30 308
Regels inzake inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering)

nr. 110
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 oktober 2006

Bij brief van de Algemene Commissie voor Integratiebeleid van 21 september jl. heeft de commissie aangegeven, in verband met het algemeen overleg van 18 oktober over het nadere advies van de Raad van State inzake de toekomstige Wet inburgering (hierna: WI), geïnformeerd te willen worden over de volgende onderwerpen:

• de aanvullende maatregelen om de resterende inburgeringsproblematiek met inachtneming van het advies van de Raad van State terug te dringen;

• de stand van zaken met betrekking tot de voorbereiding van de uitvoering van de Wet inburgering, bijvoorbeeld ten aanzien van de zorgen die meermaals door de VNG zijn geuit inzake de informatievoorziening en automatisering;

• het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen d.d. 17 augustus 2006 inzake Hoofdstuk 7, Financiële bepalingen, van het ontwerp-Besluit inburgering.

Voorts heeft de Algemene Commissie voor Integratiebeleid bij brief van 11 oktober jl. verzocht om het amendement nr. 77 van mw. Vergeer alsnog voor advies naar de Raad van State te sturen.

Aanvullende maatregelen inburgering

De Raad van State heeft in zijn advies van 3 augustus 2006 (No. W03.06.0236/l) geconcludeerd dat de resultaatgerichte inburgeringsplicht kan worden opgelegd aan onderdanen van derde landen. Bovendien is de Raad van State van mening dat inburgering voor bepaalde categorieën genaturaliseerde Nederlanders een gerechtvaardigd doel zou dienen, maar dat een plicht voor deze categorieën genaturaliseerde Nederlanders in strijd zou zijn met het gelijkheidsbeginsel. Zoals ik in mijn brief van 25 augustus 20061 heb aangegeven, zal ik deze conclusie volgen en daarom geen voordracht doen voor een algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 4 van het gewijzigde wetvoorstel inburgering. In verband met het vervallen van de mogelijkheid om Nederlandse onderdanen tot inburgering te verplichten is een voorstel tot wijziging van de Wet inburgering en de Wet educatie en beroepsonderwijs inmiddels voor advies naar de Raad van State gezonden.

Ten aanzien van diegenen die niet onder de inburgeringsplicht van de WI zullen vallen blijft echter de dringende maatschappelijke noodzaak en de breed gedragen politieke wens bestaan om ook hun inburgeringsachterstanden, voor zover aanwezig, te verminderen.

De Raad heeft er in zijn advies op gewezen dat de inburgeringsproblematiek niet is beperkt tot de drie categorieën genaturaliseerde Nederlanders, maar zich even goed kan voordoen onder andere Nederlanders, andere EU-burgers en die onderdanen van derdelanden die wegens internationaal-rechtelijke bepalingen niet tot inburgering kunnen worden verplicht.

Bovendien is van belang dat er mogelijkheden blijven bestaan om ook niet-inburgeringsplichtigen te laten inburgeren. In mijn brief van 25 augustus jl. heb ik aangegeven dat het kabinet hiervoor aanvullende maatregelen voorbereidt. De uitwerking van de aanvullende maatregelen zal in lijn zijn met de opmerkingen van de Raad van State in zijn advies van 3 augustus jl. De aanvullende maatregelen zullen dan ook geen inburgeringsverplichting inhouden voor inburgeringsbehoeftigen op basis van hun afkomst, hun nationaliteit of de wijze waarop die is verkregen.

Om de continuïteit in de aanpak van de inburgeringsachterstanden te borgen zullen deze aanvullende maatregelen voor 2007 hun neerslag vinden in de vorm van een tijdelijke ministeriële regeling voor vrijwillige inburgering.

Deze regeling is momenteel in voorbereiding en zal tegelijk met de WI op 1 januari 2007 in werking treden. Over de hoofdlijnen van de regeling heb ik u reeds geïnformeerd in mijn brief van 6 oktober jl. Voor een structurele regeling van de vrijwillige inburgering is meer voorbereidingstijd nodig. Het is aan het volgende kabinet om zo’n regeling in te dienen.

De Regeling vrijwillige inburgering 2007 zal het mogelijk maken dat gemeenten inburgeringsvoorzieningen aanbieden aan inburgeringsbehoeftigen die niet op grond van de WI inburgeringsplichtig zijn. De criteria voor de inburgeringsbehoeftigheid zijn gelijk aan die van de WI. Inburgeringsbehoeftig is diegene die minder dan acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in Nederland heeft verbleven en niet beschikt over diploma’s, certificaten of andere documenten als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, van de WI, zoals die nader zijn uitgewerkt in het ontwerp-Besluit inburgering.

Tot de doelgroep van de regeling behoren rechtmatig in Nederland verblijvende niet-inburgeringsplichtige inburgeringsbehoeftigen van 16 jaar en ouder, die niet volledig leerplichtig zijn en die niet een opleiding volgen waarvan de afronding leidt tot uitreiking van een diploma, certificaat of ander document op grond waarvan men niet inburgeringsbehoeftig is. De doelgroep zal in de regeling nader worden afgebakend.

Gemeenten mogen binnen deze doelgroep zelf bepalen aan wie ze een aanbod doen. Wel zal worden gestimuleerd dat prioritaire groepen bij voorkeur met voorrang een aanbod voor een inburgeringsvoorziening wordt gedaan. Deze prioritaire groepen zijn: inburgeringsbehoeftigen die uitkeringsgerechtigd zijn, inburgeringsbehoeftigen zonder inkomsten uit arbeid en uitkering en inburgeringsbehoeftigen die geestelijk bedienaar zijn.

Voor diegenen die niet-inburgeringsbehoeftig zijn en diegenen die niet-inburgeringsplichtig zijn, staat de weg van de educatiemiddelen op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) open. Dit geldt ook voor de inburgeringsbehoeftigen die een inburgeringsvoorziening op grond van de in voorbereiding zijnde Regeling vrijwillige inburgering 2007 hebben ontvangen, maar het inburgeringsexamen niet hebben behaald.

