Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 30308 nr. 120 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 30308 nr. 120 |
Vastgesteld 9 november 2006
De algemene commissie voor Integratiebeleid1 en de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap2 hebben op 18 oktober 2006 overleg gevoerd met minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie over:
– de brief d.d. 4 september 2006 inzake het advies van de Raad van State op het wetsvoorstel Wet Inburgering (30 308, nr. 106).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
Mevrouw Vergeer (SP) vindt dat er iets heel ernstigs aan de hand is: de minister heeft een spoedregeling-2007 nodig om nog iets van de inburgering te redden. Beter laat dan nooit, maar wat heeft deze minister vier jaar lopen doen? Veel geschreeuw en weinig wol? Waarom heeft de minister geen AMvB gemaakt, in plaats van een spoedregeling? Wat betekent de spoedregeling voor de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) en voor de financiering, wat zijn de gevolgen voor de gemeente? De Wet Inburgering (WI) zoals die er nu nog ligt, na het advies van de Raad van State, voegt weinig of niets toe aan de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN), behalve dat in de WI inburgeraars verplicht zijn om te slagen. Zijn het niet de arme mensen die getroffen wordt door een geldboete of het weigeren van een verblijfsvergunning? Bij zakken voor het inburgeringsexamen moet verwijtbaarheid worden aangetoond. Mevrouw Vergeer vraagt, waarom de minister haar amendement op stuk nr. 77 weigert voor advies aan de Raad van State aan te bieden. Zij vraagt de minister dringend de Tweede Kamer niet te schofferen door dit verzoek voor de vierde keer te weigeren. Wat vindt de minister van de brandbrief van achttien professoren? Volgens haar is de slaagplicht een loos artikel, want de Raad van State stelt daarover: «Het voorgestelde instrument van de resultaatsverplichting is niet geschikt om het met het wetsvoorstel beoogde doel te bereiken.» En verder: «Iemand verplichten tot iets waartoe hij niet in staat is, brengt hem in een overmachtssituatie.» Is een keurmerk wel of geen juridisch argument bij het vaststellen van verwijtbaarheid? De WIN leidt door de slaagplicht tot onnodige juridische gevechten en bureaucratische lasten. Zij stelt voor om een cursist bij aanvang een waarborgsom te laten betalen, die hij bij voldoende inspanning terugkrijgt.
Mevrouw Vergeer wijst erop dat een gemeente als Den Haag nog niets heeft gedaan op het gebied van de GBA, wat zij erg zorgelijk vindt. Op welk moment kan de minister verzekeren dat de uitvoerende instanties er klaar voor zijn?
De heer Dijsselbloem (PvdA) merkt op dat de Raad van State opnieuw gehakt maakt van artikel 3 in het oorspronkelijk ingediende wetsvoorstel. Het nieuwe door de minister voorgestelde artikel 4 stuit op dezelfde bezwaren van de Raad van State, terwijl het regelen wie onder een wet valt, met vergaande verplichtingen, niet bij AMvB zou moeten worden geregeld. Bij de stemming over het wetsvoorstel heeft zijn fractie de aantekening laten maken dat zij gewacht wenst te worden, tegen artikel 3, later het nieuwe artikel 4, te hebben gestemd. Wat gaat de minister met het nieuwe artikel 4 doen? Wordt er versneld een novelle ingediend? Dat zou zijn voorkeur hebben.
De Raad van State heeft ook een oordeel gegeven over de twee door de PvdA genoemde alternatieven. Over het eerste alternatief, de sociale zekerheidswetgeving, merkt de Raad op dat het onmogelijk is om binnen die wetgeving verplichtingen op te leggen aan uitkeringsgerechtigden. Het moet individueel, niet als voorwaarde vooraf, en op basis van inspannings- en geen resultaatsverplichting gebeuren. De heer Dijsselbloem is het daar helemaal mee eens, maar de cruciale zin in het advies van de Raad van State is: «Nagegaan zou kunnen worden, of reeds voldoende en consequent gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid.» De heer Dijsselbloem vindt dat dat niet zo is. Hij wil op dit punt verdergaande verplichtingen opleggen, niet aan de uitkeringsgerechtigden, maar aan de uitvoerders.
Ook op het punt van de verbrede leerplicht heeft de Raad van State geadviseerd. De heer Dijsselbloem deelt de analyse van de Raad van State dat het beter is er eerder bij te zijn. De Raad vindt dat invoering van een verbrede leerplicht in het kader van het huidige leerplichtstelsel niet mogelijk is. Hij begrijpt dat niet goed, en vraagt de mening van de minister hierover.
