30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 382 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 oktober 2023

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over de brief van 29 september 2023 over de voorhangprocedure herziene Subsidieregeling BOSA en overvraging subsidieregeling Bouw en Onderhoud Sportaccommodaties in 2023 (Kamerstuk 30 234, nr. 380).

De vragen en opmerkingen zijn op 13 oktober 2023 aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport voorgelegd. Bij brief van 23 oktober 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Smals

Adjunct-griffier van de commissie, Heller

Inhoudsopgave

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

5

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie

5

     

II.

Reactie van de Minister

8

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorhangprocedure van de herziene Subsidieregeling BOSA en de overvraging van de subsidieregeling Bouw en Onderhoud Sportaccommodaties in 2023 en hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het huidige beschikbare budget van 77 miljoen euro naar verwachting in oktober volledig besteed zal zijn, waardoor nieuwe aanvragen of aanvragen in behandeling niet toegekend kunnen worden. In de voorhangprocedure stelt de Minister dat in de afgelopen jaren de BOSA-regeling altijd toereikend is geweest om alle ingediende aanvragen toe te kennen, maar dat het aannemelijk is dat dat dit jaar niet het geval is. Daarnaast geeft zij aan de gevolgen van een tekort aan budget te mitigeren wanneer dit aan de orde is. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Minister dit precies van plan is te doen. Is er zicht op hoeveel sportverenigingen en gemeenten de gevolgen van een ontoereikend budget zullen ervaren? En is bekend wat de gevolgen zullen zijn voor sportverenigingen en gemeenten die hun aanvraag moeten aanhouden? Verder vragen zij de Minister of wordt overwogen het subsidieplafond te verhogen, gezien het feit dat dit al is bereikt voor het einde van dit jaar. Als het niet mogelijk blijkt om de (lopende) aanvragen te honoreren terwijl sportverenigingen en gemeenten daar gezien de historische kennis wel op gerekend hebben, is de Minister het met genoemde leden eens dat deze problematiek door haar opgelost moet worden? Welke route ziet de Minister dan om ervoor te zorgen dat sportverenigingen en gemeenten met betrekking tot de BOSA niet in de rode cijfers belanden, vanwege het feit dat de Minister en haar ministerie niet aan de verwachtingen richting de subsidie-aanvragers heeft voldaan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister waarin zij de conceptregeling voor de Subsidieregeling BOSA voorlegt, als opvolger van de BOSA-regeling. Deze leden hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen bij. De leden van de D66-fractie hechten groot belang aan sport en beweging en geloven dat dit vanaf jongs af aan gestimuleerd moet worden. Zij hebben daarom nog de volgende vragen.

De leden van de D66-fractie stellen dat amateursport dé plek is waar sporten voor iedereen toegankelijk wordt gemaakt. Veel verschillende verenigingen lopen echter tegen (financiële) obstakels aan als gevolg van onder andere de energiecrisis en andere stijgende kosten. Enkele verenigingen zijn daarom niet (langer) in staat om te investeren in hun accommodaties en sportvoorzieningen. Daarnaast is naar aanleiding van de energiecrisis duidelijk geworden dat verduurzaming van de sportsector essentieel is – zowel voor de financiële gezondheid van verenigingen als voor het klimaat in bredere zin.

De leden van de D66-fractie merken op dat de Minister ten eerste aangeeft dat er in de conceptregeling naar aanleiding van de doelstellingen in de Routekaart Verduurzaming Sport extra wordt geïnvesteerd in energiebesparing, circulariteit, klimaatadaptatie en duurzame energieopwekking. Concreet betekent dit dat de aanvullende subsidie voor dergelijke investeringen van totaal dertig naar veertig procent is gegaan. De leden van de D66-fractie juichen deze ontwikkeling toe, omdat zij hier grote meerwaarde in zien voor (stimulatie tot) de verduurzaming van de amateursport.

De leden van de D66-fractie merken voorts op dat de Minister heeft aangegeven dat het beschikbare BOSA-budget voor 2023 van 77 miljoen euro al vòòr het einde van het jaar besteed zal zijn, waardoor liggende of nieuwe aanvragen daar geen beroep meer op kunnen doen. Daarom steunen deze leden het voorstel van de Minister om aanvragers van de BOSA-regeling in 2023 die niet in het resterende budget passen de optie te geven om hun aanvraag aan te houden. Deze zullen vervolgens in 2024 worden behandeld en uit het BOSA-budget van 2024 worden gefinancierd, maar wel op basis van de BOSA-voorwaarden van 2023, zo lezen deze leden in de beslisnota. Betekent dit, zo vragen deze leden, dat aanvragen die uit 2023 dateren maar in 2024 worden behandeld geen aanspraak kunnen maken op de verhoogde aanvullende subsidie? Indien dit het geval is, vragen de leden van de D66-fractie de Minister te overwegen om deze categorie aanvragen wél in staat te stellen aanspraak te maken op de verhoogde aanvullende subsidie. Deze leden vragen dit vanuit de overweging dat verduurzaming zo sterk en snel mogelijk gestimuleerd moet worden, zeker met het oog op de nog steeds instabiele energieprijzen en de onverwachtse negatieve gevolgen die dit – zeker in de koudere periode die eraan komt – kan hebben voor de financiële middelen van amateurverenigingen.

Tevens vragen de leden van de D66-fractie naar de hoogte van het subsidieplafond voor de Subsidieregeling BOSA in 2024 en als deze nog niet vastgesteld is, wanneer dat zal plaatsvinden. Daarbij vragen deze leden of hier ook in acht genomen is, of kan worden, dat een (aanzienlijk) deel van het budget voor 2024 besteed zal worden op aanvragen uit 2023 die doorgeschoven worden. En hoe is de Minister van plan, zo vragen deze leden hieruit voortvloeiende, te waarborgen dat het subsidieplafond niet óók in 2024 voor het einde van het jaar zal worden bereikt, zeker gezien de druk die de aanvragen uit 2023 op het budget zullen leggen. Kan de Minister ervoor waken dat aanvragen in 2024 niet doorgeschoven zullen worden naar 2025, waardoor waardevolle investeringen lang uit zullen worden gesteld, zo vragen deze leden ten slotte.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie vragen de Minister hoeveel sportorganisaties gebruik gemaakt hebben van de subsidieregeling BOSA, indien mogelijk graag gespecificeerd per maatregel:

1. Energiebesparing 2. Toegankelijkheid 3. Circularitieit 4. Klimaatadaptatie. Hoeveel geld is er per maatregel beschikbaar gesteld en besteed? Zijn de gestegen kosten mede de oorzaak van het snelle opraken van het budget van 2023? Zo nee, hoe komt dit dan?

De leden van de PVV-fractie lezen dat de Minister het subsidiebedrag niet wil verlagen, zodat daardoor meer kleinere sportorganisaties gebruik kunnen maken van de regeling. Welke stijging van de uitvoeringslasten verwacht zij? Wat is het verwachte verhoogde gebruik onder kleine sportorganisaties?

Kan de Minister (bij benadering) aangeven hoeveel amateursportorganisaties/sportverenigingen niet zijn aangesloten bij sportkoepel NOC*NSF? Waarom is ervoor gekozen om enkel verenigingen in aanmerking te laten komen voor subsidie die aangesloten zijn bij sportkoepel NOC*NSF? Welke verenigingen/organisaties vallen hierdoor buiten de boot?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de herziene Subsidieregeling BOSA. Deze leden hebben hier enkele vragen bij.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister op welke wijze de optie uit de motie van het lid Inge van Dijk1 om de BOSA anders in te richten in de evaluatie mee is genomen. Wat is de reden dat de genoemde optie uit de motie niet wordt overgenomen? Deze leden vragen daarnaast wat de voortgang is van de toetsing van het door Stichting Waarborgfonds Sport (SWS) voorgestelde revolverend fonds.

Het beschikbare budget voor de BOSA van 77 miljoen euro in 2023 zal naar verwachting in oktober al geheel zijn besteed. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister met welk bedrag zij denkt dat het budget verhoogd moet worden om wel te voldoen voor alle aanvragen in 2023. Hoeveel aanvragen voor subsidie kunnen dit jaar niet meer toegekend worden doordat het volledige budget al is gebruikt?

De Minister heeft in het commissiedebat Sportbeleid van 29 juni 2022 aangegeven dat als de BOSA-regeling overvraagd dreigt te raken en clubs die willen verduurzamen dat niet zouden kunnen, dat zij dan naar een oplossing op zoek zou gaan2. De leden van de CDA-fractie vragen welke mogelijke oplossingen de Minister heeft onderzocht en welke oplossing zij zal aandragen.

De leden van de CDA-fractie zijn positief over de verhoging van het subsidiebedrag voor verduurzaming en toegankelijkheid van dertig naar veertig procent. Deze leden vragen daarbij wel waarom het totale budget voor de BOSA niet tegelijkertijd verhoogd wordt. Hoeveel aanvragen voor een subsidie voor verduurzaming of toegankelijkheid kunnen hierdoor per jaar minder gedaan worden?

NOC*NSF geeft aan dat de voorwaarde uit artikel 5 tweede lid – namelijk dat een sportaccommodatie een voorziening is waarvan de locatie in het omgevingsplan de enkelbestemming «sport» heeft – niet goed bruikbaar is. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hierop te reageren. Is de Minister bereid deze voorwaarde aan te passen?