De inburgeringsvoorziening leidt op tot het inburgeringsexamen, bedoeld in de WI, en bevat aldus in ieder geval de onderdelen Nederlandse taal, Kennis van de Nederlandse samenleving en het eenmaal kosteloos afleggen van het inburgeringsexamen. De vrijwilligheid van de inburgering komt tot uiting in het feit dat er geen sprake is van een inburgeringsplicht die inhoudt dat het inburgeringsexamen moet worden behaald. De inburgeringsbehoeftige hoeft het aanbod van de gemeente niet te accepteren. Aan het weigeren van het aanbod zijn geen consequenties verbonden. Heeft de vrijwillige inburgeraar het aanbod geaccepteerd dan sluit het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente een overeenkomst met hem. In deze overeenkomst worden rechten en plichten van de deelnemer opgenomen en de hieraan verbonden sancties bij niet nakoming.

Om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de systematiek van de WI wordt gedacht aan de betaling van een eigen bijdrage die ook verschuldigd is door inburgeringsplichtigen die een dergelijke inburgeringsvoorziening hebben aanvaard (vgl. artikel 23 van de Wet inburgering) om zo de eigen verantwoordelijkheid van de deelnemer te benadrukken en de vrijblijvendheid terug te dringen (zie ook de Kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Blok). Dit voornemen is eveneens opgenomen in de toelichting bij het eerder genoemde wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet inburgering en de Wet educatie en beroepsonderwijs. Hierdoor wordt de Raad van State in de gelegenheid gesteld om dit onderdeel in haar advies te betrekken.

De Regeling vrijwillige inburgering 2007 zal zoveel mogelijk het doel, de inhoud en de systematiek van de WI volgen om de uitvoering door gemeenten niet onnodig te belasten. Tevens wordt voortgebouwd op de geldende Regelingen inburgering allochtone vrouwen G31 en niet-G31, waarmee gemeenten inmiddels zijn gestart. De bekostiging voor de G31 loopt mee in de brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid in het kader van het Grotestedenbeleid. De gemeenten zijn bij brief van 6 oktober jl. geïnformeerd over de indicatieve budgetten die voor hen in 2007 beschikbaar zijn voor de inburgering op grond van de WI en de hier beschreven regeling voor vrijwillige inburgering.

Amendement nr. 77 van mw. Vergeer

Amendement 77 strekte ertoe dat de inburgeringsplicht voor de drie categorieën genaturaliseerde Nederlanders blijft bestaan, maar dat de verplichting om het inburgeringsexamen te behalen en de mogelijkheid om bij niet-naleving van deze verplichting een bestuurlijke boete op te leggen, vervallen. Wel zou de resterende leerverplichting met de inburgeringsvoorzieningen worden gefaciliteerd.

In een dergelijk stelsel ondervindt degene die wel aan deze leerverplichting onderworpen is, geen consequenties indien hij daaraan niet wenst te voldoen. Het gaat dan ook niet zozeer om een verplichting zoals we die kennen in het nieuwe inburgeringsstelsel, maar meer om de facilitering van de inburgering van hen ook willen inburgeren. De aanvullende maatregelen voor 2007 zoals die hiervoor in deze brief zijn beschreven, hebben voor inburgeringsbehoeftige Nederlanders grotendeels hetzelfde effect, zij het dat bij de aanvullende maatregelen niet wordt gesproken van een inburgeringsplicht, maar van facilitering van inburgering op vrijwillige basis. Daarmee vertonen de aanvullende maatregelen ter facilitering van inburgering op vrijwillige basis grote overeenkomsten met hetgeen mevrouw Vergeer met haar amendement kennelijk voor ogen stond.

Daarbij wijs ik er op dat in het advies van de Raad van State duidelijk tot uitdrukking komt dat een inburgeringsverplichting, die wel geldt voor de drie categorieën genaturaliseerde Nederlanders en niet voor andere Nederlanders en andere EU-burgers, de toets aan het gelijkheidsbeginsel niet kan doorstaan. Hierbij acht ik ook van belang dat de Raad bij de «verbrede leerplicht» aantekent dat die, indien vooraf bepaalde groepen worden aangewezen waaraan een verbrede leerplicht zou worden opgelegd (bijvoorbeeld bepaalde categorieën genaturaliseerde Nederlanders), onherroepelijk zou leiden tot strijd met het gelijkheidsbeginsel. Om die reden worden de inburgeringsvoorzieningen in het kader van de aanvullende maatregelen met ingang van 1 januari 2007 in beginsel opengesteld voor iedereen die, ongeacht de nationaliteit en ongeacht de wijze waarop die nationaliteit is verkregen, wel inburgeringsbehoeftig maar niet inburgeringsplichtig is. Daartoe behoren derhalve, naast de drie categorieën genaturaliseerde Nederlanders die in amendement 77 onder de leerverplichting zouden vallen, ook andere Nederlanders, andere EU- en EER-onderdanen en niet-inburgeringsplichtige onderdanen van derde landen (zie artikel 5, tweede lid, van het wetsvoorstel inburgering), voor zover die inburgeringsbehoeftig zijn.

Hoewel ik betreur dat bij de aanvulling van de adviesaanvraag aan de Raad van State onduidelijkheid is ontstaan over de vraag in hoeverre deze aanvulling ook betrekking had op het amendement van mevrouw Vergeer (nr. 77), acht ik het bij deze stand van zaken minder zinvol om dat amendement separaat voor advies aan de Raad voor te leggen.

De stand van zaken met betrekking tot de voorbereiding van de uitvoering van de Wet inburgering

Ministeriële regeling

Bij de totstandkoming van de ontwerp-Regeling inburgering zijn, zoals aangegeven in mijn brief van 2 juni jl.1, de VNG/Gemeenten, de IB-Groep en de IND betrokken geweest.

De ontwerp-Regeling inburgering is op 15 september jl. ter consultatie aangeboden aan de meest relevante uitvoeringsinstanties2. Tegelijkertijd is de ontwerp-regeling op de website «www.Handreikinginburgeringgemeenten.nl» (HANDIG) geplaatst. Bedoelde uitvoeringsinstanties hebben gelegenheid om hun commentaar kenbaar te maken tot 16 oktober a.s. Daarna zal worden bezien op welke wijze de ontwerp-regeling aanpassing behoeft. De ontwerp-Regeling inburgering is naar verwachting medio november afgerond.

