30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 389 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 april 2024

Tijdens het wetgevingsoverleg Sport op 12 februari jl. (Kamerstuk 36 410 XVI, nr. 139) heeft het lid Mohandis (GroenLinks-PvdA) c.s. een motie ingediend om in samenspraak met vertegenwoordigers van de sportverenigingen, te komen tot een meerjarige strategie voor sportverenigingen1. Daarnaast hebben de leden Mohandis (GroenLinks-PvdA) en Van Nispen (SP) een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht samen met gemeenten tot een plan te komen om openbare zwembaden in publieke handen te houden2. Met deze brief geef ik u zoals verzocht3 een toelichting op de wijze waarop ik van plan ben uitvoering te geven aan beide moties.

Uitvoering motie meerjarige strategie sportverenigingen

Ten aanzien van de verzochte strategie vragen de indieners specifiek aandacht te hebben voor de meest genoemde noodkreten vanuit de sportverenigingen op thema’s als verduurzaming van sportaccommodaties, de financiële gezondheid van sportverenigingen op de lange termijn en het terugdringen van onnodige regelgeving voor vrijwilligers en bestuurders. Ook vragen zij om gemeenten te wijzen op de wettelijke mogelijkheid om het lage OZB-tarief voor verenigingen te hanteren en sport- en cultuurfondsen aan te laten sluiten op de leeftijd 18 tot 21 jaar. In deze brief ga ik verder in op de wijze waarop ik deze thema’s bij de ontwikkeling van de strategie zal betrekken.

Financiële gezondheid sportverenigingen

Ten aanzien van de financiële gezondheid van sportverenigingen heeft het Mulier Instituut vorig jaar onderzoek gedaan naar de gevolgen van de energiecrisis voor sportverenigingen4. In dit onderzoek is uitvraag gedaan onder sportverenigingen en gemeenten om de energiekosten in beeld te krijgen en te inventariseren waar zich problemen voordoen en welke mogelijke oplossingen voorhanden zijn. Daarnaast presenteert het Mulier Instituut voor het eind van dit jaar de Monitor financiële stromen breedtesport en een rapport over de financiële weerbaarheid van verenigingen. Parallel hieraan ga ik in gesprek met de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG), sportkoepel NOC*NSF en het Register voor Verenigingsbestuurders om input te verzamelen voor passende ondersteuning voor verenigingen. Zowel de onderzoeksresultaten van het Mulier Instituut als de signalen van de veldpartijen neem ik mee in mijn analyse.

Verduurzaming

In mijn brief over de verduurzaming heb ik uw Kamer reeds geïnformeerd5 over de samenwerking met het Nationaal Klimaat Platform. In dit kader verken ik wat nodig is om de verduurzaming van de sportsector te blijven ondersteunen. Ook ben ik in gesprek met VSG over de coördinerende rol die de 27 VSG-regio’s hierin kunnen vervullen. De uitkomsten van deze trajecten zal ik betrekken in mijn analyse.

Aanpak Regeldruk

In uw motie vragen de indieners ook aandacht voor het terugdringen van onnodige regelgeving voor vrijwilligers en bestuurders. Sportverenigingen krijgen te maken met wet- en regelgeving die belangrijk is voor bijvoorbeeld het beschermen van privacy, het waarborgen van veiligheid en het voorkomen van het gebruik van rechtspersonen voor criminele doeleinden zoals witwassen en fraude. Het is van belang dat de regeldruk die wet- en regelgeving met zich meebrengt geen te grote belemmering voor vrijwilligersorganisaties vormt, waardoor hun maatschappelijke impact significant zou afnemen.

Naar aanleiding van de signalen van verschillende (branche)organisaties heeft het kabinet onderzoek laten doen naar de aard, omvang en achterliggende oorzaken van de ervaren regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen. Het kabinet vindt het belangrijk dat de regeldruk ten gevolge van wettelijke verplichtingen van de verschillende departementen werkbaar blijft voor vrijwilligersorganisaties, waaronder sportverenigingen. De Staatssecretaris van VWS en de Minister voor Rechtsbescherming werken op dit moment een aanpak uit om regeldruk te verminderen voor sportverenigingen, vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen. Tijdens het Wetgevingsoverleg Sport op 12 februari jl. heb ik toegezegd dat de Staatssecretaris van VWS u in maart zou informeren over de aanpak regeldruk, waarbij onder andere ook de inzet van het instrument vrijwilligersvergoeding zou worden meegenomen. Inmiddels is duidelijk geworden dat de termijn opschuift en dat deze aanpak in het tweede kwartaal aan uw Kamer wordt gestuurd. Ook de uitkomsten van deze ontwikkeling neem ik mee in mijn analyse.

Onroerende Zaak Belasting (ozb)

De motie verzoekt de regering gemeenten erop te wijzen dat zij het lage ozb-tarief kunnen hanteren voor verenigingen.