De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister bereid is de voorgestelde regeling zodanig aan te passen dat investeringen in accommodaties voor multifunctioneel gebruik ook voor de BOSA in aanmerking kunnen komen. Zo nee, waarom niet? Hoe helpt de Minister sportaccommodaties die gebruik willen maken van de BOSA, maar hun locatie ook in willen zetten voor maatschappelijke functies (multifunctioneel gebruik)?

De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte waarom de kosten voor bodemonderzoek, ontwerp (architect) en constructieve berekening uitgesloten worden voor de subsidie. Is de Minister bereid de regeling hierop aan te passen? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over de voorhangprocedure herziene Subsidieregeling BOSA en de overvraging van de subsidieregeling Bouw en Onderhoud Sportaccommodaties in 2023. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie lezen dat de 77 miljoen euro die in 2023 beschikbaar is gesteld voor de BOSA-regeling naar verwachting deze maand al volledig opgebruikt zal zijn, waardoor de overige aanvragen zullen moeten worden aangehouden tot volgend jaar. Zij vragen de Minister of dit er niet voor zal zorgen dat het budget voor volgend jaar nog sneller opgebruikt zal zijn en nog verder achter zal blijven bij de vraag vanuit verenigingen. Het beschikbare bedrag voor 2024 moet immers niet alleen worden gebruikt voor de aanvragen uit 2024, maar ook voor aangehouden aanvragen uit 2023. Wat doet de Minister om dit te voorkomen? In hoeverre is het noodzakelijk om het beschikbare budget te verhogen voor 2024?

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie welke stappen de Minister naast het verlengen van de BOSA-regeling gaat zetten om de verduurzaming van sportaccommodaties collectief te organiseren, aangezien de Kamer hiertoe heeft opgeroepen via de motie van de leden Leijten en Van Nispen.3

Ten slotte vragen de leden van de SP-fractie of de Minister bereid is om te reageren op de zorgen die zijn geuit door NOC*NSF en de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) over het budget en de voorwaarden van de regeling. Is de Minister bereid om hierover met de sportsector in gesprek te gaan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben met verbazing de brief gelezen over de Voorhangprocedure herziene Subsidieregeling BOSA en de overvraging van de subsidieregeling Bouw en Onderhoud Sportaccommodaties in 2023.

De BOSA-regeling heeft een looptijd van vijf jaar en eindigt 1 januari 2024. Dat is al vijf jaar bekend. De nieuwe regeling is nog in internetconsultatie tot 11 oktober 2023. De Minister legt de nieuwe regeling vóór beëindiging van de internetconsultatie al aan de Kamer voor in verband met het verkiezingsreces. Deze leden vragen waarom zo laat een nieuwe subsidieregeling is opgesteld. Ook wanneer er geen verkiezingsreces zou zijn, was toch bekend dat de Kamer in het najaar een drukke agenda heeft. Waarom is er niet voor gekozen om de Kamer tijdig een nieuwe subsidieregeling BOSA voor te leggen?

Kan de Minister in de beantwoording uitgebreid verslag doen van zowel de inhoud van de binnengekomen reacties op de internetconsultatie als de reactie van de regering op de binnengekomen reacties.

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie vinden het verontrustend dat juist een subsidiepot die is bedoeld voor verduurzaming al in oktober leeg blijkt te zijn, terwijl zij bovendien geen garanties zien dat er voor 2024 wel genoeg geld beschikbaar zal zijn voor verduurzaming in de amateursport. Hoe is dit te rijmen met wat de Minister zelf in de brief schrijft: «De BOSA-regeling is hiermee een belangrijk overheidsinstrument in de verduurzaming van de amateursport.» Als dit belangrijke overheidsinstrument tekortschiet, hoe wil de Minister dan verduurzaming stimuleren?

Deze leden vinden het geen oplossing om in 2023 aangevraagde BOSA-subsidie door te schuiven naar 2024. Dit zorgt voor vertraging. Deze leden vragen of zij er tenminste van uit kunnen gaan dat de Minister een betrouwbare regeling achter laat voor het volgende kabinet en waarom de Minister er kennelijk van overtuigd is dat er dan niet opnieuw een probleem zal ontstaan in 2024.

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben op de website van DUS-I gezien dat van het totale subsidiebudget 2023 van de BOSA van 77 miljoen euro, in september 63 miljoen euro al verleend was en er voor 28,5 miljoen euro in aanvraag is. Eén maand eerder was er slechts 27,2 miljoen euro verleend en 28,2 miljoen euro in behandeling. In één (vakantie)maand zou er dus meer subsidie zijn verleend dan in de 7 maanden daarvoor. Klopt dit? Kan dit worden onderbouwd en wat is hiervoor de reden? Als de verklaring zou zijn dat in de update van september ook de subsidies uit voorgaande jaren zijn meegenomen in het totale bedrag dat in 2023 is besteed, blijkt hieruit toch dat het subsidiebedrag voor 2023 al bij voorbaat te weinig zou zijn? Deze leden vragen of er sprake is van onduidelijke communicatie van DUS-I, aangezien er eerder werd gecommuniceerd dat er 77 miljoen euro beschikbaar zou zijn voor 2023 en in september bleek dat daarvan al een deel was besteed vóór 2023. Of is het zo dat DUS-I op hun website iedere maand de stand van het budget publiceert, maar de ene maand de reserveringen niet meenemen en de andere maand weer wel? Zo ja, betekent dit dan dat het voor verenigingen onmogelijk wordt om tijdig te anticiperen op een mogelijke uitputting van het budget?

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie vragen de Minister hoeveel verenigingen de dupe worden van het feit dat het budget voor de BOSA-regeling al in oktober niet meer beschikbaar blijkt voor dit jaar. Hoeveel aanvragen liggen er al die niet meer in behandeling worden genomen in 2023? Hoeveel aanvragen zouden nog te verwachten zijn als er wel voldoende budget was vrij gemaakt?

Deze leden wijzen erop dat de Minister in het commissiedebat Sportbeleid met de Kamer op 29 juni 2022 heeft aangegeven dat wanneer de BOSA-regeling alsnog overvraagd dreigt te raken en clubs die willen verduurzamen dat niet zouden kunnen, ze op zoek gaat naar een oplossing. Aanvragen voor 2023 doorschuiven naar 2024 is geen oplossing, maar een verschuiving van het probleem. Kan de Minister, wanneer dit niet in 2023 wordt opgelost, garanderen dat er in 2024 voldoende budget beschikbaar is om alle BOSA-aanvragen in 2024 te honoreren? Als voor 2024 weer 77 miljoen euro beschikbaar is maar aanvragen uit eerdere jaren ook ten laste komen van dit budget bestaat de kans dat aanvragers in het begin van 2024 massaal gaan aanvragen en het budget voor 2024 al veel eerder dan in oktober is uitgeput. Hoe reëel is dit scenario? En wat gaat de Minister precies doen om dit te voorkomen?

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie vragen de Minister wat nu precies de ambitie van de Minister is ten aanzien van verduurzaming in de sport. Verenigingen moeten verduurzamen om hun energierekening te kunnen blijven betalen. Wanneer verduurzamen nu kennelijk ook niet wordt gestimuleerd, komen verenigingen in de knel. Hoeveel verenigingen zal dit betreffen? Deze leden gaan ervan uit dat de Minister daar in ieder geval zicht op heeft en niet een verduurzamingssubsidie voor 2023 onmogelijk maakt zonder dat duidelijk is wat daarvan de concrete gevolgen zijn.

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie wijzen in dit verband op de aangenomen (Kamerstuk 30 234, nr. 376) moties van de leden Mohandis4 en Leijten en Van Nispen5 en op de toezegging van de Minister tijdens het commissiedebat Sportbeleid met de Kamer op 21 juni 2023 (Handelingen II 2022/23, nr. 78, item 24): «De Minister stuurt de Kamer dit najaar de versnellingsaanpak rondom de verduurzaming in de sport en zal daarin ook ingaan op de mogelijkheden voor een revolverend fonds. Voor meneer Mohandis». Wanneer kan de Kamer deze versnellingsaanpak en een duidelijke uitvoering van de moties verwachten? Hoe is een versnellingsaanpak te rijmen met een BOSA-regeling waarvan het de vraag is of het budget toereikend is?

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben de volgende vragen over de in de evaluatie genoemde verbeterpunten.

  • Aanbevolen wordt om maatregelen te treffen om het potentieel van de aanvullende subsidie voor toegankelijkheid te verhogen en de mogelijkheden te onderzoeken om het gebruik significant te verhogen. Deze leden vinden «samen met sportbonden aandacht (besteden) aan de regeling om de bekendheid te verhogen» geen invulling van de aanbeveling. Waarom moet worden gewacht op definitieve vaststelling van de regeling? Het onderzoek kan nu toch al starten? En waarom kan ook nu niet al meer bekendheid aan de regeling gegeven worden?

  • Waarom moet de twaalf maanden periode zo strikt worden gehanteerd als aanbevolen wordt om dat niet te doen? Welke argumenten heeft de Minister voor het zo strikt vasthouden aan deze termijn?