De minister komt met een tijdelijke regeling voor 2007, wat de heer Dijsselbloem een goede zaak vindt. Maar dan moet dat wel een eenvoudige, regelarme regeling zijn. Er is extra geld voor het invoeringstraject, waarvoor waardering. Maar is er extra geld voor de tijdelijke regeling, of gaat dat af van het budget voor de WI? Wat zijn de aantallen die voor 2007 van de gemeenten worden gevraagd? Wat is de juridische basis voor de tijdelijke regeling? Waarom is het de minister niet gelukt extra geld los te krijgen? Invoering per 1 januari 2007 lijkt hem moeilijk haalbaar. Is de minister bereid die datum te verschuiven naar bijvoorbeeld 1 maart 2007? De heer Dijsselbloem is voorlopig tevreden met de toezegging die de minister heeft gedaan inzake de motie op stuk nr. 104. Wel wil hij op de hoogte worden gehouden van het verloop hiervan.
De heer Dijsselbloem vraagt, of in de nieuwe regeling is bepaald dat gemeentes het geld kunnen besteden aan de voorbereiding van deelname aan het staatsexamen NT-2. Hoger insteken moet worden gestimuleerd. Is dat goed geregeld? Is het juist dat iemand die niet slaagt voor één van de onderdelen van het inburgeringsexamen, alles moet overdoen? Wat is de stand van zaken met betrekking tot het keurmerk, en ten aanzien van de goedkeuring van het transitiebudget door Europa?
Mevrouw Sterk (CDA) constateert dat deze zee te hoog was voor de minister. De wet waarom het gaat, is verworden tot een halve wet. Het is teleurstellend dat de Raad van State geen wettelijke basis ziet voor de resultaatverplichting voor de prioritaire groep oudkomers. Dat is vooral teleurstellend voor de jonge kinderen die thuis zitten en nog geen Nederlands woord leren voordat zij naar school gaan. Gelukkig heeft het kabinet positief gereageerd op het CDA-voorstel inzake een groep nul. Verder is het teleurstellend voor de moeders die nog steeds grote moeite zullen hebben met het zelf spreken van de Nederlandse taal.
Mevrouw Sterk vraagt, hoelang «tijdelijk» eigenlijk is. Kan de minister aangeven, uit welke onderdelen de wet zal bestaan? Horen daar de door de PvdA genoemde punten bij? Voor de tijdelijke regeling is een wijziging van de wet nodig. Hoe staat het met het budget? Kunnen mensen die een hoger niveau dan A1 halen, hun geld terug krijgen? Hoe groot acht de minister de kans dat een vrijwillige inburgeraar ervoor kiest, een overeenkomst te tekenen met daarin een mogelijke financiële sanctie? Wat het transitiebudget betreft, voelt mevrouw Sterk zich aan het lijntje gehouden. Er moet duidelijkheid van de Commissie komen voordat de wet ingaat, want dat heeft de minister steeds toegezegd.
Mevrouw Sterk stemt in met het door de minister voorgestelde onderzoek inzake de verklaring educatie, maar dan wel op korte termijn, liefst voor de beoogde ingangsdatum van de wet. Het halen van een startkwalificatie is cruciaal, daarin moet geïnvesteerd worden.
Mevrouw Van Miltenburg (VVD) benadrukt dat het advies van de Raad van State haar niet heeft verrast. Zij is tevreden dat de minister direct na ontvangst van het advies de Kamer heeft laten weten, het in zijn geheel over te nemen. Hoe staat het met de plannen om artikel 4 te schrappen? Hoe gaat de bekostiging van het vrijwillige traject verlopen? Hoe controleer je bij deze trajecten dat mensen niet alleen aan een cursus zijn begonnen, maar die ook succesvol hebben afgerond? Het gaat toch om het resultaat, en niet om de intentie. Ontstaat met de huidige systematiek niet de mogelijkheid voor gemeenten om min of meer geld te verdienen op de vrijwillige trajecten, wellicht zelfs ten koste van de inburgeraar? Hoe ziet de minister erop toe dat dit niet gebeurt? Wat gebeurt er als gemeenten besluiten, geen contract met de inburgeraars te sluiten, met verplichtende condities daarin? Mevrouw Van Miltenburg ontvangt signalen van gemeenten die menen dat zij de optie dat gemeenten de mogelijkheid hebben om aan het verlenen van bijstandsuitkeringen re-integratie-eisen te verbinden, niet kunnen uitvoeren. Kan de minister toezeggen hieraan ruim aandacht te besteden? De regering heeft ervoor gekozen, de vrijwillige inburgering voor maar één jaar vast te leggen. Blijkbaar wordt aangenomen dat de gekozen oplossing niet toekomstbestendig is. Wat is daarvoor wél nodig?