Uw Kamer heeft het onderwerp van het lage ozb-tarief controversieel verklaard, daarom is het niet opportuun daar nu uitspraken over te doen. Er is een extern onderzoek uitgevoerd naar of en hoe de uitvoerings- en toepassingsvraagstukken van art. 220f lid 2 Gemeentewet, die het mogelijk maakt een lager tarief in de ozb in rekening te brengen voor sportaccommodaties, dorpshuizen en ander sociaal belang behartigende instellingen, het beste geadresseerd kunnen worden. De resultaten van dit onderzoek heeft uw Kamer op 22 december jl. van de Minister van BZK ontvangen6. Gezien de controversieel verklaring van uw Kamer is in de brief niet ingegaan op de conclusies van het onderzoek en is hierover geen standpunt ingenomen.

Het is aan uw Kamer om al dan niet opvolging te geven aan één van de door de onderzoekers verkende alternatieven. Tot slot wil ik erop wijzen dat gemeenten nu al meerdere mogelijkheden hebben om sportverenigingen te ondersteunen. Allereerst kunnen gemeenten sportverenigingen ondersteunen door het verstrekken van een subsidie op grond van de zogeheten «verordening compensatieregeling ozb maatschappelijke objecten». Voorts kunnen gemeenten op objectieve gronden voor bepaalde onroerende zaken een specifieke vrijstelling voor de onroerendzaakbelasting instellen.

Sport- en cultuurfondsen laten aansluiten op de leeftijden 18 tot 21 jaar

In de kamerbrief die ik u voorafgaand aan het wetgevingsoverleg van 12 februari jl. heb gestuurd7, heb ik uitgebreid toegelicht op welke wijze de fondsen werken om de leeftijden 18 tot 21 jaar te ondersteunen. Ik ga in gesprek met het Jeugdfonds Sport en Cultuur én het Volwassenenfonds Sport en Cultuur om vanuit de bestaande werkwijzen deze doelgroep gezamenlijk goed te ondersteunen. Daarnaast loopt een onderzoek via het Mulier Instituut om de gemeentelijke regelingen voor mensen met lage inkomens in kaart te brengen. Over de uitkomsten van deze gesprekken en het onderzoek informeer ik uw Kamer naar verwachting in het najaar van 2024.

Vervolg proces

Met genoemde thema’s ben ik aan de slag. Komende periode zal ik een aantal zaken uitzoeken en met diverse partijen in gesprek gaan om te verdiepen op welke thema’s sportverenigingen grote knelpunten ervaren en welke extra stappen gezet kunnen worden.

Het Sportakkoord zet bijvoorbeeld in op het gericht ondersteunen van sportverenigingen en het ondersteunen van vrijwilligers. Tegelijkertijd zal ik samen met de betrokken partners kijken waar ons lopende beleid kan worden aangescherpt. Het Mulier Instituut heeft onlangs de Monitor Sportbeleid 2023 uitgevoerd die een overzicht geeft van de ontwikkelingen in het landelijke sportbeleid in de periode 2018–2023 en de belangrijkste uitdagingen voor het komende sportbeleid. Hierin wordt met name geconcludeerd dat het verhogen van het strategisch gehalte van het sportbeleid en het stellen van doelen op de lange termijn uitdagend is. De monitor is als bijlage aan deze brief toegevoegd en de aanbevelingen zal ik meenemen in mijn analyse.

De reikwijdte van de motie en de thema’s waar sportverenigingen mee te maken hebben zijn zeer uitlopend van aard. Dat vraagt om een zorgvuldige analyse, waar ik komende periode mee aan de slag ga. Ik streef er naar uw Kamer hier voor het wetgevingsoverleg over het begrotingsonderdeel Sport en bewegen voor het jaar 2025, nader over te informeren.

Uitvoering motie openbare zwembaden in publieke handen houden

Zoals ik deze motie lees, hebben de indieners van de motie de doelstelling om de aanwezigheid van voldoende badwater in de toekomst te garanderen, zodat iedereen in staat gesteld wordt om een zwemdiploma te halen. Om dit voor elkaar te krijgen roepen zij onder andere op om tot een plan te komen waardoor zwembaden in publieke handen blijven. Om tot een dergelijk plan te komen werk ik eerst aan een gedetailleerde foto van de huidige situatie omtrent exploitatie en eigendom van de 1.838 (semi-)openbare zwembaden in ons land. Daarnaast wil ik inzicht verkrijgen in wat nodig is om in de toekomst voldoende badwater te garanderen en de afwegingen die een rol spelen om zwembaden al dan niet te verzelfstandigen.

Ik ben voornemens dit voorjaar één of meer onderzoekspartijen opdracht te geven deze beide vragen te beantwoorden. Met de uitkomsten van beide onderzoeken zal ik samen met de Vereniging Sport en Gemeenten tot een onderbouwd plan komen om voldoende badwater te garanderen voor het behalen van een zwemdiploma door ieder kind.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. Helder


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 XVI, nr. 115.

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 XVI, nr. 116.

X Noot
3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 XVI, nr. 134.

X Noot
6

Kamerstukken II, vergaderjaar 2023/24, 32 140, nr. 178.

X Noot
7

Kamerstukken II, vergaderjaar 2023/24, 30 234, nr. 386.

Naar boven