  • Waarom wordt het subsidiedrempelbedrag niet verder verlaagd terwijl dit kan leiden tot meer gebruik onder kleinere sportorganisaties? Kan de stelling dat de negatieve gevolgen van de stijging van de uitvoeringslasten groter zijn dan de positieve gevolgen van het verwachte verhoogde gebruik onder kleine sportorganisaties kwalitatief en kwantitatief worden onderbouwd? Hoeveel kleine sportverenigingen zouden subsidie willen aanvragen, maar mogen dat niet vanwege het drempelbedrag?

  • Waarom wordt de herziening van de BOSA niet bezien in relatie tot actuele kostenstijgingen bij sportorganisaties, terwijl een gezonde financiële huishouding van sportorganisaties voorwaardelijk is voor een doeltreffende en doelmatige BOSA en de recente kostenstijgingen slechts deels gecompenseerd worden met meer BOSA-inkomsten? Waarom wordt in de subsidieregeling BOSA het percentage voor verduurzaming en toegankelijkheid verhoogd van dertig naar veertig procent, in plaats van naar zestig procent? Op welke andere manier moeten sportorganisaties die aantoonbaar geconfronteerd worden met gestegen kosten voor onder andere bouw en onderhoud dan rond zien te komen?

II. Reactie van de Minister

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorhangprocedure van de herziene Subsidieregeling BOSA en de overvraging van de subsidieregeling Bouw en Onderhoud Sportaccommodaties in 2023 en hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het huidige beschikbare budget van 77 miljoen euro naar verwachting in oktober volledig besteed zal zijn, waardoor nieuwe aanvragen of aanvragen in behandeling niet toegekend kunnen worden. In de voorhangprocedure stelt de Minister dat in de afgelopen jaren de BOSA-regeling altijd toereikend is geweest om alle ingediende aanvragen toe te kennen, maar dat het aannemelijk is dat dat dit jaar niet het geval is. Daarnaast geeft zij aan de gevolgen van een tekort aan budget te mitigeren wanneer dit aan de orde is. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Minister dit precies van plan is te doen. Is er zicht op hoeveel sportverenigingen en gemeenten de gevolgen van een ontoereikend budget zullen ervaren? En is bekend wat de gevolgen zullen zijn voor sportverenigingen en gemeenten die hun aanvraag moeten aanhouden?

Verder vragen zij de Minister of wordt overwogen het subsidieplafond te verhogen, gezien het feit dat dit al is bereikt voor het einde van dit jaar. Als het niet mogelijk blijkt om de (lopende) aanvragen te honoreren terwijl sportverenigingen en gemeenten daar gezien de historische kennis wel op gerekend hebben, is de Minister het met genoemde leden eens dat deze problematiek door haar opgelost moet worden? Welke route ziet de Minister dan om ervoor te zorgen dat sportverenigingen en gemeenten met betrekking tot de BOSA niet in de rode cijfers belanden, vanwege het feit dat de Minister en haar ministerie niet aan de verwachtingen richting de subsidie-aanvragers heeft voldaan?

Zoals ik mijn brief van 29 september jl.6 heb aangegeven wil ik er allereerst voor zorgen dat er zoveel mogelijk aanvragen wel in 2023 kunnen worden toegekend. Ik ben voornemens om het subsidieplafond voor 2023 te verhogen tot € 79,6 miljoen door € 2,6 miljoen aan OVA-middelen aan het beschikbare budget toe te voegen. Een verdere verhoging is gezien de demissionaire status van het kabinet niet mogelijk. Beslissingen over de hoogte van het budget voor 2024 en verdere jaren is aan een volgend kabinet.

Het aantal aanvragen dat niet met het budget 2023 behandeld kan worden is niet met zekerheid vast te stellen. Dit is onder andere afhankelijk van het aantal aanvragen dat nog zal zullen worden ingediend, de hoogte van de aangevraagde bedragen en hoeveel aanvragen (deels) worden afgewezen omdat ze niet aan de voorwaarden voldoen. De BOSA is alleen bestemd voor amateursportorganisaties. Gemeenten ontvangen via de Specifieke Uitkering Stimulering Sport financiering ten behoeve gemeentelijke sportaccommodaties. Hierbij zijn er geen signalen dat er sprake is van een overschrijding van het budget.

Ik wil waar mogelijk voorkomen dat aanvragen die nu zijn ingediend, moeten worden afgewezen en op 1 januari 2024 opnieuw moeten worden ingediend. Dit levert namelijk onnodige administratieve lasten op voor de aanvragers uit de sportsector en voor uitvoeringsorganisatie DUS-I. Ingediende aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst en compleetheid, totdat er geen budget meer over is. Zodra het subsidieplafond is bereikt, krijgen aanvragers die nog geen beslissing hebben ontvangen de mogelijkheid om hun aanvraag aan te houden. Deze aangehouden aanvragen kunnen dan in 2024 verder worden behandeld onder de voorwaarden van 2023 en worden gefinancierd uit het budget van 2024. Alle aanvragen die in 2023 zijn ingediend en voldoen aan de voorwaarden van de BOSA komen dus nog steeds in aanmerking voor subsidie. Aanvragen kunnen tot en met 31 december 2023 worden ingediend.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister waarin zij de conceptregeling voor de Subsidieregeling BOSA voorlegt, als opvolger van de BOSA-regeling. Deze leden hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen bij. De leden van de D66-fractie hechten groot belang aan sport en beweging en geloven dat dit vanaf jongs af aan gestimuleerd moet worden. Zij hebben daarom nog de volgende vragen.

De leden van de D66-fractie stellen dat amateursport dé plek is waar sporten voor iedereen toegankelijk wordt gemaakt. Veel verschillende verenigingen lopen echter tegen (financiële) obstakels aan als gevolg van onder andere de energiecrisis en andere stijgende kosten. Enkele verenigingen zijn daarom niet (langer) in staat om te investeren in hun accommodaties en sportvoorzieningen. Daarnaast is naar aanleiding van de energiecrisis duidelijk geworden dat verduurzaming van de sportsector essentieel is – zowel voor de financiële gezondheid van verenigingen als voor het klimaat in bredere zin.

De leden van de D66-fractie merken op dat de Minister ten eerste aangeeft dat er in de conceptregeling naar aanleiding van de doelstellingen in de Routekaart Verduurzaming Sport extra wordt geïnvesteerd in energiebesparing, circulariteit, klimaatadaptatie en duurzame energieopwekking. Concreet betekent dit dat de aanvullende subsidie voor dergelijke investeringen van totaal dertig naar veertig procent is gegaan. De leden van de D66-fractie juichen deze ontwikkeling toe, omdat zij hier grote meerwaarde in zien voor (stimulatie tot) de verduurzaming van de amateursport.

De leden van de D66-fractie merken voorts op dat de Minister heeft aangegeven dat het beschikbare BOSA-budget voor 2023 van 77 miljoen euro al vòòr het einde van het jaar besteed zal zijn, waardoor liggende of nieuwe aanvragen daar geen beroep meer op kunnen doen. Daarom steunen deze leden het voorstel van de Minister om aanvragers van de BOSA-regeling in 2023 die niet in het resterende budget passen de optie te geven om hun aanvraag aan te houden. Deze zullen vervolgens in 2024 worden behandeld en uit het BOSA-budget van 2024 worden gefinancierd, maar wel op basis van de BOSA-voorwaarden van 2023, zo lezen deze leden in de beslisnota. Betekent dit, zo vragen deze leden, dat aanvragen die uit 2023 dateren maar in 2024 worden behandeld geen aanspraak kunnen maken op de verhoogde aanvullende subsidie? Indien dit het geval is, vragen de leden van de D66-fractie de Minister te overwegen om deze categorie aanvragen wél in staat te stellen aanspraak te maken op de verhoogde aanvullende subsidie. Deze leden vragen dit vanuit de overweging dat verduurzaming zo sterk en snel mogelijk gestimuleerd moet worden, zeker met het oog op de nog steeds instabiele energieprijzen en de onverwachtse negatieve gevolgen die dit – zeker in de koudere periode die eraan komt – kan hebben voor de financiële middelen van amateurverenigingen.

Zodra het subsidieplafond is bereikt, krijgen aanvragers die nog geen beslissing hebben ontvangen de mogelijkheid om hun aanvraag aan te houden. Deze aangehouden aanvragen kunnen dan in 2024 verder worden behandeld en worden gefinancierd uit het budget van 2024, maar op basis van de voorwaarden van 2023. Indien de aanvrager dit niet wil kan hij de aanvraag intrekken en vanaf 1 januari 2024 opnieuw indienen zodat de nieuwe aanvraag behandeld wordt op basis van de voorwaarden van 2024. De uiteindelijke keuze hiervoor ligt bij de aanvrager.

Tevens vragen de leden van de D66-fractie naar de hoogte van het subsidieplafond voor de Subsidieregeling BOSA in 2024 en als deze nog niet vastgesteld is, wanneer dat zal plaatsvinden. Daarbij vragen deze leden of hier ook in acht genomen is, of kan worden, dat een (aanzienlijk) deel van het budget voor 2024 besteed zal worden op aanvragen uit 2023 die doorgeschoven worden. En hoe is de Minister van plan, zo vragen deze leden hieruit voortvloeiende, te waarborgen dat het subsidieplafond niet óók in 2024 voor het einde van het jaar zal worden bereikt, zeker gezien de druk die de aanvragen uit 2023 op het budget zullen leggen. Kan de Minister ervoor waken dat aanvragen in 2024 niet doorgeschoven zullen worden naar 2025, waardoor waardevolle investeringen lang uit zullen worden gesteld, zo vragen deze leden ten slotte.