Mevrouw Van Miltenburg wordt door de voortgangsrapportage, de bijlage en gesprekken met gemeenten gesterkt in haar mening dat de WI, wanneer deze door de Eerste Kamer is gegaan, per 1 januari 2007 in werking kan treden. Maar de rapportage besteedt weinig aandacht aan de implementatie van de WI op de werkvloer. Heeft de minister zicht op de praktijk ten aanzien van de voorbereidingen? Een succesvolle uitwerking hangt van de gemeenten, en van de Informatiebeheergroep (IBG) af. Heeft de laatste zijn zaakjes op orde? Wordt de motie-Varela/Visser uitgevoerd? Kunnen belangstellenden zichzelf, in plaats van op een oproep van de gemeente te wachten, bij de gemeente melden, en is er dan ook de garantie dat zij snel worden geholpen? De WI is, hoewel het lang heeft geduurd, een behoorlijk huzarenstukje. Kan de minister bij benadering aangeven of het genoemde aantal van 450 000 potentiële inburgeraars als het gaat om het verplichte traject, nog steeds realistisch is, en op welke termijn krijgen zij een aanbod?
De heer Van der Staaij (SGP) vindt dat de twijfels van de Kamer door het advies van de Raad van State krachtig zijn bevestigd. Terecht wil de minister het kapstokartikel, in de plaats gekomen van het oorspronkelijke artikel 3, schrappen. Hij neemt aan dat dat nu snel kan gebeuren, maar het gevolg is wel dat nu sprake is van een uitgeklede wet. Hoe wordt verder gegaan met de genaturaliseerde oudkomers? Deze groep moet volgens hem wel in het vizier worden gehouden. Er moet nu adequaat en consequent worden ingezet op de door de Raad van State genoemde individuele inspanningsverplichting. Kan de minister zich daar sterk voor maken? Verbrede leerplicht voor verzorgende ouders is in het kader van het huidige leerplichtstelsel niet mogelijk, en kan volgens de Raad alleen worden ingevoerd buiten het huidige bestek van de leerplicht. Bestaan hierover al ideeën? Hij steunt de inzet om te komen tot een tijdelijke regeling, waarvan hij wel wil weten wat de juridische basis ervan is. Verder steunt hij het pleidooi van de gemeenten voor een«regelarmeregeling». Het moet gaan om een slimme, faciliterende regeling, waarin vrijwilligheid niet ontaardt in vrijblijvendheid. Daar moeten wel voldoende middelen voor beschikbaar worden gesteld.
De heer Van der Staaij vraagt aandacht voor de motie die hij als eerste heeft ondertekend over communicatie met de inburgeringsplichtigen. Hij is voorstander van het snoeien in het aantal specifieke uitkeringen, en alles zoveel mogelijk via het Gemeentefonds te laten verlopen. In dit verband verwijst hij naar de suggestie van de Raad voor de Financiële Verhoudingen. Erg blij is hij met het extra budget van 52 mln., maar is het wel toereikend?
Mevrouw Azough (GroenLinks) vindt dat de minister de indruk maakt dat zij op vrijwillige basis een rotsblok wil wegduwen. De wet is volgens haar nog niet klaar om per 1 januari 2007 te worden ingevoerd. Zij is blij dat haar fundamentele bezwaar tegen de wet – ongrondwettige discriminatie van genaturaliseerde Nederlanders – is verdwenen uit het wetsvoorstel. Zij vindt het zorgelijk dat het zoveel moeite heeft gekost om een door de Kroon beëdigde minister binnen de grenzen van de Grondwet te laten fungeren. Zij is voor een vrijwillige regeling, maar heeft toch nog enkele vragen daarover. Wat is de juridische onderbouwing van de tijdelijke regeling? Liever eerst voorleggen aan de Kamer, en vastlegging in een AMvB. Als dit een serieuze regeling is, moet er extra geld bij. Moet het argument van niet-verwijtbaarheid niet ook gelden voor de andere doelgroepen? Ook geldt de aangetoonde verwijtbaarheid niet voor de bepalingen van de nieuwe verblijfsrechtelijke sancties. Is de reactie van de minister over de doelgroepen wel in overeenstemming met het advies van de Raad van State? Wat vindt de minister van de brief van achttien hoogleraren, gericht aan de Eerste Kamer? Geeft de IND geen verkeerde informatie over ingezetenen van heidelanden? In hoeverre hoeven alle oudkomers die voor de inwerkingtreding van de WI vijf jaar rechtmatig in Nederland verbleven en voldeden aan de voorwaarden van de genoemde richtlijn, niet in te burgeren?
