nr. 108
BRIEF VAN MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 oktober 2006
Bij brief van 25 augustus 2006 (kamerstuk 30 308, nr. 105) heb
ik uw Kamer geïnformeerd over het advies van de Raad van State over de
inburgeringsplicht voor drie categorieën genaturaliseerde Nederlanders.
In dat advies heeft de Raad van State juridische grenzen gesteld voor wie
een resultaatgerichte inburgeringsplicht kan gelden en voor wie dat, gelet
op het gelijkheidsbeginsel, niet mogelijk is. Bij die gelegenheid is aangegeven
dat het kabinet aanvullende maatregelen voorbereidt om de resterende inburgeringsproblematiek,
met in achtneming van het advies van de Raad van State terug te dringen. Met
deze brief wil ik u daarvan op de hoogte brengen.
Het wetsvoorstel inburgering is inmiddels voor behandeling aan de Eerste
Kamer aangeboden. De inzet blijft erop gericht de Wet inburgering op 1 januari
2007 in te voeren. Voor wat de aanvullende maatregelen betreft, informeer
ik u hierbij dat voor het jaar 2007 een tijdelijke regeling voor vrijwillige
inburgering van kracht wordt (hierna: de Regeling 2007). Deze nog vast te
stellen regeling voor vrijwillige inburgering sluit qua doel en systematiek
zoveel mogelijk aan bij de Wet inburgering en bouwt op al bestaande regelingen
voort. Het significante verschil is dat de Regeling 2007 geen inburgeringsplicht
kent, maar voor personen met een inburgeringsachterstand vrijwillige inburgering
mogelijk maakt op basis van een door de gemeente aan te bieden inburgeringsvoorziening.
Gemeenten kunnen op grond van de Regeling 2007 een inburgeringsvoorziening
aanbieden aan alle inburgeringsbehoeftige vrijwillige inburgeraars, ook aan
hen met arbeid. De Regeling 2007 zal zich richten op personen, ongeacht hun
nationaliteit, die niet inburgeringsplichtig zijn (waaronder Nederlanders,
ongeacht de wijze waarop zij het Nederlanderschap hebben verkregen, andere
EU- en EER-onderdanen en bepaalde onderdanen van derde landen), maar wel een
inburgeringsachterstand hebben. Het staat de gemeenten daarbij vrij om bijzondere
prioritaire groepen bij voorrang een aanbod te doen. Het kan hierbij met name
gaan om de groepen «uitkeringsgerechtigden», «oudkomers
zonder inkomsten uit werk of uitkering» en geestelijke bedienaren.
Bij de overwegingen van het kabinet voor de nadere invulling van de aanvullende
maatregelen, heeft de continuïteit van de inburgering voorop gestaan.
Daarbij weet het kabinet zich gesteund door de breed gedeelde maatschappelijke
en politieke opvatting dat de inburgeringsachterstanden met voorrang moeten
worden aangepakt. Het kabinet hecht er in dit verband aan op te merken dat
een wettelijke verankering van de aanvullende maatregelen te verkiezen zou
zijn boven een tijdelijke regeling. Dit vergt echter nog nadere beleidsmatige
verkenning en overdenking. Het kabinet heeft daarom gekozen voor een tijdelijke
regeling.
Nu hiermee de voortzetting van de inburgering kan worden vormgegeven,
is het aangewezen om gemeenten hierover te informeren en bekend te maken welk
budget zij daarvoor beschikbaar hebben. Dat stelt de gemeenten in staat zich
adequaat op de invoering en uitvoering van de Wet inburgering en de Regeling
2007 voor te bereiden. De gemeenten worden daarover per brief zeer spoedig
geïnformeerd. Ik meen er goed aan te doen daaraan voorafgaand uw Kamer
op de hoogte te brengen.
Wellicht ten overvloede meld ik dat u ten behoeve van het algemeen overleg
met de Algemene Commissie voor Integratiebeleid op 18 oktober a.s. nog
separaat wordt geïnformeerd over de door de commissie in haar brief van
21 september jl. gevraagde onderwerpen. In die brief wordt u ook nader
geïnformeerd over de aanvullende maatregelen.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
M. C. F. Verdonk