Voor 2024 is in de VWS-begroting voor de BOSA een plafond van € 79,5 miljoen opgenomen. Een verdere verhoging is gezien de demissionaire status van het kabinet niet mogelijk. Een besluit over eventuele ophoging van het budget voor 2024 en verdere jaren is aan een volgend kabinet, ditzelfde geldt voor het eventueel doorschuiven van aanvragen uit 2024 naar 2025.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie vragen de Minister hoeveel sportorganisaties gebruik gemaakt hebben van de subsidieregeling BOSA, indien mogelijk graag gespecificeerd per maatregel:

1. Energiebesparing 2. Toegankelijkheid 3. Circularitieit 4. Klimaatadaptatie. Hoeveel geld is er per maatregel beschikbaar gesteld en besteed? Zijn de gestegen kosten mede de oorzaak van het snelle opraken van het budget van 2023? Zo nee, hoe komt dit dan?

De meeste recente cijfers zijn over 2022. In dat jaar zijn in totaal 3.325 subsidieaanvragen toegekend aan 2.363 unieke amateursportorganisaties. De meeste aanvragen hadden betrekking op het reguliere subsidiepercentage van 20%.

Hieronder staat per maatregel benoemd hoeveel organisaties voor welk bedrag subsidie hebben gekregen voor de aanvullende subsidie van 30%.

  • 1. Energiebesparing: 666 organisaties en een budget van € 12.931.900

  • 2. Klimaatadaptatie: 3 organisaties en een budget van € 305.482

  • 3. Circulariteit: 6 organisaties en een budget van € 76.161

  • 4. Toegankelijkheid: 23 organisaties en een budget van € 247.330

De gestegen kosten zoals duurdere bouwmaterialen zijn mede de oorzaak van de overvraging van het budget in 2023. Daarnaast is het aantal aanvragen de afgelopen jaren geleidelijk gestegen, mede als gevolg van het verlagen van het drempelbedrag van € 5.000 naar € 2.500 in 2022. Ten derde leggen meerjarige aanvragen uit eerdere jaren beslag op het beschikbare budget voor 2023.

De leden van de PVV-fractie lezen dat de Minister het subsidiebedrag niet wil verlagen, zodat daardoor meer kleinere sportorganisaties gebruik kunnen maken van de regeling. Welke stijging van de uitvoeringslasten verwacht zij? Wat is het verwachte verhoogde gebruik onder kleine sportorganisaties?

Het drempelbedrag is in 2022 reeds verlaagd van € 5.000 naar € 2.500. Hiermee waren circa € 300.000 aan uitvoeringskosten gemoeid. Het is niet bekend hoeveel kleine sportverenigingen subsidie zouden aanvragen, maar dat op dit moment niet doen vanwege het drempelbedrag. In de evaluatie van de BOSA die tezamen met de brief7 die ik op 29 september aan uw Kamer heb verzonden is gekeken naar de redenen waarom sportverenigingen geen aanvraag indienen. Uit een enquête onder niet-gebruikers bleek dat 20% (van de 355 respondenten) geen aanvraag had ingediend omdat het drempelbedrag van € 2.500 niet gehaald zou zijn. De overige 80% gaf andere redenen aan dan het drempelbedrag.

Volledigheidshalve wil ik er op wijzen dat het op dit moment al mogelijk is voor sportorganisaties om gezamenlijk een aanvraag in te dienen en zo boven het drempelbedrag te komen.

Kan de Minister (bij benadering) aangeven hoeveel amateursportorganisaties/sportverenigingen niet zijn aangesloten bij sportkoepel NOC*NSF? Waarom is ervoor gekozen om enkel verenigingen in aanmerking te laten komen voor subsidie die aangesloten zijn bij sportkoepel NOC*NSF? Welke verenigingen/organisaties vallen hierdoor buiten de boot?

Om te definiëren wat een amateursportorganisatie is wordt in de huidige BOSA gekeken naar de Standaard Bedrijfsindeling (SBI-code) van de aanvrager. Een SBI-code is de classificatie van de activiteiten van een organisatie. De Kamer van Koophandel stelt de SBI-code vast aan de hand van een beschrijving die de organisatie aanlevert. Het knelpunt bij het hanteren van deze code als definitie van een amateursportvereniging is dat de indeling naar SBI-code afhankelijk is van de beschrijving die de organisatie zelf aanlevert. De KVK controleert of de beschrijving overeenkomt met de aangevraagde SBI-code, maar controleert niet of daadwerkelijke activiteiten die een organisatie uitvoert overeenkomen met de aangeleverde omschrijving. Hierdoor valt op basis van de SBI-code dus niet met 100% zekerheid objectief vast te stellen dat een aanvrager een amateursportorganisatie is.

Om dit probleem te ondervangen is in de Subsidieregeling BOSA een ander criterium opgenomen. Namelijk, dat enkel verenigingen die zijn aangesloten bij een sportbond die op de ledenlijst van NOC*NSF staat of zijn aangesloten bij een deelnemende organisatie van het Platform Ondernemende Sportaanbieders (POS) in aanmerking komen voor een subsidie. Met dit criterium is er meer zekerheid dat de aanvrager daadwerkelijk een sportvereniging is.

De bij NOC*NSF aangesloten bonden vertegenwoordigen circa 22.000 verenigingen, bij de POS betreft dit circa 6.000 ondernemende sportaanbieders. Ik kan helaas niet aangeven hoeveel amateursportorganisaties/sportverenigingen niet zijn aangesloten bij sportkoepel NOC*NSF. Met de aangesloten sportorganisaties via NOC*NSF en de POS is de verwachting dat veruit de meeste sportverenigingen vertegenwoordigd zijn die in aanmerking zouden komen voor de doelen van de BOSA, namelijk de bouw, verbouw en onderhoud van sportaccommodaties. Het is aannemelijk dat sportverenigingen die beschikken over een eigen accommodatie ook in georganiseerd (competitie)verband zullen sporten en daarom aangesloten zullen zijn bij een sportbond die op de ledenlijst van NOC*NSF staat of zijn aangesloten bij een van de deelnemende organisaties van het POS.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de herziene Subsidieregeling BOSA. Deze leden hebben hier enkele vragen bij.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister op welke wijze de optie uit de motie van het lid Inge van Dijk8 om de BOSA anders in te richten in de evaluatie mee is genomen. Wat is de reden dat de genoemde optie uit de motie niet wordt overgenomen? Deze leden vragen daarnaast wat de voortgang is van de toetsing van het door Stichting Waarborgfonds Sport (SWS) voorgestelde revolverend fonds.

Mijn voornemen is om u in de eerste helft van december te informeren over de versnellingsaanpak van de verduurzamingsopgave van de sportsector. Hierbij zal ik ook ingaan op de moties van de leden Mohandis (PvdA)9, Leijten en Van Nispen (SP)10 en Inge van Dijk (CDA)11. In deze aanpak wordt ingegaan op zowel de kansen als de drempels voor een substantiële versnelling. Hierbij zal ik ook ingaan op het revolverend fonds.

Het beschikbare budget voor de BOSA van 77 miljoen euro in 2023 zal naar verwachting in oktober al geheel zijn besteed. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister met welk bedrag zij denkt dat het budget verhoogd moet worden om wel te voldoen voor alle aanvragen in 2023. Hoeveel aanvragen voor subsidie kunnen dit jaar niet meer toegekend worden doordat het volledige budget al is gebruikt?

Op 1 oktober was reeds € 69,2 miljoen van het beschikbare budget van € 77 miljoen besteed. Daarnaast was er op dat moment nog voor € 28,7 miljoen aan aanvragen in behandeling. Het is echter niet met zekerheid te zeggen welk bedrag hiervan daadwerkelijk voor subsidieverlening in aanmerking komt en hoeveel aanvragen (deels) worden afgewezen. Pas na behandeling van alle aanvragen is met zekerheid te zeggen welk budget nodig is om alle aanvragen in 2023 af te handelen.

Ik ben voornemens om het subsidieplafond voor 2023 te verhogen tot € 79,6 miljoen door € 2,6 miljoen aan OVA-middelen aan het beschikbare budget toe te voegen. Een verdere verhoging is gezien de demissionaire status van het kabinet niet mogelijk. Een besluit over eventuele ophoging van het budget voor 2024 en verdere jaren is aan een volgend kabinet.

De Minister heeft in het commissiedebat Sportbeleid van 29 juni 2022 aangegeven dat als de BOSA-regeling overvraagd dreigt te raken en clubs die willen verduurzamen dat niet zouden kunnen, dat zij dan naar een oplossing op zoek zou gaan12. De leden van de CDA-fractie vragen welke mogelijke oplossingen de Minister heeft onderzocht en welke oplossing zij zal aandragen.