Mevrouw Azough vindt dat invoering per 1 januari 2007 onmogelijk is, als de minister tenminste vindt dat de wet gedegen moet worden ingevoerd, inclusief de vrijwillige regeling. Op het gebied van flexibele inburgering komt de minister haar toezeggingen niet na, wat ook blijkt uit haar reactie op de motie-Lambrechts, en uit de brief van de VNG hierover. Klopt het dat vrouwen die een aanbod krijgen via de Regeling inburgering allochtone vrouwen niet mee mogen doen aan geïntegreerde of duale trajecten, noch aan de staatsexamens NT-2? Kan de minister ingaan op de kwaliteit van het inburgeringsexamen? Hoe is de objectiviteit van de menselijke beoordelaars gegarandeerd? Wat is de kwaliteit van de zak- en slaaggrenzen voor elk afzonderlijk onderdeel? Zij neemt aan dat bij niet-slagen voor één onderdeel slechts dat ene onderdeel moet worden overgedaan. In het keurmerk wordt alleen over begeleiders gesproken, en niet over docenten. Wanneer kan de eerste evaluatie van het project plaatsvinden? Hoe komt het dat het transitietraject zo lang duurt? Wat betekent dit voor de uitvoering van de wet?
De minister bespeurt Kamerbrede steun voor de WI: 149 leden stemden voor. Voor de inburgeringsbehoeftigen waarop geen inburgeringsplicht kan worden toegepast, is de Regeling vrijwillige inburgering gemaakt. Daarmee wordt de oorspronkelijke doelgroep van de WI alsnog een kans geboden. De prioriteit daarbij ligt bij uitkeringsgerechtigde vrouwen en geestelijk bedienaren. Zij benadrukt dat de WI op 1 januari 2007 zal worden ingevoerd, evenals de Regeling vrijwillige inburgering. Vóór 1 januari 2007 is het contract met de gemeenten rond om bijna 7000 allochtone vrouwen extra te laten inburgeren. De minister onderstreept, heel druk te zijn met de laatste – zij beklemtoont dat woord – voorbereidingen. Inburgeringsplichtigen kunnen ook zelf starten, door middel van het aanvragen van een lening.
De minister deelt mee dat de Europese Commissie positief heeft beslist: er is sprake van staatssteun, maar die staatssteun is verenigbaar met het Europees recht. De Europese Commissie oordeelt dat de Nederlandse autoriteiten hebben voldaan aan de procedurele vereisten, en dat de maatregel staatssteun is in de zin van artikel 87, lid 1 van het EG-verdrag. Deze maatregel is echter wel verenigbaar, onder meer omdat sprake is van liberalisatie van een gereguleerde markt, en omdat de maatregel naar verwachting een bijdrage levert aan een hogere kwaliteit, een grotere kwantiteit, meer verscheidenheid en een lagere prijs. Een en ander sterkt de minister in de overtuiging dat dankzij de liberalisering van de markt de verstrekking van inburgeringscursussen zal verbeteren. Daarnaast beoordeelt de Europese Commissie dat onderwijs een hoeksteen is van de Lissabonstrategie, zodat alles wat door de lidstaten wordt ondernomen om deze gebieden te verbeteren moet worden aangemoedigd. De Europese Commissie stelt geen nadere voorwaarden aan de uitkering van het overgangsbudget, en in overleg met Onderwijs zal op korte termijn een overleg met de MBO-raad worden georganiseerd, waarbij nadere uitwerking en de beschikbaarheid van het budget aan de orde zullen komen.
De minister wijst er in reactie op de opmerkingen van mevrouw Vergeer op dat kan worden begonnen met 250 000 mensen. Daarnaast zijn 250 000 mensen inburgeringsbehoeftig, die op dezelfde manier worden gefaciliteerd als de inburgeringsplichtigen, zij het zonder resultaatsverplichting. Zij neemt afstand van de woorden van mevrouw Vergeer. Zij vindt het oprecht vervelend dat bij de aanvulling van de adviesaanvraag aan de Raad van State onduidelijkheid is ontstaan over de vraag, in hoeverre deze aanvulling ook betrekking had op het amendement op stuk nr. 77 van mevrouw Vergeer, iets wat de minister de Kamer in haar brieven van 2 september en 12 oktober heeft laten weten. In die laatste brief is tevens aangegeven dat het nu niet meer zinvol is om het amendement van mevrouw Vergeer alsnog voor advies naar de Raad van State te sturen. Na enige discussie wordt besloten dat de Kamer nu weer aan zet is om alsnog het advies van de Raad van State te ontvangen waarom in het amendement wordt gevraagd. De Financiële-verhoudingswet biedt wel een basis voor een tijdelijke ministeriële regeling, maar niet voor een AMvB. De minister is bereid daarover apart met de Kamer te spreken, maar dat mag de voortgang van de regeling niet ophouden, aangezien gemeenten moeten weten waar zij aan toe zijn. Zij heeft er alle vertrouwen in dat ook de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer tijdig zal plaatsvinden.
