragen aan de Raad heeft
gesteld over het amendement, volstaat de Raad met het voorgaande.
Tegen openbaarmaking van dit advies bestaat bij de Raad van State geen
bezwaar.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge u hierbij verzoeken mij te machtigen het advies openbaar te maken.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
M. C. F. Verdonk
XNoot
1Advies van 29 juni 2006, Kamerstukken II 2005/06, 30 308, nr.
4; advies van 3 augustus 2006, Kamerstukken II 2005/06, 30 308,
nr. 106; advies van 2 november 2006 (no. W03.06.0433/I).
XNoot
2Handelingen II, 7 juli 2006, p. 98–6080.