Zoals ik in het commissiedebat Sportbeleid van 29 juni 2022 aangaf heb ik regelmatig overleg met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed en ook over de mogelijkheden voor het ontzorgen en de financiering ervan. Deze overleggen benut ik om te verkennen op welke wijze de sportsector kan profiteren van bestaande en nieuw op te zetten generieke verduurzamingsinstrumenten. Op dit moment hebben de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een breed pakket aan maatregelen dat beschikbaar is voor alle sectoren, waaronder de DUMAVA-regeling voor verduurzaming van maatschappelijk vastgoed waar gemeentelijk (sport)vastgoed gebruik van kan maken. Daarnaast is in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 202413ook het ontwikkelen van een programmatische aanpak aangekondigd. Deze aanpak richt zich op het slimmer organiseren van de verduurzaming en beoogt om hiermee een versnelling in de verduurzaming van het totale maatschappelijk vastgoed te bewerkstelligen. Dat kan bijvoorbeeld door projecten te bundelen, processen in besluitvorming en inkoop te standaardiseren en financiering aan deze gezamenlijke projecten te koppelen. Dit zijn voorbeelden van hoe ik probeer om de sportsector optimaal gebruik te kunnen laten maken van generieke instrumenten die beschikbaar zijn om de verduurzamingsopgave aan te pakken. Deze inzet zal ik blijven continueren. Ik ben voornemens u in de eerste helft van december hier verder over te informeren in mijn brief over de versnellingsaanpak van de verduurzamingsopgave van de sportsector.

Voor de aanvragen die in 2023 zijn ingediend wil ik waar mogelijk voorkomen dat deze moeten worden afgewezen en op 1 januari 2024 opnieuw moeten worden ingediend. Dit levert namelijk onnodige administratieve lasten op voor de aanvragers uit de sportsector en voor uitvoeringsorganisatie DUS-I. Ingediende aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst en compleetheid, totdat er geen budget meer over is. Zodra het subsidieplafond is bereikt, krijgen aanvragers die nog geen beslissing hebben ontvangen de mogelijkheid om hun aanvraag aan te houden. Deze aangehouden aanvragen uit 2023 kunnen dan in 2024 verder worden behandeld onder de voorwaarden van 2023 en worden gefinancierd uit het budget van 2024. Alle aanvragen die in 2023 zijn ingediend komen dus nog steeds in aanmerking voor subsidie.

De leden van de CDA-fractie zijn positief over de verhoging van het subsidiebedrag voor verduurzaming en toegankelijkheid van dertig naar veertig procent. Deze leden vragen daarbij wel waarom het totale budget voor de BOSA niet tegelijkertijd verhoogd wordt. Hoeveel aanvragen voor een subsidie voor verduurzaming of toegankelijkheid kunnen hierdoor per jaar minder gedaan worden?

Voor 2024 is in de VWS-begroting voor de BOSA een plafond van € 79,5 miljoen opgenomen. Een verdere verhoging is gezien de demissionaire status van het kabinet niet mogelijk. Een besluit over eventuele ophoging van het budget voor 2024 en verdere jaren is aan een volgend kabinet.

De meest recente beschikbare cijfers hebben betrekking op 2022. In dat jaar is voor circa € 13,5 miljoen aan subsidie voor verduurzaming en toegankelijkheid verleend. Verhoging van het subsidiepercentage van 30% naar 40% zou betekenen dat indien deze aanvragen in 2024 zouden zijn ingediend en toegekend een subsidie van circa € 18 miljoen verleend zou zijn. Het is niet met zekerheid te zeggen hoeveel aanvragen voor verduurzaming en toegankelijkheid er minder toegekend kunnen worden omdat aanvragen variëren in looptijd en hoogte van het aangevraagde bedrag. Daarnaast worden subsidieaanvragen behandeld op volgorde van binnenkomst en wordt hierin geen onderscheid gemaakt tussen aanvragen voor een reguliere subsidie ter hoogte van 20% en aanvullende subsidie voor verduurzaming en toegankelijkheid met het hogere subsidiepercentage. De gemiddelde hoogte van een toegekende aanvraag (zowel regulier 20% als aanvullend 30%) in 2022 was circa € 22.500. Gebaseerd op deze gemiddelde hoogte en de aanvragen die in 2022 zijn toegekend zou dit betekenen dat er circa 200 aanvragen (regulier en aanvullend) minder toegekend zouden kunnen worden.

NOC*NSF geeft aan dat de voorwaarde uit artikel 5 tweede lid – namelijk dat een sportaccommodatie een voorziening is waarvan de locatie in het omgevingsplan de enkelbestemming «sport» heeft – niet goed bruikbaar is. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hierop te reageren. Is de Minister bereid deze voorwaarde aan te passen?

De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister bereid is de voorgestelde regeling zodanig aan te passen dat investeringen in accommodaties voor multifunctioneel gebruik ook voor de BOSA in aanmerking kunnen komen. Zo nee, waarom niet? Hoe helpt de Minister sportaccommodaties die gebruik willen maken van de BOSA, maar hun locatie ook in willen zetten voor maatschappelijke functies (multifunctioneel gebruik)?

Onder de huidige BOSA komen sportaccommodaties in aanmerking voor subsidie voor het deel dat zij de accommodatie beschikbaar stellen voor amateursport. Indien een sporthal bijvoorbeeld voor 90% wordt ingezet voor amateursport en 10% voor bewegingsonderwijs of andere doeleinden wordt een verdeelsleutel toegepast op de subsidiabele kosten. In dit gesimplificeerde voorbeeld komen 90% van de bouw, verbouw en onderhoudskosten in aanmerking voor een BOSA-subsidie ter hoogte van 20%. In de praktijk leidt de berekeningswijze van deze verdeelsleutel tot discussie, met bezwaar- en beroepszaken tot gevolg. Bijvoorbeeld wanneer een aanvrager geen rekening heeft gehouden met deze verdeelsleutel bij de bouw van een sportaccommodatie en bij vaststelling de subsidie lager wordt vastgesteld. Het mogelijk maken van «medegebruik» door onderwijs was ook één van de aanbevelingen uit de evaluatie.

Om dit punt op te lossen en aanvragers meer duidelijkheid te bieden is gezocht naar een eenduidigere definiëring van het begrip «sportaccommodatie». De achterliggende gedachte hierbij was om een duidelijker onderscheid tussen accommodaties te maken en de verdeelsleutel af te schaffen. Een accommodatie onder de definitie «sportaccommodatie» zou dan voor 100% van de kosten in aanmerking komen voor een BOSA-subsidie ter hoogte van 20%, een accommodatie die niet onder deze definitie viel zou dan niet meer aanmerking komen voor subsidie, bijvoorbeeld een buurthuis dat incidenteel sport aanbiedt aan haar bezoekers.

De definitie uit artikel 5 tweede lid – namelijk dat een sportaccommodatie een voorziening is waarvan de locatie in het omgevingsplan de enkelbestemming «sport» heeft gaf hierbij de meeste duidelijkheid waarbij de administratieve lasten voor de aanvrager lager zijn dan onder de huidige BOSA. Er is een steekproef genomen bij een groot aantal aanvragers van de huidige BOSA om te controleren of er sportaccommodaties onbedoeld niet meer in aanmerking zouden komen. Alle accommodaties uit deze steekproef zouden ook onder de nieuwe definitie in aanmerking komen voor de BOSA.

Hoewel de nieuwe definitie bedoeld was om problemen uit de praktijk op te lossen is uit de internetconsultatie echter naar voren gekomen dat deze definitie ook problemen veroorzaakt. In tegenstelling tot de conclusies uit de steekproef blijkt dat bepaalde sportaccommodaties onbedoeld toch niet meer in aanmerking komen onder deze nieuwe definitie. Dit is niet wat beoogd is en ik ben iedereen erkentelijk die op de internetconsultatie gereageerd heeft en dit onder de aandacht heeft gebracht. Het is mijn intentie om een werkbare subsidieregeling op te stellen. Ik ben momenteel aan het onderzoeken hoe de definitie zo aangepast kan worden dat alle beoogde sportaccommodaties onder de reikwijdte vallen. Ik kijk hierbij ook naar de gevolgen voor multifunctionele accommodaties.

De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte waarom de kosten voor bodemonderzoek, ontwerp (architect) en constructieve berekening uitgesloten worden voor de subsidie. Is de Minister bereid de regeling hierop aan te passen? Zo nee, waarom niet?

De internetconsultatie stond tot en met 11 oktober jl. open voor reacties, hier zijn 52 reacties op gekomen. Ik ben iedereen erkentelijk die de tijd en moeite heeft genomen om te reageren. Ik ben de reacties nog aan het bestuderen en onderzoek hoe ik deze al dan niet zal verwerken in de regeling. Zoals altijd zal in de toelichting bij de definitieve subsidieregeling een reactie worden gegeven op de input vanuit de internetconsultatie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over de voorhangprocedure herziene Subsidieregeling BOSA en de overvraging van de subsidieregeling Bouw en Onderhoud Sportaccommodaties in 2023. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie lezen dat de 77 miljoen euro die in 2023 beschikbaar is gesteld voor de BOSA-regeling naar verwachting deze maand al volledig opgebruikt zal zijn, waardoor de overige aanvragen zullen moeten worden aangehouden tot volgend jaar. Zij vragen de Minister of dit er niet voor zal zorgen dat het budget voor volgend jaar nog sneller opgebruikt zal zijn en nog verder achter zal blijven bij de vraag vanuit verenigingen. Het beschikbare bedrag voor 2024 moet immers niet alleen worden gebruikt voor de aanvragen uit 2024, maar ook voor aangehouden aanvragen uit 2023. Wat doet de Minister om dit te voorkomen? In hoeverre is het noodzakelijk om het beschikbare budget te verhogen voor 2024?