De minister benadrukt dat de uitvoeringsregelingen op schema liggen. Een dezer dagen brengt de Raad van State advies uit over het Besluit Inburgering, dat rond 1 december in het Staatsblad kan worden gepubliceerd. De ministeriële regeling inburgering is recentelijk in consultatie geweest, en wordt momenteel aangepast. Deze regeling kan rond 1 december in de Staatscourant worden geplaatst. Dat geldt ook voor de Regeling vrijwillige inburgering 2007, waarover de Kamer al in de brief van 12 oktober is geïnformeerd. Daarin is de minister ook ingegaan op de stand van zaken met betrekking tot de voorbereiding van de uitvoering van de wet, waaronder de informatievoorziening en de automatisering. De minister onderstreept dat 1 januari haalbaar is. Gemeenten zijn de afgelopen maanden ondersteund door het frontoffice inburgering, en dat zal ook de komende maanden gebeuren. Eind september is op de website «Handig» (HANDreiking Inburgering voor Gemeenten) een voorbeeldverordening geplaatst, zodat gemeenten drie maanden de tijd hebben om een inburgeringsverordening op te stellen.
Inburgeringsplichtigen die zelf willen starten, kunnen dat op 1 januari doen. De leenfaciliteit daarvoor is gereed. Inburgeringsplichtingen die direct examen willen doen, kunnen dat ook. Voor gemeenten die een inburgeringsvoorziening aan sommige groepen inburgeringsplichtigen moeten aanbieden, gelden de volgende wettelijke termijnen. Voor de nieuwkomer/gezinshereniger die op 2 januari een verblijfsvergunning heeft gekregen, en voor de asielgerechtigde nieuwkomer die op 2 januari is uitgeplaatst naar een gemeente, begint de handhavingstermijn van drieënhalf, c.q. vijf jaar te lopen op 2 januari. Gemeenten dienen deze nieuwkomers binnen zes weken na 2 januari op te roepen voor een onderzoek. Binnen acht weken na dat onderzoek moet het college een inburgeringsvoorziening voor asielgerechtigde nieuwkomers bij beschikking vaststellen. Binnen de maximale termijn van drie maanden moet er een gemeentelijke verordening zijn, omdat de beschikking mede op basis van de gemeentelijke verordening wordt afgegeven. De beschikking moet aangeven, welke cursus de asielgerechtigde nieuwkomer moet volgen. De start van die cursus kan zelfs nog op een later moment liggen.
De minister geeft aan dat voor oudkomers andere termijnen gelden. De gemeente bepaalt voor de oudkomer zelf wanneer deze inburgeringsplichtigen worden opgeroepen voor een intake, voor een onderzoek naar de inburgeringsplichtigheid en voor het doen van een aanbod. Daarvoor zijn geen wettelijke termijnen. Gelet op de grote groep oudkomers hebben gemeenten immers de bevoegdheid, deze grote groep gefaseerd op te roepen. Indien de oudkomer door de gemeente is opgeroepen, moet de gemeente binnen acht weken na het onderzoek haar aanbod bij beschikking vaststellen. Daarin wordt tevens bepaald, wanneer de handhavingstermijn voor de oudkomers gaat lopen. Gemeenten hebben dus zelf in de hand om de intake van oudkomers af te stemmen op de gemeentelijke situatie. Het beeld dat gemeenten niet op 2 januari kunnen starten, omdat inburgeringsplichtigen op dat moment nog geen inburgeringsvoorziening kan worden aangeboden, is volgens de minister onjuist. Ook de geluiden dat gemeenten niet kunnen starten omdat de aanbestedingsprocedure op 2 januari nog niet is afgerond, zijn onjuist. Voor de gemeenten is er pas een wettelijke verplichting om een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan nieuwkomers binnen drie maanden na inwerkingtreding van de wet. Recentelijk zijn gemeenten over de verplichte en de vrijwillige inburgering geïnformeerd als het gaat om de indicatieve budgetten voor 2007. Uitstel van inwerkingtreding levert een gebroken boekjaar op, een heel groot probleem voor de uitvoering. Bovendien is continuïteit van de inburgering van groot belang.