Het (medisch) protocol ten behoeve van de ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van artikel 6 van het wetsvoorstel is in concept gereed en zal deel uit maken van de Regeling inburgering.

De trainingen voor de onafhankelijk artsen (medisch adviseurs) die een advies zullen afgeven in het kader van de ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van lichamelijke of psychische belemmeringen of een verstandelijke handicap, zijn inmiddels gestart.

Inburgeringsexamen

Het centraal deel van het inburgeringsexamen bestaat uit het elektronisch praktijkexamen, het examen Kennis van de Nederlandse samenleving en de Toets Gesproken Nederlands. De technische systemen voor de afname van deze examenonderdelen zijn getest. Op dit moment worden onderzoeken uitgevoerd op basis waarvan de zak/slaaggrens voor de examens wordt vastgesteld. De instrumenten voor het decentrale praktijkexamen (portfolio, assessments) zijn nagenoeg gereed. Van de korte vrijstellingstoets is ook het technische toetssysteem getest en worden thans eveneens de onderzoeken uitgevoerd om de zak- en slaaggrens te bepalen.

Examenlocaties

Het afleggen van het inburgeringsexamen kan per 2 januari 2007 op de volgende zes locaties: Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Zwolle, Eindhoven en Nijmegen. In november worden de locaties getest voor het afleggen van examens. Afhankelijk van het aantal examenkandidaten is met de IB-Groep afgesproken dat uitbreiding van het aantal locaties plaatsvindt.

Aanwijzing en toezicht op exameninstellingen

In het wetgevingsoverleg (d.d. 12/21 juni jl.) met uw Kamer heb ik aangegeven dat ik het Kwaliteitscentrum Examinering zal vragen om met een voorstel te komen om de aanwijzing van en het toezicht op de exameninstellingen te verzorgen. Inmiddels zijn met het KCE afspraken gemaakt over de wijze waarop de aanwijzing van exameninstellingen wordt geregeld.

Vanaf 1 november 2006 kunnen gegadigden zich melden bij KCE om de procedure voor aanwijzing te starten. De formele aanwijzing geschiedt op het moment dat de WI in werking treedt.

Over de precieze vormgeving van de toezichtarrangementen zal ik nog verder overleggen met KCE. Het ontwerp-Besluit en de ontwerp-Regeling inburgering zullen met het oog op de aanwijzing van een toezichthouder gewijzigd worden. Daarmee is er een juridische basis geschapen voor de aanwijzing en het toezicht. Bij deze wijzigingen wordt overigens nauw aangesloten bij de wijze waarop de taken van het KCE op grond van de WEB gereguleerd zijn.

Leningen en vergoedingen

De faciliteiten lening en vergoeding zijn geregeld in de wet, het besluit en de ministeriële regeling. De faciliteiten voor het verstrekken van lening en vergoeding zijn gereed. Vanaf 2 januari 2007kunnen leningen worden aangevraagd en uitbetaald en vergoedingen worden uitgekeerd.

Informatiesystemen

Op 1 juli jl. is de eerste versie van het Bestand Potentiële Inburgeringsplichtigen (BPI) en het Informatiesysteem Inburgering (ISI) opgeleverd. Met deze versie van de informatiesystemen zijn succesvol acceptatietests uitgevoerd (technische testen en gebruikersacceptatietesten). Op 1 oktober 2006 is de bouwfase van de tweede versie van het BPI en het ISI afgerond. Deze versie bevat alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het functioneren van het inburgeringsstelsel vanaf januari 2007.

De systemen worden op 1 december 2006 in productie genomen. De IB-Groep gebruikt de maand december voor het voorbereiden van de productiesystemen op de uitvoering per 2 januari 2007.

Aanvullend op het ontwerp-Besluit inburgering bevat de ministeriële regeling een bijlage waarin voor het BPI en het ISI is vastgelegd welke gegevens door en aan welke instantie worden geleverd, de termijn van aanlevering en de wijze van aanlevering.

Diploma- en inschrijvingsregister

Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet zijn alle personen die volgens het diplomaregister van de IB-Groep beschikken over een diploma dat vrijstelt van de inburgeringsplicht of die volgens het inschrijvingsregister zijn ingeschreven bij een opleiding uit het BPI verwijderd. Voor dit doel zijn de relevante diploma’s, voor zover centraal vastgelegd en gearchiveerd bij de IB-Groep, inmiddels gedigitaliseerd.

Portal Inburgering

De Portal Inburgering, een applicatie waarmee de gemeenten de gegevens in het BPI en het ISI kunnen benaderen (raadplegen en muteren), is gerealiseerd, evenals de infrastructuur voor het toegankelijk maken van de Portal voor gemeenten (Suwinet).

De IB-Groep en de Frontoffice Inburgering verzorgen in de tweede helft van november opleidingen voor gemeenteambtenaren over het gebruik van de Portal. De Portal is voor alle gemeenten vanaf 2 januari 2007 beschikbaar.

Cliëntvolgsystemen

De IB-Groep en het ministerie van Justitie faciliteren gemeenten in het realiseren van de koppeling van de eigen cliëntvolgsystemen met het BPI en het ISI. De IB-Groep heeft aan de leveranciers van de cliëntvolgsystemen een overzicht met de benodigde gegevensspecificaties verstrekt. Op basis van dit overzicht kunnen de leveranciers de huidige cliëntvolgsystemen aanpassen. Circa honderdtwintig gemeenten hebben een cliëntvolgsysteem.

Ook zonder de koppeling met de cliëntvolgsystemen kunnen gemeenten overigens de systemen van de IB-Groep via de Portal Inburgering raadplegen en muteren.

Prestatiecontract

In een prestatiecontract worden de afspraken tussen het ministerie van Justitie en de IB-Groep vastgelegd over de uitvoering van het nieuwe inburgeringsstelsel en de financiering van de exploitatiefase vanaf januari 2007. De inhoud van het prestatiecontract 2007 is gereed. De besprekingen over de financiële afspraken bevinden zich in de afrondende fase. Het prestatiecontract wordt jaarlijks geactualiseerd.

Bekostiging gemeenten 2007

Zoals ik in mijn brief van 6 oktober jl. aan u heb gemeld zijn de gemeenten inmiddels geïnformeerd over hun indicatieve budgetten voor 2007 en over de wijze waarop middels de tijdelijke regeling de voortzetting van de inburgeringsambitie kan worden vormgegeven.

