30 308
Regels inzake inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering)

nr. 103
AMENDEMENT VAN HET LID AZOUGH

Ontvangen 7 juli 2006

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel 6, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. in de overige gevallen, met uitzondering van de oudkomer, binnen vijf jaar.

II

Artikel 16, tweede lid, komt te luiden:

2. De termijn, genoemd in het eerste lid, is niet van toepassing op de oudkomer.

III

Artikel 20, tweede lid, vervalt.

IV

Artikel 24 vervalt.

V

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 29, eerste lid, komt te luiden:

1. Het college legt de inburgeringsplichtige, met uitzondering van de oudkomer, die niet binnen de in artikel 6, eerste lid, bedoelde termijn of de op grond van het tweede lid, aanhef en onderdeel a, verlengde termijn, het inburgeringsexamen heeft behaald, een bestuurlijke boete op.

2. Artikel 29, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. verlengt het college de in artikel 6, eerste lid, bedoelde termijn, indien de inburgeringsplichtige, met uitzondering van de oudkomer, aannemelijk maakt dat hem geen verwijt treft terzake van het niet behalen van het inburgeringsexamen, of

VI

Artikel 30 komt te luiden:

Artikel 30

Het college stelt in de boetebeschikking, bedoeld in artikel 29, eerste lid, een nieuwe termijn van ten hoogste twee jaren waarbinnen de inburgeringsplichtige, met uitzondering van de oudkomer, na het bekendmaken van de boetebeschikking alsnog het inburgeringsexamen moet behalen.

VII

Artikel 31 komt te luiden:

Artikel 31

1. Het college legt de inburgeringsplichtige, met uitzondering van de oudkomer, die binnen de krachtens artikel 30 vastgestelde termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, een bestuurlijke boete op. Artikel 29, tweede lid en derde lid, en artikel 30 zijn van overeenkomstige toepassing.

2. Zolang de inburgeringsplichtige, met uitzondering van de oudkomer, na het verstrijken van de krachtens het eerste lid gestelde termijn het inburgeringsexamen nog steeds niet heeft behaald, legt het college iedere twee jaar een bestuurlijke boete op. Artikel 29, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Toelichting

Dit amendement strekt ertoe oudkomers te ontheffen van de termijn waarbinnen het inburgeringsexamen moet zijn behaald. Met het wetsvoorstel worden verschillende prikkels ingevoerd voor het behalen van het inburgeringsexamen: onder andere door middel van een inspanningsverplichting en een resultaatverplichting. In het wetsvoorstel geldt deze resultaatverplichting voor zowel oudkomers als nieuwkomers. De indiener van dit amendement is van mening dat het zowel voor oudkomers als voor nieuwkomers van belang is dat zij snel inburgeren, met het oog op hun kansen in de samenleving. De indiener van dit amendement is echter van mening dat deze resultaatverplichting, gekoppeld aan een termijn, niet behoort te gelden ten aanzien van oudkomers. Dit zijn mensen die vaak al langere tijd in Nederland verblijven, maar nog niet de kans hebben gehad om in te burgeren. Het zou onredelijk zijn deze mensen alsnog een resultaatverplichting met bijbehorende sancties op te leggen. Het is daarentegen wel wenselijk dat oudkomers worden gemotiveerd actief met inburgering aan de slag te gaan en te blijven. Daarom wordt met dit artikel de inspanningsverplichting niet uit het wetsvoorstel gehaald.

Azough

Naar boven