Het behandelen van aanvragen uit 2023 met het budget van 2024 heeft inderdaad gevolgen voor het aantal aanvragen uit 2024 dat behandeld kan worden. Ik ben voornemens om het subsidieplafond voor 2023 te verhogen tot € 79,6 miljoen door € 2,6 miljoen aan OVA-middelen aan het beschikbare budget toe te voegen om zoveel mogelijk aanvragen in 2023 te kunnen behandelen. Een verdere verhoging is gezien de demissionaire status van het kabinet niet mogelijk. Voor 2024 is in de VWS-begroting voor de BOSA een plafond van € 79,5 miljoen opgenomen. Beslissingen over een eventuele verhoging van het budget voor 2024 en verdere jaren is aan een volgend kabinet.

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie welke stappen de Minister naast het verlengen van de BOSA-regeling gaat zetten om de verduurzaming van sportaccommodaties collectief te organiseren, aangezien de Kamer hiertoe heeft opgeroepen via de motie van de leden Leijten en Van Nispen.14

Mijn voornemen is om u in de eerste helft van december te informeren over de versnellingsaanpak van de verduurzamingsopgave van de sportsector. Hierbij zal ik ook ingaan op de moties van de leden Mohandis (PvdA)15, Leijten en Van Nispen (SP)16 en Inge van Dijk (CDA)17. In deze aanpak wordt ingegaan op zowel de kansen als de drempels voor een substantiële versnelling. Hierbij zal ik ook ingaan op het revolverend fonds.

Ten slotte vragen de leden van de SP-fractie of de Minister bereid is om te reageren op de zorgen die zijn geuit door NOC*NSF en de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) over het budget en de voorwaarden van de regeling. Is de Minister bereid om hierover met de sportsector in gesprek te gaan?

Over de zorgen van NOC*NSF en de KNVB over het beschikbare budget verwijs ik u naar mijn antwoord op uw eerste vraag.

Ik deel de zorgen van NOC*NSF en de KNVB over de afbakening van de doelgroep van de subsidieregeling. Onder de huidige BOSA komen sportaccommodaties op dit moment in aanmerking voor subsidie voor het deel dat zij de accommodatie beschikbaar stellen voor amateursport. Indien een sporthal bijvoorbeeld voor 90% wordt ingezet voor amateursport en 10% voor bewegingsonderwijs of andere doeleinden wordt een verdeelsleutel toegepast op de subsidiabele kosten. In dit gesimplificeerde voorbeeld komen 90% van de bouw, verbouw en onderhoudskosten in aanmerking voor een BOSA-subsidie ter hoogte van 20%. In de praktijk leidt de berekeningswijze van deze verdeelsleutel tot discussie, met bezwaar- en beroepszaken tot gevolg. Bijvoorbeeld wanneer een aanvrager geen rekening heeft gehouden met deze verdeelsleutel bij de bouw van een sportaccommodatie en bij vaststelling de subsidie lager wordt vastgesteld. Het mogelijk maken van «medegebruik» door onderwijs was ook één van de aanbevelingen uit de evaluatie.

Om dit punt op te lossen en aanvragers meer duidelijkheid te bieden is gezocht naar een eenduidigere definiëring van het begrip «sportaccommodatie». De achterliggende gedachte hierbij was om een duidelijker onderscheid tussen accommodaties te maken en de verdeelsleutel af te schaffen. Een accommodatie onder de definitie «sportaccommodatie» zou dan voor 100% van de kosten in aanmerking komen voor een BOSA-subsidie ter hoogte van 20%, een accommodatie die niet onder deze definitie viel zou dan niet meer aanmerking komen voor subsidie, bijvoorbeeld een buurthuis dat incidenteel sport aanbiedt aan haar bezoekers.

De definitie uit artikel 5 tweede lid – namelijk dat een sportaccommodatie een voorziening is waarvan de locatie in het omgevingsplan de enkelbestemming «sport» heeft gaf hierbij de meeste duidelijkheid waarbij de administratieve lasten voor de aanvrager lager zijn dan onder de huidige BOSA. Er is een steekproef genomen bij een groot aantal aanvragers van de huidige BOSA om te controleren of er sportaccommodaties onbedoeld niet meer in aanmerking zouden komen. Alle accommodaties uit deze steekproef zouden ook onder de nieuwe definitie in aanmerking komen voor de BOSA.

Hoewel de nieuwe definitie bedoeld was om problemen uit de praktijk op te lossen is uit de internetconsultatie echter naar voren gekomen dat deze definitie ook problemen veroorzaakt. In tegenstelling tot de conclusies uit de steekproef blijkt dat bepaalde sportaccommodaties onbedoeld toch niet meer in aanmerking komen onder deze nieuwe definitie. Dit is niet wat beoogd is en ik ben iedereen erkentelijk die op de internetconsultatie gereageerd heeft en dit onder de aandacht heeft gebracht. Het is mijn intentie om een werkbare subsidieregeling op te stellen. Ik ben momenteel aan het onderzoeken hoe de definitie zo aangepast kan worden dat alle beoogde sportaccommodaties onder de reikwijdte vallen. Ik kijk hierbij ook naar de gevolgen voor multifunctionele accommodaties

De internetconsultatie stond tot en met 11 oktober jl. open voor reacties, hier zijn 52 reacties op gekomen. Ik ben iedereen erkentelijk die de tijd en moeite heeft genomen om te reageren. Ik ben de reacties nog aan het bestuderen en onderzoek hoe ik deze al dan niet zal verwerken in de regeling. Zoals altijd zal in de toelichting bij de definitieve subsidieregeling een reactie worden gegeven op de input vanuit de internetconsultatie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben met verbazing de brief gelezen over de Voorhangprocedure herziene Subsidieregeling BOSA en de overvraging van de subsidieregeling Bouw en Onderhoud Sportaccommodaties in 2023.

De BOSA-regeling heeft een looptijd van vijf jaar en eindigt 1 januari 2024. Dat is al vijf jaar bekend. De nieuwe regeling is nog in internetconsultatie tot 11 oktober 2023. De Minister legt de nieuwe regeling vóór beëindiging van de internetconsultatie al aan de Kamer voor in verband met het verkiezingsreces. Deze leden vragen waarom zo laat een nieuwe subsidieregeling is opgesteld. Ook wanneer er geen verkiezingsreces zou zijn, was toch bekend dat de Kamer in het najaar een drukke agenda heeft. Waarom is er niet voor gekozen om de Kamer tijdig een nieuwe subsidieregeling BOSA voor te leggen?

Het opstellen van een subsidieregeling is een proces waarin een balans gezocht wordt tussen enerzijds snelheid en vroeg duidelijkheid willen geven aan de aanvragers over de voorwaarden. Anderzijds is het wenselijk om de meest recente ontwikkelingen mee te kunnen nemen. Het doorlopen van alle stappen in het ontwerpen, consulteren en voorleggen van een regeling tot definitieve vaststelling duurt ten minste 6 maanden.

Kan de Minister in de beantwoording uitgebreid verslag doen van zowel de inhoud van de binnengekomen reacties op de internetconsultatie als de reactie van de regering op de binnengekomen reacties.

De internetconsultatie stond tot en met 11 oktober jl. open voor reacties, hier zijn 52 reacties op gekomen. Ik ben iedereen erkentelijk die de tijd en moeite heeft genomen om te reageren. Ik ben de reacties nog aan het bestuderen en onderzoek hoe ik deze al dan niet zal verwerken in de regeling. Zoals altijd zal in de toelichting bij de definitieve subsidieregeling een reactie worden gegeven op de input vanuit de internetconsultatie.

Ik wil hieronder wel alvast ingaan op de twee punten die het duidelijkst naar voren kwam uit de internetconsultatie. Namelijk de zorgen over het beschikbare budget en de definiëring van sportaccommodaties door het gebruik van «enkelbestemming sport» in het bestemmingsplan.

Ik ben voornemens om het subsidieplafond voor 2023 te verhogen tot € 79,6 miljoen door € 2,6 miljoen aan OVA-middelen aan het beschikbare budget toe te voegen. Voor 2024 is in de VWS-begroting voor de BOSA een plafond van € 79,5 miljoen opgenomen. Gezien de uitputting in 2023 kan ik niet garanderen dat met dit budget alle BOSA-aanvragen in 2024 gehonoreerd kunnen worden. Een verdere verhoging is gezien de demissionaire status van het kabinet niet mogelijk. Een besluit over eventuele ophoging van het budget voor 2024 en verdere jaren is aan een volgend kabinet.

Ik deel de zorgen van de reacties over de afbakening van de doelgroep van de subsidieregeling. Onder de huidige BOSA komen sportaccommodaties op dit moment in aanmerking voor subsidie voor het deel dat zij de accommodatie beschikbaar stellen voor amateursport. Indien een sporthal bijvoorbeeld voor 90% wordt ingezet voor amateursport en 10% voor bewegingsonderwijs of andere doeleinden wordt een verdeelsleutel toegepast op de subsidiabele kosten. In dit gesimplificeerde voorbeeld komen 90% van de bouw, verbouw en onderhoudskosten in aanmerking voor een BOSA-subsidie ter hoogte van 20%. In de praktijk leidt de berekeningswijze van deze verdeelsleutel tot discussie, met bezwaar- en beroepszaken tot gevolg. Bijvoorbeeld wanneer een aanvrager geen rekening heeft gehouden met deze verdeelsleutel bij de bouw van een sportaccommodatie en bij vaststelling de subsidie lager wordt vastgesteld. Het mogelijk maken van «medegebruik» door onderwijs was ook één van de aanbevelingen uit de evaluatie.