Voorbereidingsbudget

Tijdens een recent bestuurlijk overleg is met de VNG overeengekomen dat voor de kosten die verband houden met de voorbereidingen van gemeenten om de WI in te voeren, eenmalig een bedrag van € 52 mln. beschikbaar wordt gesteld.

Producten en diensten voor gemeenten

De Frontoffice Inburgering van het ministerie van Justitie heeft ten behoeve van de implementatie van de WI voor gemeenten tal van producten en diensten ontwikkeld die het implementatieproces ondersteunen. Voor een overzicht van deze producten en diensten wordt verwezen naar bijlage II bij deze brief. Tweederde van de grote gemeenten maakt op dit moment gebruik van ondersteuning van de Frontoffice Inburgering door de inzet van accountmanagers of door deelname aan de leergang, waarin gemeenten worden ondersteund bij de beleidsontwikkeling en de uitvoering in zes bijeenkomsten van 1 dag. De overige gemeenten maken via zogenaamde themagewijze trainingen en een digitale implementatietoolkit («HANDIG») gebruik van de ondersteuning van de Frontoffice Inburgering.

Voorbeeldverordening

De voorbeeldverordening is in overleg met de VNG afgerond en eind september op de website «HANDIG» geplaatst. De voorbeeldbeschikkingen worden, eveneens na overleg met de VNG, op deze website geplaatst, nadat het Besluit inburgering is vastgesteld.

Keurmerk

De partijen die het keurmerk (MBO Raad, FOTIN/PAEPON en Boaborea) ontwikkelen, hebben inmiddels de tweede fase afgerond en daarmee de inhoud van het keurmerk bepaald. Die inhoud is vastgelegd in een handleiding Keurmerk Inburgeren. De ontwikkelende partijen hebben besloten de uitgifte en het beheer van het keurmerk op te dragen aan de Stichting Blik op Werk. Dit besluit is op 21 september 2006 geformaliseerd. Bij die gelegenheid heeft het bestuur van de Stichting Blik op Werk eveneens de handleiding Keurmerk Inburgeren vastgesteld. Daarmee is het moment gemarkeerd waarop aanbieders het keurmerk «op aanvraag» kunnen aanvragen. Het keurmerk «op aanvraag» kan later worden omgezet in een definitief keurmerk, als de aanbieder kan aantonen structureel aan de gestelde eisen te voldoen. Bij de inwerkingtreding van de WI zal een lijst met instellingen die het keurmerk «op aanvraag» bezitten, beschikbaar zijn.

Voorafgaand aan de formele aanwijzing van het keurmerk, zal ik de Stichting Blik op Werk informeren over dit voornemen. De formalisering ervan geschiedt op het moment dat de WI in werking treedt.

Stand van zaken overgangsbudget

Bij brief van 8 mei 20061 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de uitspraak van de Europese Commissie over het overgangsbudget voor de BVE-sector. Ik kan u meedelen dat het besluit van de Europese Commissie eerdaags wordt verwacht. Ik zal, zoals ook tijdens de plenaire behandeling van de WI is toegezegd, de MBO Raad en uw Kamer zo snel mogelijk, nadat ik kennis heb genomen van de inhoud en reikwijdte van dat besluit, daarover informeren.

Het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen d.d. 17 augustus 2006 inzake Hoofdstuk 7, Financiële bepalingen, van het ontwerp-Besluit inburgering

Op 17 augustus 2006 heeft de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) een beknopt advies uitgebracht over het onderdeel bekostiging van het ontwerp-Besluit inburgering (Rfv 2006–000269472, bijgevoegd).

Hierna volgend wordt nader ingegaan op hoofdpunten van het advies. De reactie op de overige onderwerpen is in bijlage I opgenomen.

De Rfv kwalificeert de nieuwe wet als complex. Die complexiteit werkt volgens de Rfv door in de bekostiging en brengt aanzienlijke administratieve lasten met zich mee. Bij de ontwikkeling van het nieuwe inburgeringsstelsel is zoveel mogelijk rekening gehouden met het verminderen van de administratieve lasten. Zo is het ISI (Inburgering Informatiesysteem) de geautomatiseerde basis voor zowel registratie in het verkeer met de IB-Groep als voor het leveren van prestatie- en verantwoordingsgegevens. De administratieve en verantwoordingslasten blijven daardoor beperkt. Overigens worden met de invoering van de WI een aantal verschillende regimes van inburgering juist gestroomlijnd.

De bestuurlijke lasten (in termen van overleg en aandacht) zijn in overeenstemming met de zwaarte van de invoering van het nieuwe inburgeringsstelsel. Onder meer op verzoek van de MBO Raad en VNG wordt na één en na twee jaar na invoering van het nieuwe stelsel overleg gevoerd over vooral de invoering van marktwerking.

De Rfv meent dat gemeenten weinig ruimte voor regie hebben met betrekking tot het inkopen en aanbieden van inburgeringsvoorzieningen. Deze opvatting doet geen recht aan de rol en invloed die gemeenten in het nieuwe inburgeringsstelsel kunnen gaan vervullen. Gemeenten krijgen immers beleidsvrijheid om in het kader van inburgering lokale accenten te leggen en maatwerk te bieden. Dat is in lijn met de constatering van de Rfv dat de gemeenten als verantwoordelijke bestuurslaag die het dichtst bij de burger staat, het best kan beoordelen wat de inburgeringsplichtige nodig heeft.

Ten aanzien van de financiële risico’s voor gemeenten hecht ik eraan te wijzen op de afspraken die met VNG zijn gemaakt over het jaarlijks monitoren van de prijs van de cursuscomponent van een inburgeringsvoorziening. Aan de hand van deze jaarlijkse meting, die een landelijk gemiddelde cursusprijs oplevert, wordt de voorschotvergoeding van het voorgaande jaar verrekend en bijdragevergoeding van het lopende jaar vastgesteld. Daarmee zijn de financiële risico’s voor gemeenten afdoende afgedekt.

Indien uit de prijsmonitor blijkt dat gemeenten in perifere gebieden als gevolg van te hoge inkoopprijzen financiële risico’s lopen, ben ik bereid te bezien of en zo ja op welke wijze aan die risico’s tegemoet kan worden gekomen.