De minister benadrukt dat voor personen die de inburgering zelf ter hand nemen, de leen- en vergoedingsfaciliteit zijn opengesteld voor hogere niveaus. Zij kunnen dus in één keer gebruik maken van deze faciliteiten om examen te doen op een hoger niveau. Voor personen die een aanbod van de gemeenten ontvangen, heeft de minister samen met de staatssecretaris van OCW ervoor gezorgd dat het stelsel van inburgering tot en met niveau 2 en educatie – de niveaus 3 tot en met 5 – naadloos op elkaar aansluiten, zodat niemand buiten de boot valt. De gemeente heeft alle beleidsvrijheid om iedereen te bedienen om het geambieerde niveau te behalen. De middelen voor inburgering en educatie kunnen door de gemeente complementair worden gecombineerd. Personen die een hoger niveau ambiëren, wordt niets in de weg gelegd. Niemand wordt teruggezet, er geldt maatwerk. Als een persoon in een voorziening niveau 2 bereikt, wordt dat gemarkeerd met het behalen van het inburgeringsexamen. Vervolgens gaat die persoon, zijn ambitie volgend, verder met niveau 3. Dat deel van de voorziening bekostigt de gemeente vanuit de WEB. Mocht het gecombineerde niveau te hoog gegrepen zijn, en mocht de persoon zakken voor het staatsexamen, dan heeft hij of zij in elk geval het inburgeringsexamen behaald, en hoeft hij niet terug om alsnog aan de inburgeringseisen te voldoen. Het tussentijds behalen van examens om bereikte niveaus te markeren, is parallel aan het systeem van andere onderwijssectoren.
De minister geeft aan dat het frontoffice inburgering wel informatie verstrekt over de hogere kwalificaties, bijvoorbeeld via de leergang, de inburgeringscafé’s en het accountmanagement. Verder verwijst het frontoffice naar de website van het servicepunt arbeidsmarkt, gericht op inburgering, re-integratie en het behalen van de startkwalificatie. Zij is blij dat de Kamerleden het verstandig vinden om een onderzoek naar de verklaring educatie te verrichten, een onderzoek dat wel zorgvuldig zal gebeuren. Een doorlooptijd van tweeënhalve maand lijkt haar daarom kort. Artikel 4 van het wetsvoorstel zal worden geschrapt, maar niet via een novelle: het wetsvoorstel wordt niet gewijzigd, maar de wet. Er wordt gewerkt via deelcertificaten, voor in totaal vier onderdelen. Als je voor één van de vier onderdelen zakt, hoef je niet alles over te doen, maar alleen dat ene onderdeel.
De minister onderstreept dat de uitvoeringspraktijk kan worden verscherpt. Zij heeft meer tijd nodig om de wens van de heer Dijsselbloem te onderzoeken. Eventueel is wijziging van de socialeverzekeringswetgeving noodzakelijk. Zij vindt het een interessante gedachte en kan zich voorstellen dat deze wordt meegenomen door het nieuwe kabinet bij de voorbereiding van de nieuwe wet. Hoofdzaak is wel dat werk boven inburgering gaat. De tijdelijke regeling is gebaseerd op de Financiële-verhoudingswet. Waarom geen juridische basis in de WI? Het gaat om een tijdelijke regeling, op basis waarvan de vrijwillige inburgering van start kan gaan. Tegelijkertijd wordt gestart met de voorbereiding van een structurele regeling. Artikel 17, lid 5 van de Financiële-verhoudingswet zegt dat eenmalige specifieke uitkeringen aan gemeenten bij ministeriële regelingen mogen worden geregeld. De tijdelijke regeling heeft voorlopig een looptijd van een jaar. Zodra er structurele voorzieningen zijn getroffen voor vrijwillige inburgering, is de tijdelijke regeling niet meer nodig. De inburgeringsvoorzieningen die op basis van deze regeling worden verstrekt, kunnen zelfs doorlopen tot en met 31 december 2009. Het streven is en blijft erop gericht om in 2007 tussen de 81 000 en de 84 000 mensen te laten starten. Als de ambities niet in de pas lopen met het financiële kader, is de minister bereid daarover overleg te voeren met Financiën. Het totale budget is overigens gebaseerd op 500 000 deelnemers.