Om dit punt op te lossen en aanvragers meer duidelijkheid te bieden is gezocht naar een eenduidigere definiëring van het begrip «sportaccommodatie». De achterliggende gedachte hierbij was om een duidelijker onderscheid tussen accommodaties te maken en de verdeelsleutel af te schaffen. Een accommodatie onder de definitie «sportaccommodatie» zou dan voor 100% van de kosten in aanmerking komen voor een BOSA-subsidie ter hoogte van 20%, een accommodatie die niet onder deze definitie viel zou dan niet meer aanmerking komen voor subsidie, bijvoorbeeld een buurthuis dat incidenteel sport aanbiedt aan haar bezoekers.

De definitie uit artikel 5 tweede lid – namelijk dat een sportaccommodatie een voorziening is waarvan de locatie in het omgevingsplan de enkelbestemming «sport» heeft gaf hierbij de meeste duidelijkheid waarbij de administratieve lasten voor de aanvrager lager zijn dan onder de huidige BOSA. Er is een steekproef genomen bij een groot aantal aanvragers van de huidige BOSA om te controleren of er sportaccommodaties onbedoeld niet meer in aanmerking zouden komen. Alle accommodaties uit deze steekproef zouden ook onder de nieuwe definitie in aanmerking komen voor de BOSA.

Hoewel de nieuwe definitie bedoeld was om problemen uit de praktijk op te lossen is uit de internetconsultatie echter naar voren gekomen dat deze definitie ook problemen veroorzaakt. In tegenstelling tot de conclusies uit de steekproef blijkt dat bepaalde sportaccommodaties onbedoeld toch niet meer in aanmerking komen onder deze nieuwe definitie. Dit is niet wat beoogd is en ik ben iedereen erkentelijk die op de internetconsultatie gereageerd heeft en dit onder de aandacht heeft gebracht. Het is mijn intentie om een werkbare subsidieregeling op te stellen. Ik ben momenteel aan het onderzoeken hoe de definitie zo aangepast kan worden dat alle beoogde sportaccommodaties onder de reikwijdte vallen. Ik kijk hierbij ook naar de gevolgen voor multifunctionele accommodaties

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie vinden het verontrustend dat juist een subsidiepot die is bedoeld voor verduurzaming al in oktober leeg blijkt te zijn, terwijl zij bovendien geen garanties zien dat er voor 2024 wel genoeg geld beschikbaar zal zijn voor verduurzaming in de amateursport. Hoe is dit te rijmen met wat de Minister zelf in de brief schrijft: «De BOSA-regeling is hiermee een belangrijk overheidsinstrument in de verduurzaming van de amateursport.» Als dit belangrijke overheidsinstrument tekortschiet, hoe wil de Minister dan verduurzaming stimuleren?

Ik ben het niet eens met de stelling dat de BOSA-regeling tekortschiet. De BOSA-regeling is een belangrijk instrument om verduurzaming van de amateursport te stimuleren. Het is goed om te zien dat deze subsidieregeling steeds beter wordt benut door de sector en dat 2023 het eerste jaar is dat het volledige beschikbare budget wordt ingezet waar het voor bedoeld is.

Mijn voornemen is om u in de eerste helft van december te informeren over de versnellingsaanpak van de verduurzamingsopgave van de sportsector. Hierbij zal ik ook ingaan op de moties van de leden Mohandis (PvdA)18, Leijten en Van Nispen (SP)19 en Inge van Dijk (CDA)20. In deze aanpak wordt ingegaan op zowel de kansen als de drempels voor een substantiële versnelling. Hierbij zal ik ook ingaan op het revolverend fonds.

Deze leden vinden het geen oplossing om in 2023 aangevraagde BOSA-subsidie door te schuiven naar 2024. Dit zorgt voor vertraging. Deze leden vragen of zij er tenminste van uit kunnen gaan dat de Minister een betrouwbare regeling achter laat voor het volgende kabinet en waarom de Minister er kennelijk van overtuigd is dat er dan niet opnieuw een probleem zal ontstaan in 2024.

Ik ben voornemens om een betrouwbare regeling op te stellen voor de amateursportorganisaties die gebruik maken van de BOSA. Om deze reden neem ik de binnengekomen reacties op de internetconsultatie dan ook zeer serieus. Het is echter goed denkbaar dat er in 2024 opnieuw een tekort zal zijn aan budget om alle aanvragen te honoreren. Zoals ik eerder reeds heb aangegeven is het besluit over eventuele ophoging van het budget voor 2024 en verdere jaren aan een volgend kabinet.

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben op de website van DUS-I gezien dat van het totale subsidiebudget 2023 van de BOSA van 77 miljoen euro, in september 63 miljoen euro al verleend was en er voor 28,5 miljoen euro in aanvraag is. Eén maand eerder was er slechts 27,2 miljoen euro verleend en 28,2 miljoen euro in behandeling. In één (vakantie)maand zou er dus meer subsidie zijn verleend dan in de 7 maanden daarvoor. Klopt dit? Kan dit worden onderbouwd en wat is hiervoor de reden? Als de verklaring zou zijn dat in de update van september ook de subsidies uit voorgaande jaren zijn meegenomen in het totale bedrag dat in 2023 is besteed, blijkt hieruit toch dat het subsidiebedrag voor 2023 al bij voorbaat te weinig zou zijn? Deze leden vragen of er sprake is van onduidelijke communicatie van DUS-I, aangezien er eerder werd gecommuniceerd dat er 77 miljoen euro beschikbaar zou zijn voor 2023 en in september bleek dat daarvan al een deel was besteed vóór 2023. Of is het zo dat DUS-I op hun website iedere maand de stand van het budget publiceert, maar de ene maand de reserveringen niet meenemen en de andere maand weer wel? Zo ja, betekent dit dan dat het voor verenigingen onmogelijk wordt om tijdig te anticiperen op een mogelijke uitputting van het budget?

Ik vind het vervelend dat de berichtgeving over de hoogte van het budget tot onduidelijkheid heeft geleid. Eerdere updates op de website over het resterende budget gingen alleen over het subsidiebedrag dat voor het jaar 2023 is vastgesteld, verleend en nog in behandeling is. Hierbij werd geen rekening gehouden met het bedrag dat al is vastgelegd als gevolg van subsidies uit voorgaande jaren. In de update van begin september is dit bedrag wél meegenomen in het totale bedrag dat tot nu toe in 2023 is besteed. Deze informatie geeft een beter beeld van het verleende budget (zowel in 2023 als in voorgaande jaren), de aangevraagde bedragen en de nog lopende aanvragen. Deze aangepaste weergave had eerder toegepast moeten worden en nu heeft dit tot vragen geleid. Tegelijkertijd is er geen verandering geweest in de rekenmethode, alleen in de weergave op de website.

Er is dus geen sprake van een plotselinge toename van het aantal aanvragen. In de afgelopen jaren is er wel een geleidelijke stijging geweest. In de periode van 2020 tot en met 2022 bleef het aantal aanvragen onder het beschikbare subsidieplafond. Naar verwachting wordt in 2023 het budget volledig gebruikt.

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie vragen de Minister hoeveel verenigingen de dupe worden van het feit dat het budget voor de BOSA-regeling al in oktober niet meer beschikbaar blijkt voor dit jaar. Hoeveel aanvragen liggen er al die niet meer in behandeling worden genomen in 2023? Hoeveel aanvragen zouden nog te verwachten zijn als er wel voldoende budget was vrij gemaakt?

Zoals ik mijn brief van 29 september jl.21 heb aangegeven wil ik er allereerst voor zorgen dat er zoveel mogelijk aanvragen wel in 2023 kunnen worden toegekend. Ik wil waar mogelijk voorkomen dat aanvragen die nu zijn ingediend, moeten worden afgewezen en op 1 januari 2024 opnieuw moeten worden ingediend. Dit levert namelijk onnodige administratieve lasten op voor de aanvragers uit de sportsector en voor uitvoeringsorganisatie DUS-I.

Ingediende aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst en compleetheid, totdat er geen budget meer over is. Zodra het subsidieplafond is bereikt, krijgen aanvragers die nog geen beslissing hebben ontvangen de mogelijkheid om hun aanvraag aan te houden. Deze aangehouden aanvragen kunnen dan in 2024 verder worden behandeld onder de voorwaarden van 2023 en worden gefinancierd uit het budget van 2024.

Aanvragen kunnen tot en met 31 december 2023 worden ingediend. In 2022 was de instroom van het aantal aanvragen in de laatste drie maanden van het jaar 1.237. In 2023 is er een stijging van het totaal aantal aanvragen ten opzichte van 2022, hoeveel aanvragen er in het laatste kwartaal van 2023 zullen worden ingediend is echter niet bekend.