In het advies gaat de Rfv voorts in op een aantal aspecten die verband houden met de voorbereiding van de invoering van de WI, in het bijzonder het tijdig beschikbaar stellen van informatie over de beschikbare budgetten en de ondersteuning van gemeenten. Hiervoor verwijs ik naar andere onderdelen van deze brief.

Uitvoering moties

Bij de behandeling van het wetsvoorstel inburgering in de Tweede Kamer zijn op 7 juli jl. een zestal moties aangenomen. Deze betreffen:

Kamerstukken II 2005/06, 30 308, nr. 90, lid Lambrechts c.s.

Kamerstukken II 2005/06, 30 308, nr. 91, lid Lambrechts c.s.

Kamerstukken II 2005/06, 30 308, nr. 92, lid Van der Staaij c.s.

Kamerstukken II 2005/06, 30 308, nr. 94, leden Dijsselbloem en Azough

Kamerstukken II 2005/06, 30 308, nr. 95, leden Varela en Visser

Kamerstukken II 2005/06, 30 308, nr. 104, lid Dijsselbloem c.s.

Motie nr. 90 lid Lambrechts c.s.

– Verzoekt de regering in de nadere uitwerking van de AMvB ex artikel 14 en 16 ook regels te stellen met betrekking tot het benutten van de WI-faciliteiten ten behoeve van het volgen van een mbo 1 of 2-opleiding waar inburgering (te weten NT2, stage en maatschappelijke begeleiding) onderdeel van uitmaakt;

– Verzoekt de regering tevens te onderzoeken op welke wijze bewerkstelligd kan worden dat degenen die hun inburgeringsexamen met succes hebben afgerond alsnog verder kunnen leren en werken aan hun start/ beroepskwalificatie.

In mijn brief van 29 juni aan de Tweede Kamer1 heb ik al aangegeven dat ik de motie zal uitvoeren voor zover deze betrekking heeft op mijn beleidsterrein en voor zover deze bijdraagt aan de strekking van de motie, namelijk dat ik het, met de Kamer, van belang vindt dat inburgering voorafgaand of naast een beroepsopleiding bijdraagt aan een hoger opleidingsniveau en betere arbeidsmarktkansen van nieuw- en oudkomers. Ik meen, dat in het voorgestelde inburgeringsstelsel in ruime mate elementen opgenomen zijn, die leiden tot een betere aansluiting tussen inburgering en voorbereiding op arbeidsmarktdeelname. Ik wijs daarbij op de eindtermen van het inburgeringsexamen, die de mogelijkheid bieden om in het inburgeringsexamen specifiek aandacht te besteden aan de aspecten van taalvaardigheid die in opleiding en werk van belang zijn. Ik wijs ook op de mogelijkheden die ik geschapen heb voor het aanbieden van gecombineerde voorzieningen, waarin reïntegratie en inburgering hand-in-hand gaan. Arbeidsmarktdeelname is een belangrijk element van integratie in de Nederlandse samenleving en de vormgeving van het examen en de bevoegdheden die gemeenten hebben in het kader van inburgering zijn in belangrijke mate erop gericht om dit te bevorderen.

Ik heb tijdens het wetgevingsoverleg (12/21 juni jl.) met uw Kamer over de WI de mogelijkheden om gebruik te maken van de lening- en vergoedingfaciliteit al aanzienlijk verruimd. Ik heb aangegeven dat ik deze faciliteiten ook open zal stellen voor het behalen van examens op een hoger niveau dan vereist. Het gaat hierbij om de volgende niveaus:

• schriftelijk A2 voor oudkomers;

• staatsexamen Programma I (B1) en Programma II (B2) voor oudkomers en nieuwkomers.

Deze voorgestelde regeling laat dus toe dat een inburgeringsplichtige die een mbo-opleidingen volgen op het niveau 1 of 2, naast de beroepsopleiding gebruik maakt van de lening en vergoedingsfaciliteit, voor zover die gebruikt worden voor onderwijs dat gericht is op het behalen van het inburgeringsexamen. Juist ook door het feit dat het inburgeringsexamen sterk gericht is op de toepassing van taal in praktijksituaties op het werk kan het volgen van een opleiding die daarop voorbereidt, ondersteunend werken aan het volgen van het beroepsonderwijs.

De lening- en vergoedingfaciliteit wordt niet opengesteld voor het financieren van de mbo-opleidingen op niveau 1 en 2 zelf, zoals uit de motie begrepen zou kunnen worden. Een tegemoetkoming voor een opleiding op dit niveau valt buiten het doel van de WI. Hiervoor zijn andere faciliteiten beschikbaar.

Daarnaast is in het tweede deel van de motie gevraagd welke doorstroommogelijkheden er zijn voor inburgeringsplichtigen om een startkwalificatie te behalen, nadat zij hun inburgering succesvol hebben afgerond. Een startkwalificatie is gedefinieerd als minimaal een diploma op havo, vwo of mbo niveau 2 en heeft met name tot doel de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Ik merk op, dat het kabinet nu al veel maatregelen neemt, die bevorderen dat laag opgeleiden, ook inburgeringsplichtigen die hun inburgeringsexamen hebben behaald, met behulp van de WEB-middelen kunnen doorstromen tot en met het niveau van de startkwalificatie. Daarvoor verwijs ik onder meer naar de nota »aanval op de uitval», die recentelijk door de Minister van OCW aan de Tweede Kamer is aangeboden. Bovendien is er momenteel al sprake van drempelloze toegang tot mbo-opleidingen, niveau 1 en 2. Samen met de Ministers van OCW en SZW heb ik het «Servicepunt Arbeidsmarktgerichte inburgering» ingericht, dat gemeenten en opleidingsinstituten moet stimuleren om combinaties tussen inburgering en arbeidsmarktvoorbereiding te bewerkstelligen. Ik ben bereid om met de Minister van OCW nader te verkennen hoe de voorgestelde maatregelen ook hun effect zullen hebben op verhoging van de deelname van oud- en nieuwkomers aan opleidingen die leiden tot een startkwalificatie.

Motie nr. 91 lid Lambrechts c.s.