De handhaving van de WI is als volgt geregeld. De wet kent geen bestuurlijke boetes, maar er wordt wel een overeenkomst gesloten tussen het college en de deelnemer die de inburgeringsvoorziening aanvaardt. In die overeenkomst worden de rechten en de plichten van de deelnemer opgenomen, alsmede de gevolgen. Daarbij kan worden gedacht aan een privaatrechtelijke boete bij verzuim en uitval, en bij het niet deelnemen aan het inburgeringsexamen, of aan een terugbetaling van een deel van de kosten. Het sluiten van een overeenkomst is een van de voorwaarden van de regeling. Bovendien is het sluiten van een overeenkomst een prestatie-indicator voor financiering bij de gemeente. De regeling is volgens de minister voldoende aantrekkelijk voor oudkomers. De bekostiging van de tijdelijke regeling is gelijk aan de systematiek van de bekostiging van de WI: financiering op output, en controle op succes. Mensen kunnen zich melden, en de minister hoopt dat dat in grote getalen zal gebeuren. Er wordt naar gestreefd de tijdelijke regeling een regelarme regeling te maken. Het opleggen van een bestuurlijke boete is alleen mogelijk als sprake is van verwijtbaarheid. Bij niet-verwijtbaarheid kunnen gemeenten termijnen verlengen en ontheffingen verlenen. Het aantonen van de afwezigheid van schuld ligt bij de inburgeringsplichtige. Inmiddels is een eerste ontwerp voor een inburgeringsmonitor ontwikkeld; zij kan voor het eerst in de zomer van 2007 worden toegepast. De uitvoering van de motie-Varela/Visser wordt qua mogelijkheden verkend met andere departementen. De minister zal hierover met een nader voorstel komen. In de memorie van toelichting is aangegeven dat de regering in de associatieakkoorden geen beletselen ziet om het nieuwe inburgeringsstelsel toe te passen op derdelanders. De Raad van State heeft daar in zijn advies van 1 juli 2005 geen kanttekeningen bij geplaatst. In het advies van 3 augustus 2006 is door de Raad niet voorzien in een nadere onderbouwing. De minister geeft aan dat de Regeling allochtone vrouwen het gemeenten mogelijk maakt om maatwerk te leveren. Zij gaat ervan uit dat het laatste woord over de verbrede leerplicht – de Raad van State heeft daarvan gesteld dat deze niet effectief is – zeker nog niet is gezegd. De kwaliteit van de beslissingen van menselijke examinatoren wordt gewaarborgd door het toezicht door het Kwaliteitscentrum examinering (KCE), door het geven van trainingen, en door de verplichting om via vaste procedures te werken, gecontroleerd door het KCE. Bij het elektronische praktijkexamen wordt getoetst wat in het praktijkexamen ook wordt getoetst. De minister zegt toe dat zij zal laten nagaan of de informatie op de IND-website is geactualiseerd.
Mevrouw Vergeer (SP) vindt het goed dat er een tijdelijke regeling komt, maar het is twijfelachtig, welke ambities daarmee nog kunnen worden waargemaakt. Daarom moet die regeling zeker aan de Tweede Kamer worden voorgelegd, ook in verband met de financiering. Verder is twijfelachtig wie er nog onder de WI valt. Het lijkt erop dat de minister erop aanstuurt dat de rechter dat moet gaan uitmaken. Duidelijk is dat moet worden gekomen tot aanscherping van de socialezekerheidswetten, en tot aanpassing van een aantal onderwijswetten. De slaagplicht compliceert het hele stelsel. Zij vraagt om een reactie van de minister op de brief van de achttien hoogleraren.
De heer Dijsselbloem (PvdA) vindt het opmerkelijk dat er al een jaar na 1 januari 2007 een nieuwe wet moet komen. Wat hem betreft moet die wet omvatten: aanscherping van de socialezekerheidswetgeving, waar het gaat om verplichtingen van de uitvoerders, en mogelijk ook de verbrede leerplicht. Hij adviseert de minister nog steeds te kiezen voor de weg van de novelle. Insteken op een hoger niveau moet volgens hem mogelijk zijn. Dat dat niet kan, is volgens hem een gevolg van de verkokering.
Mevrouw Sterk (CDA) is blij dat het transitiebudget nu tot een goed einde is gebracht, voor het ingaan van de wet. Zij gaat ervan uit dat in de wet die wordt voorbereid, vooral wordt ingestoken op de verbrede leerplicht, inclusief groep nul, en de socialezekerheidswetgeving. Het is een uitdaging om ervoor te zorgen dat die wet er ook daadwerkelijk voor 2008 gereed is. Zij spreekt er haar ongenoegen over uit dat mensen met ambitie worden geremd, doordat twee ministeries het niet met elkaar eens kunnen worden over de financiën, waardoor het uiteindelijk duurder wordt. Wil de minister nog eens kijken naar het verschil tussen oudkomers zonder en met een Nederlands paspoort? Beiden moeten een eigen bijdrage betalen als zij een aanbod van de gemeente krijgen, maar de eersten krijgen het verschuldigde bedrag wel terug als zij op A2-niveau komen, en de laatsten niet.
Mevrouw Van Miltenburg (VVD) kijkt uit naar het nadere uitwerkingsvoorstel van de motie-Varela/Visser. Hoe stelt de minister vast dat het misgaat bij de gemeenten, en wanneer grijpt zij in?
De heer Van der Staaij (SGP) steunt het streven om de wet per 1 januari 2007 in te voeren, hoewel de Eerste Kamer nog een inhoudelijk oordeel moet vellen over het wetsvoorstel. De tijdelijke regeling is een soort noodverband, zodat het van groot belang is om zo spoedig mogelijk duidelijkheid te krijgen over hoe daarna verder. Ook de nu al bestaande socialezekerheidswetten moeten daarbij worden aangewend. In hoeverre kan de tijdelijke regeling ten gevolge hebben dat mensen die willen inburgeren, om financiële redenen daarvan moeten afzien?
