nr. 109
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 oktober 2006
In antwoord op het verzoek in uw brief van 7 september 2006, kenmerk
06-INT-B-020, stuur ik u hierbij een afschrift van mijn brief aan het college
van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg1.
Deze brief betrof een vraag van de gemeente over de reikwijdte van het
Certificaat inburgering oudkomers. Ik heb in mijn antwoord aangegeven dat
de voorwaarden voor de uitreiking van het certificaat betrekking op de oudkomersovereenkomsten
die gemeenten hebben gesloten in het kader van met name genoemde oudkomersregelingen
en waarbij oudkomers de NT2-Profieltoets als eindtoets hebben afgelegd.
In de praktijk komt het veelvuldig voor dat er inderdaad gebruik gemaakt
wordt van de NIVOR-toets. In de Regeling Certificaat inburgering oudkomers
is er echter voor gekozen om alléén de NT2-Profieltoets als
eindtoets te erkennen. De reden hiervoor is dat er bij de NT2-Profieltoets
een geheimhoudingsprotocol is opgesteld voor het afleggen van de toets. Verder
wordt er om de zes maanden revisie toegepast op de toets. De NIVOR-toets wordt
echter niet inhoudelijk vernieuwd en er zijn er vele kopieën in omloop.
Cursisten kunnen daarom makkelijk kennis nemen van de inhoud van de toets,
waardoor deze en andere toetsen aan waarde inboeten.
Gezien het bovenstaande heb ik de gemeente gemeld dat ik niet bereid ben
de bestaande Regeling Certificaat inburgering oudkomers te wijzigen, waardoor
ook oudkomers die via andere programma’s, bijvoorbeeld via de WEB-middelen,
het vereiste NT2 niveau hebben behaald, een Certificaat inburgering oudkomers
kunnen ontvangen.
Tevens hebt u in uw brief gevraagd hoe uitvoering zal worden gegeven aan
motie 30 308, nr. 104, waarin de regering wordt verzocht te regelen dat
inburgeringsplichtigen die pas na afloop van de verplichte inburgeringscursus
het vereiste taalniveau hebben gehaald en een Verklaring Educatie
hebben ontvangen, toch worden vrijgesteld van de verdere inburgeringsplicht.
Ten behoeve van een algemeen overleg over het nader advies van de Raad
van State inzake de Wet inburgering dat gepland is op 18 oktober a.s.
heeft u gevraagd om een brief over onder andere de stand van de voorbereiding
van de uitvoering van de Wet inburgering. Ik heb het voornemen om mijn reactie
op bedoelde motie te betrekken bij laatstgenoemde brief.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
M. C. F. Verdonk