Verzoekt de regering rond 1 november 2006 de Kamer op de genoemde onderdelen te rapporteren over de stand van de voorbereiding met het oog op de invoering van de Wet Inburgering per 1 januari 2007.

Met deze brief is uitvoering gegeven aan deze motie.

Motie nr. 92, lid Van der Staaij c.s.

Verzoekt de regering na inwerkingtreding van de wet, zo gauw de gegevensbestanden dat toelaten, alle personen van wie vaststaat dat zij inburgeringsplichtig zijn daarvan op de hoogte te stellen, hun de handhavingsbeschikking in het vooruitzicht te stellen en hen te wijzen op de mogelijkheid om bij de gemeentelijke overheid nadere informatie te verkrijgen.

Ook ik acht het van groot belang dat personen die onder de werking van de WI vallen, tijdig op de hoogte zijn van hun rechten en plichten. De beschikbare informatie wordt dan ook zo toegankelijk mogelijk gemaakt voor degenen die het aangaat. Verschillende maatregelen worden hiervoor getroffen. Op korte termijn start ik een landelijke voorlichtingscampagne over de WI. Daarnaast is de Frontoffice Inburgering van het ministerie van Justitie bezig met het opzetten van een website waarop de WI op toegankelijke wijze wordt uitgelegd. In samenspraak met de VNG is/worden een voorbeeldverordening en -beschikkingen opgesteld, die gemeenten kunnen aanpassen aan de eigen situatie. De IB-Groep is bezig met de ontwikkeling van brochures over de aanmelding voor het examen en het aanvragen van een lening of vergoeding.

De gemeente heeft een spilfunctie in de WI vanwege de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de informatievoorziening, het aanbod en de handhaving. De gemeente dient nieuwkomers altijd kort na het ontstaan van de inburgeringsplicht op te roepen voor een intake, waarin de nodige informatie wordt verstrekt over de rechten en plichten. De gemeente heeft met betrekking tot oudkomers de bevoegdheid om de uitvoering van de handhaving te faseren. Daarom behoort het tot de gemeentelijke beleidsvrijheid en verantwoordelijkheid om betrokkenen te informeren en daarvoor die instrumenten in te zetten die zij nodig acht. Zo kan de gemeente dit vormgeven in de gemeentelijke verordening en daarnaast door middel van een geïndividualiseerde brief.

Motie nr. 94, leden Dijsselbloem en Azough

Verzoekt de regering indien nodig het budget aan te passen aan de ambitie van het nieuwe inburgeringsbeleid en niet andersom.

Tijdens het wetgevingsoverleg (d.d. 12 juni jl.) over het wetsvoorstel inburgering heeft de heer Dijsselbloem de wens uitgesproken om niet het budget voor inburgering leidend te laten zijn, maar het budget aan te passen aan de ambities. Bij die gelegenheid heb ik uitgesproken het van harte met deze wens eens te zijn en mij daarvoor in te zetten. Gelet op de kamerbrede steun voor deze motie, zeg ik u toe dat ik, indien het financiële kader voor inburgering uit de pas dreigt te lopen met de ambities, overleg met de Minister van Financiën zal initiëren. De inzet is er op gericht om het financiële kader (meer) in overeenstemming te brengen met de ambities. Daarbij past overigens de opmerking dat op het resultaat van dat overleg niet vooruit kan worden gelopen. Tegen deze achtergrond zal ik uitvoering geven aan deze motie.

Motie nr. 95, leden Varela en Visser

Verzoekt de regering op termijn een systeem van rangschikken van opleidingsinstituten op basis van behaalde resultaten te ontwikkelen, en die zo mogelijk op internet te publiceren, zodat zowel de overheid als particulieren in staat zijn om hun opleidingsgelden gericht en efficiënt in te zetten.

Zoals ik tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in uw Kamer heb aangegeven, spreekt de strekking van de motie mij aan. Bij de invoering van marktwerking hoort transparantie voor de inkopers: gemeenten en individuele inburgeringsplichtigen. Daarbij hoort ook openheid over de behaalde resultaten.

Het lid Varela verwees tijdens de kamerbehandeling naar het systeem dat gangbaar is in Australië bij de gunning van overheidsopdrachten. In Nederland gelden echter Nederlandse en Europese spelregels met betrekking tot marktwerking, in het bijzonder dat geen sprake mag zijn van uitsluiting van aanbieders. De motie zou daarmee op gespannen voet kunnen staan, omdat deze wijze van toepassing van gunning van overdrachtsopdrachten nieuwe aanbieders lijkt uit te sluiten. Als het gaat om de institutionele markt kunnen gemeenten in hun selectie en gunningscriteria wel behaalde resultaten meewegen.

Voor de aanbieders die zich vooral richten op personen die op eigen initiatief willen inburgeren, geldt dat deze markt eerst tot ontwikkeling moet komen, voordat adequate prestatiegegevens over slagingspercentages beschikbaar zijn. Om een onderlinge vergelijking mogelijk te maken is het verder van belang de voor de vergelijking te gebruiken criteria nauwkeurig te identificeren en te definiëren.

Op grond van het bovenstaande ben ik voornemens de motie met inachtneming van de genoemde randvoorwaarden, gefaseerd uit te voeren. Ik wil daartoe in overleg met de Stichting Blik op Werk overleggen over de wijze waarop in eerste aanleg voor aanbieders met een keurmerk de prestaties, meer in het bijzonder de slagingspercentages, openbaar kunnen worden gemaakt. De behaalde resultaten zouden bijvoorbeeld jaarlijks, met ingang van 1 jaar na inwerkingtreding van de WI, op de website van Stichting Blik op Werk kunnen worden gepubliceerd.

Motie nr. 104, lid Dijsselbloem c.s.

– Verzoekt de regering, een lichte verificatieprocedure van deze «Verklaring educatie» vorm te geven, waarbij de erkende onderwijsinstellingen moeten bevestigen dat zij inderdaad de verklaring aan betrokkene hebben afgegeven;

– Verzoekt de regering, in het Besluit Inburgering een vrijstellingsgrond op te nemen voor een geverifieerd «Verklaring educatie» waaruit blijkt dat aan het vereiste taalniveau is voldaan.