Mevrouw Azough (GroenLinks) is blij met de duidelijkheid over het transitietraject. Zij houdt staande dat zij de invoeringsdatum van 1 januari 2007 heel opmerkelijk vindt en hoopt dat de minister gelijk krijgt met haar optimisme op dit punt. De ambitie van nieuw- en oudkomers is niet gehonoreerd, waarmee de minister haar beloften niet nakomt. Zij vraagt zich af of de doelgroep zo is afgebakend als de minister stelt.
De minister vond de brief van de achttien hoogleraren verrassend. Sommige van deze respectabele hoogleraren zijn deskundig op terreinen die niet veel te maken hebben met inburgering. Zij zal een fatsoenlijke brief terugsturen, met antwoorden op de gestelde vragen. Zij zegt toe overleg met de staatssecretaris van OCW te zullen gaan voeren over het door de heer Dijsselbloem genoemde onderscheid tussen twee groepen. De daarvoor beschikbare budgetten zijn niet ontschot, wat in het belang is van de inburgeraars. De Kamer zal zo spoedig mogelijk op de hoogte worden gebracht van het resultaat van dat overleg.
De minister zegt toe dat zij de vraag van mevrouw Sterk over de eigen bijdrage schriftelijk zal beantwoorden. Het servicecentrum inburgering van de IBG kan vanaf 1 januari 2007 de taken naar behoren uitvoeren. Het examen kan op 1 januari 2007 op zes locaties in het land worden afgenomen, leningen en vergoedingen kunnen worden aangevraagd en uitbetaald, en gemeenten kunnen via de portal gegevens raadplegen en registreren. Het prestatiecontract met de IBG wordt op heel korte termijn afgesloten. De term «begeleiders» moet heel breed worden gezien, daaronder worden ook de NT2-docenten verstaan, en andere gekwalificeerde opleiders, zoals trainers. Ook op de vraag over de richtlijn zal de minister schriftelijk terugkomen. De minister zegt toe, een afschrift van de brief aan de achttien hoogleraren aan de Kamer te zullen zenden, hoewel eerst het debat in de Eerste Kamer moet worden afgewacht. Zij zal de vinger aan de pols houden bij de gemeenten. Als gemeenten geen overeenkomsten afsluiten, wordt ingegrepen.
– Er komt overleg tussen minister Verdonk en de staatssecretaris van OCW over inburgeraars die op een hoger niveau examen kunnen doen.
– De minister zal vragen van mevrouw Azough en mevrouw Sterk schriftelijk beantwoorden.
– Er komt een nader voorstel over de uitvoering van de motie-Visser/Varela.
Samenstelling:
Leden: Klaas de Vries (PvdA), Kalsbeek (PvdA), voorzitter, Hofstra (VVD), Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Arib (PvdA), Bussemaker (PvdA), Kant (SP), Wilders (Groep Wilders), Örgü (VVD), Balemans (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Çörüz (CDA), ondervoorzitter, Vergeer (SP), Lazrak (Groep Lazrak), Ferrier (CDA), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Haersma Buma (CDA), Sterk (CDA), Varela (LPF), Algra (CDA), Eski (CDA), Nawijn (LPF), Visser (VVD), Azough (GroenLinks), Jonker (CDA), Meijer (PvdA) en Özütok (GroenLinks).
Plv. leden: Stuurman (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Weekers (VVD), Dittrich (D66), Leerdam (PvdA), Wolfsen (PvdA), Depla (PvdA), Gerkens (SP), Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Van Egerschot (VVD), Albayrak (PvdA), Koopmans (CDA), Van Velzen (SP), Jan de Vries (CDA), Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Van Bochove (CDA), Kraneveldt (LPF), Van de Camp (CDA), Rambocus (CDA), Blok (VVD), Bibi de Vries (VVD), Halsema (GroenLinks), Eijsink (PvdA) en Van Gent (GroenLinks).
Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Van Bommel (SP), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (ChristenUnie), Vergeer (SP), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Aptroot (VVD), voorzitter, Smeets (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Leerdam (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Van Dam (PvdA), Visser (VVD), Azough (GroenLinks), Roefs (PvdA) en Jungbluth (GroenLinks).
Plv. leden: Ferrier (CDA), Bakker (D66), Bussemaker (PvdA), Brinkel (CDA), Griffith (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Hermans (LPF), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Van Aartsen (VVD), Verbeet (PvdA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), Szabó (VVD), Meijer (PvdA), Nijs (VVD), Halsema (GroenLinks), Kalsbeek (PvdA) en Vendrik (GroenLinks).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30308-120.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.