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel inburgering op 27 juni jl. in uw Kamer heb ik aangegeven de motie sympathiek te vinden, maar de aanvaarding ervan toch te ontraden, omdat vrijstelling alleen wordt verleend op basis van diploma’s en certificaten die op echtheid kunnen worden gecontroleerd. De vraag die nu aan de orde is, is of en zo ja welke mogelijkheden er zijn om deze motie uit te voeren, zonder dat dit leidt tot een grotere gevoeligheid voor fraude van het beleid tot vrijstelling van de plicht het inburgeringsexamen met goed gevolg af te leggen.

In artikel 7.4.15 van de WEB is opgenomen dat «ten bewijze dat de toets is afgelegd een verklaring wordt afgegeven. Bovendien vermeldt de verklaring de in artikel 7.4.13 bedoelde resultaten». In de praktijk blijkt echter dat door ROC’s afgegeven verklaringen soms wel en soms niet een taalniveau vermelden. Soms bestaan zij uitsluitend uit een verklaring dat een bepaalde cursus taal met goed gevolg is gevolgd. Soms bestaan zij uit verklaringen waarop wél een taalvaardigheidsniveau is vermeld, maar is onduidelijk of dit niveau op de één of andere wijze is gekoppeld aan een van de niveaus, zoals die zijn gedefinieerd in het CEF, zodat onduidelijk is waarvoor het behaalde niveau nu eigenlijk staat. Dat is relevant omdat, als op basis van zo een verklaring vrijstelling wordt verleend, dit er toe kan leiden dat verschillende personen op basis van verschillende normen worden vrijgesteld van hun inburgeringsplicht, cq. wordt vastgesteld dat zij daaraan hebben voldaan. Dat zou in het geval van een juridische procedure de positie van het Rijk er bepaald zwakker op maken.

Gelet hierop heb ik het voornemen om te laten uitzoeken of met behulp van een «lichte verificatie-procedure» kan worden vastgesteld of verklaringen educatie van de ROC’s:

a) een aanduiding vermelden van het taalvaardigheidsniveau van de inburgeringsplichtigen;

b) of dit taalvaardigheidsniveau is uitgedrukt in één van de normen van het CEF of in een van de normen van het Referentiekader NT2;

c) of de kandidaat een toets heeft afgelegd die is geborgd aan diezelfde normering;

d) of die verklaringen zijn afgegeven door instanties en personen die daartoe bevoegd zijn of waren;

e) of die verklaringen voldoende bestand zijn tegen frauduleus handelen van kandidaten.

De inschatting is dat een dergelijk onderzoek te maken zal krijgen met het feit dat de ROC’s in de tweede helft van de jaren negentig zijn ontstaan door schaalvergrotingen en fusies, en dat de diploma- en certificatenadministraties van de ROC’s in kwaliteit grote verschillen vertonen. Dat betekent ook dat de vele kandidaten die vóór de ROC-vorming al certificaten en diploma’s Nederlands hebben behaald, stukken ter verificatie zullen aanbieden waarvan de waarde soms niet meer is vast te stellen.

Overigens wordt opgemerkt dat ook al zou een verklaring educatie voldoen aan alle normen die aanleiding kunnen geven voor het verlenen van een vrijstelling, deze alleen betrekking kan hebben op het taalvaardigheidsdeel van het examen. Educatiecursussen leiden immers niet op tot de in het examen KNS gevraagde kennis. Het onderdeel KNS van het inburgeringsexamen dient daarom in die situatie nog te worden behaald.

Bij een positief resultaat van bovenstaande lichte verificatieprocedure, waarbij de mogelijkheid om te frauderen een centraal element zal vormen, ben ik bereid een dergelijk certificaat of diploma als vrijstellingsgrond voor het taalvaardigheidsdeel van het inburgeringsexamen op te nemen in het Besluit inburgering. Bij een negatief resultaat acht ik het niet mogelijk om het tweede deel van de motie uit te voeren.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk

BIJLAGE I

Reactie op de overige onderwerpen uit het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen d.d. 17 augustus 2006 inzake Hoofdstuk 7, Financiële bepalingen, van het ontwerp-Besluit inburgering.

De Rfv toont begrip voor de keuze om de bekostiging via een specifieke uitkering vorm te geven en vraagt daarbij aandacht voor een wijze van verantwoording die een al te grote verantwoordingslast kan voorkomen. De Raad is van mening dat de verantwoording via de opname van prestaties in (een bijlage bij) de gemeenterekening, de aanpak die in gang is gezet met het Kabinetsstandpunt Brinkman, volstaat.

De nadere invulling van de verantwoording zal in overleg met gemeenten plaatsvinden. Daarbij wordt de opvatting van de Rfv betrokken.

Verder zou de Rfv zich kunnen voorstellen, dat het vaste deel van de rijksbijdrage wordt overgeheveld naar het gemeentefonds.

Dit voorstel doorbreekt echter de integraliteit van het inburgeringsbudget. Bovendien kan er op worden gewezen dat de bekostiging van het nieuwe inburgeringsstelsel voor de G31 via de brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid (BDU) loopt, in het kader van het Grotestedenbeleid.

De Rfv is voorstander van evaluatie op een eerder moment dan in de WI is voorzien. Opgemerkt wordt, dat artikel 71 van de WI bepaalt dat evaluatie binnen vier jaar na inwerkingtreding van de wet dient plaats te vinden. De evaluatie kan daarom plaatsvinden op een moment binnen de termijn die genoemd artikel aangeeft.

BIJLAGE II

Producten en diensten – lopend en afgerond

InstrumentKorte omschrijvingStatus
Website www.handreikinginburgeringgemeenten.nlAlle relevante informatie voor de implementatie van de wet worden op deze website gepubliceerd, aangevuld met links naar andere sitesBijgewerkt, digitaal beschikbaar
Modelbestek inkoopHandreiking gemeenten bij inkoop van trajecten en dienstenBijgewerkt, digitaal beschikbaar.
Ondersteuning + voorlichtingKorte omschrijvingStatus
AccountmanagementOndersteuning van G56-gemeenten (individueel) en de kleine gemeenten (groepsgewijs)Op dit moment wordt meer dan de helft van de grote gemeenten op aanvraag ondersteund. Kleine gemeenten worden ondersteund d.m.v. Inburgeringscafé’s.
Inburgeringscafé’sInformatiebijeenkomsten voor nietG56-gemeentenNajaar ’06 worden 5 bijeenkomsten georganiseerd.
Leergang samenloop inburgering/uitkeringenOndersteuning bij beleidsontwikkeling gemeenten in zes bijeenkomsten van 1 dag. Afgerond voorjaar ’06.
Modules samenloop inburgering/uitkeringenOndersteuning bij beleidsontwikkeling gemeenten (incidenteel)Afgerond voorjaar ’06.
HelpdeskTelefonische vraagbaak voor gemeenten en burgersLopend.
RegiobijeenkomstenInformatiebijeenkomsten voor G56 gemeentenAfgerond
Individuele ondersteuningVoorlichting en (incidentele) procesbegeleiding gemeentenBeschikbaar voor alle G56-gemeenten
Rondetafelgesprekken werkgeversDiscussiebijeenkomsten over mogelijke rol van werkgevers bij inburgeringAfgerond.
Conferenties en workshopsKorte omschrijvingStatus
Schrijven op A2-niveauWorkshops voor gemeenteambtenaren om te leren schrijven op A2-niveauAfgerond.
AanbiedersVoorlichtingsdag voor aanbieders van inburgeringstrajecten op 19 januari jl.Afgerond
Positionering van de informerende rol van gemeentenGemeenten discussiëren onderling over de inrichting van hun informerende rolAfgerond
PilotsKorte omschrijvingStatus
VrouwenPilotprojecten met 6 grote gemeenten gericht op de combinatie inburgering en participatie van vrouwen in een achterstandssituatie. Lopend
Samenloop inburgering – reïntegratieVan 2004–2005 hebben pilots gelopen met 6 gemeenten om combinatie inburgering en toeleiding naar arbeidsmarkt te beproeven Afgerond
WerkgeversBij 6 werkgevers (TPG, FloraHolland, Evean, CSU Totalcare, Philips, Sodexo) lopen pilots om inburgering op de werkvloer te entameren en stimulerenAfgerond

Producten en diensten (afgerond en in productie)

InstrumentenKorte omschrijvingStatus
RekentoolDient als ondersteuning bij begrotingsvoorbereiding gemeentenGereed, wordt aan gemeenten ter beschikking gesteld na versturen van bekostigingsbrief
Checklist inburgeringBeslisboom ter bepaling van inburgeringsplichtGereed, publicatie medio oktober
Routeplanner Inburgering en Participatie Allochtone vrouwenDient als ondersteuning bij beleidsontwikkeling van gemeentenGereed, gepubliceerd
ProcesbeschrijvingActiviteiten die gemeenten moeten ondernemen om de wet te handhavenWordt aangepast nav wetsaanpassingen, publicatie medio oktober ’06
Voorbeeldverordening en voorbeeldbeschikkingenGemeenten moeten een verordening en beschikkingen opstellen. In overleg met de VNG worden een voorbeeldverordening en -beschikkingen opgesteld, die gemeenten kunnen aanpassen aan de lokale situatieVoorbeeldverordening eind september gepubliceerd; beschikkingen worden gepubliceerd na vaststelling Besluit inburgering
Kwaliteitssturing InburgeringDient als ondersteuning om rendement en kwaliteit van inburgeringstrajecten te vergrotenPublicatie vóór 18 oktober
Tekstdelen op A2-niveauKunnen worden gebruikt bij informeren van inburgeringsplichtigenGereed.
Ondersteuning en voorlichtingKorte omschrijvingStatus
Modules samenloop voor G56 + 11 kleine gemeenten met >3000 inburgeringsplichtigen.Ondersteuning beleidsontwikkeling van gemeentenAfgerond
Conferenties en voorlichtingsbijeenkomstenKorte omschrijvingStatus
Marktplaats inburgering (29 juni ’06)Beurs voor gemeenten en aanbiedersAfgerond.
Inburgeringscafé’s en Grand Café’sVoorlichtingsbijeenkomsten voor niet-G56 gemeentenLopend

Overige activiteiten

InstrumentenKorte omschrijvingStatus
Update publicatie InkoopDient ter ondersteuning van het inkoopbeleid van gemeentenAfgerond, beschikbaar via website
Regelingen doelperspectieven / financiënOverzicht van beschikbare financiële middelenOnderdeel van Rekentool
Ondersteuning en voorlichtingKorte omschrijvingStatus
Leergang implementatie inburgeringswetLeergang voor projectleiders ter ondersteuning van de gemeenten bij de invoeringLopend, gestart 2 okt. ’06
Diverse specials over visievorming en integrale aanpakDiverse specials: 1) integrale beleidsontwikkeling voor inburgering2) beleidsontwikkeling gericht op participatie van vrouwen 3) werving, begeleiding en casemanagement 4) alfabetisering 5) sturen op kwaliteit en rendementLopend.
Special schrijven op A2-niveauAmbtenaren leren schriftelijk communiceren met inburgeringsplichtigenAfgerond
Special BPI en ISIVoorlichting over de informatievoorziening en -uitwisseling tussen IB-groep en gemeentenGepland eind nov. ’06
Special HandhavingIntroductie op het werkproces en organisatie van handhavingGepland medio nov. ’06
Special ICTBestemd voor hoofden I&A over technische aspecten gegevensuitwisseling IB-groep en gemeentenGepland november ’06
Inburgeringscafé’sAlgemene voorlichtingsbijeenkomsten over onderdelen van de wet (bekostiging, ministeriële regeling etc.)Gepland: 5 bijeenkomsten
Producten pilotsKorte omschrijvingStatus
Publicatie over resultatenInformatie voor werkgevers over inburgering op de werkvloerIn productie
Film over de pilotsInformatie voor werkgevers en andere belangstellenden over de resultaten van de pilotsAfgerond

XNoot
1

Kamerstukken II 2005/06, 30 308, nr. 105.

XNoot
1

Kamerstukken II 2005/06, 30 308, nr. 24.

XNoot
2

VNG, IB-Groep, IND, COA, Actal, CPB, NVB, BKWI, Inlichtingenbureau, Belastingdienst.

XNoot
1

Kamerstukken II 2005/06, VIII, nr. 227.

XNoot
1

Kamerstukken II 2005/06, 30 308, nr. 102.

Naar boven