Deze leden wijzen erop dat de Minister in het commissiedebat Sportbeleid met de Kamer op 29 juni 2022 heeft aangegeven dat wanneer de BOSA-regeling alsnog overvraagd dreigt te raken en clubs die willen verduurzamen dat niet zouden kunnen, ze op zoek gaat naar een oplossing. Aanvragen voor 2023 doorschuiven naar 2024 is geen oplossing, maar een verschuiving van het probleem. Kan de Minister, wanneer dit niet in 2023 wordt opgelost, garanderen dat er in 2024 voldoende budget beschikbaar is om alle BOSA-aanvragen in 2024 te honoreren? Als voor 2024 weer 77 miljoen euro beschikbaar is maar aanvragen uit eerdere jaren ook ten laste komen van dit budget bestaat de kans dat aanvragers in het begin van 2024 massaal gaan aanvragen en het budget voor 2024 al veel eerder dan in oktober is uitgeput. Hoe reëel is dit scenario? En wat gaat de Minister precies doen om dit te voorkomen?

Ik ben voornemens om het subsidieplafond voor 2023 te verhogen tot € 79,6 miljoen door € 2,6 miljoen aan OVA-middelen aan het beschikbare budget toe te voegen. Voor 2024 is in de VWS-begroting voor de BOSA een plafond van € 79,5 miljoen opgenomen. Gezien de uitnutting in 2023 kan niet garanderen dat met dit budget alle BOSA-aanvragen in 2024 gehonoreerd kunnen worden. Een verdere verhoging is gezien de demissionaire status van het kabinet niet mogelijk. Een besluit over eventuele ophoging van het budget voor 2024 en verdere jaren is aan een volgend kabinet.

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie vragen de Minister wat nu precies de ambitie van de Minister is ten aanzien van verduurzaming in de sport. Verenigingen moeten verduurzamen om hun energierekening te kunnen blijven betalen. Wanneer verduurzamen nu kennelijk ook niet wordt gestimuleerd, komen verenigingen in de knel. Hoeveel verenigingen zal dit betreffen? Deze leden gaan ervan uit dat de Minister daar in ieder geval zicht op heeft en niet een verduurzamingssubsidie voor 2023 onmogelijk maakt zonder dat duidelijk is wat daarvan de concrete gevolgen zijn.

Het stimuleren van de verduurzaming van de sportsector is van groot belang met het oog op de financiële weerbaarheid en toekomstbestendigheid van sportverenigingen. Het belang van een effectieve aanpak van de klimaatopgave van de sportsector wordt ook breed gedeeld door alle betrokken partijen. Die ambitie blijkt uit de Routekaart Verduurzaming Sport die opgesteld is in 2019 en op 23 januari 2020 ondertekend door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Nederlands Olympisch Comité en de Nederlandse Sport Federatie (NOC*NSF), Vereniging Sport en Gemeenten (VSG), de provincies, het Platform Ondernemende Sportaanbieders, Branchevereniging Sport en Cultuurtechniek en Kenniscentrum Sport & Bewegen. Binnen de Routekaart zijn er in samenspraak met de partners ambitieuze doelen voor de reductie van Co2-emissie gesteld voor 2030 en 2050. Deze doelstellingen gelden niet alleen voor verenigingen maar voor de gehele sportsector. Met de aanpak die beschreven wordt in deze routekaart wordt verduurzaming van de sportsector op verschillende manieren gestimuleerd. Ik ben voornemens u in de eerste helft van december te informeren over hoe we deze verduurzamingsambitie verder kunnen versnellen.

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie wijzen in dit verband op de aangenomen moties van de leden Mohandis22 en Leijten en Van Nispen23 en op de toezegging van de Minister tijdens het commissiedebat Sportbeleid met de Kamer op 21 juni 2023: «De Minister stuurt de Kamer dit najaar de versnellingsaanpak rondom de verduurzaming in de sport en zal daarin ook ingaan op de mogelijkheden voor een revolverend fonds. Voor meneer Mohandis». Wanneer kan de Kamer deze versnellingsaanpak en een duidelijke uitvoering van de moties verwachten? Hoe is een versnellingsaanpak te rijmen met een BOSA-regeling waarvan het de vraag is of het budget toereikend is?

Mijn voornemen is om u in de eerste helft van december te informeren over de versnellingsaanpak van de verduurzamingsopgave van de sportsector. Hierbij zal ik ook ingaan op de moties van de leden Mohandis (PvdA)24, Leijten en Van Nispen (SP)25 en Inge van Dijk (CDA)26. In deze aanpak wordt ingegaan op zowel de kansen als de drempels voor een substantiële versnelling. Hierbij zal ik ook ingaan op het revolverend fonds.

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben de volgende vragen over de in de evaluatie genoemde verbeterpunten.

  • Aanbevolen wordt om maatregelen te treffen om het potentieel van de aanvullende subsidie voor toegankelijkheid te verhogen en de mogelijkheden te onderzoeken om het gebruik significant te verhogen. Deze leden vinden «samen met sportbonden aandacht (besteden) aan de regeling om de bekendheid te verhogen» geen invulling van de aanbeveling. Waarom moet worden gewacht op definitieve vaststelling van de regeling? Het onderzoek kan nu toch al starten? En waarom kan ook nu niet al meer bekendheid aan de regeling gegeven worden?

    Pas na vaststelling van de regeling is deze definitief en weten sportaccommodaties onder welke voorwaarden subsidie verkregen kan worden. Ik ben bereid om naast het vergroten van bekendheid van de BOSA via de sportbonden te kijken naar andere manieren om de bekendheid van aanvullende subsidie voor toegankelijkheid te vergroten.

  • Waarom moet de twaalf maanden periode zo strikt worden gehanteerd als aanbevolen wordt om dat niet te doen? Welke argumenten heeft de Minister voor het zo strikt vasthouden aan deze termijn?

    In iedere subsidieregeling zal een termijn gesteld moeten worden binnen welke periode kosten subsidiabel zijn. In de huidige BOSA wordt sinds 2019 de termijn van 12 maanden gehanteerd. Aanvragers die jaarlijks subsidie aanvragen voor bijvoorbeeld onderhoudskosten zijn bekend met deze termijn en houden hier in hun aanvragen rekening mee.

  • Waarom wordt het subsidiedrempelbedrag niet verder verlaagd terwijl dit kan leiden tot meer gebruik onder kleinere sportorganisaties? Kan de stelling dat de negatieve gevolgen van de stijging van de uitvoeringslasten groter zijn dan de positieve gevolgen van het verwachte verhoogde gebruik onder kleine sportorganisaties kwalitatief en kwantitatief worden onderbouwd? Hoeveel kleine sportverenigingen zouden subsidie willen aanvragen, maar mogen dat niet vanwege het drempelbedrag?

    Het drempelbedrag is in 2022 reeds verlaagd van € 5.000 naar € 2.500. Hiermee waren circa € 300.000 aan uitvoeringskosten gemoeid. Het is niet bekend hoeveel kleine sportverenigingen subsidie zouden aanvragen, maar dat op dit moment niet doen vanwege het drempelbedrag. In de evaluatie van de BOSA die tezamen met de brief27 die ik op 29 september aan uw Kamer heb verzonden is gekeken naar de redenen waarom sportverenigingen geen aanvraag indienen. Uit een enquête onder niet-gebruikers bleek dat 20% (van de 355 respondenten) geen aanvraag had ingediend omdat het drempelbedrag van € 2.500 niet gehaald zou zijn. De overige 80% gaf andere redenen aan dan het drempelbedrag.

    Volledigheidshalve wil ik er op wijzen dat het op dit moment al mogelijk is voor sportorganisaties om gezamenlijk een aanvraag in te dienen en zo boven het drempelbedrag te komen.

  • Waarom wordt de herziening van de BOSA niet bezien in relatie tot actuele kostenstijgingen bij sportorganisaties, terwijl een gezonde financiële huishouding van sportorganisaties voorwaardelijk is voor een doeltreffende en doelmatige BOSA en de recente kostenstijgingen slechts deels gecompenseerd worden met meer BOSA-inkomsten? Waarom wordt in de subsidieregeling BOSA het percentage voor verduurzaming en toegankelijkheid verhoogd van dertig naar veertig procent, in plaats van naar zestig procent? Op welke andere manier moeten sportorganisaties die aantoonbaar geconfronteerd worden met gestegen kosten voor onder andere bouw en onderhoud dan rond zien te komen?

    Jaarlijks wordt het subsidieplafond opgehoogd met OVA-middelen voor loon- en prijscompensatie. De verhoging van het percentage voor verduurzaming en toegankelijkheid is verhoogd tot 40%, dit is in lijn met de DUMAVA-regeling voor verduurzaming van maatschappelijk vastgoed die ook een maximaal subsidiepercentage kent van 40%. Daarnaast verdienen sportverenigingen investeringen in verduurzaming ook terug via een besparing op de energierekening.

    Kostenstijgingen bij sportorganisaties worden dus deels gecompenseerd met een hoger budgetplafond. Echter niet alle kostenstijgingen waar sportorganisaties mee geconfronteerd worden kunnen met de BOSA gecompenseerd worden.


X Noot
1

Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 170

X Noot
2

Kamerstuk 30 234, nr. 322

X Noot
3

Kamerstuk 30 234, nr. 351

X Noot
4

Kamerstuk 30 234 nr. 360

X Noot
5

Kamerstuk 30 234 nr. 361

X Noot
6

Kamerstuk 30 234, nr. 380

X Noot
7

TK, 2023–2024, 30 234, nr. 380

X Noot
8

Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 170

X Noot
9

Kamerstuk 30 234, nr. 360

X Noot
10

Kamerstuk 30 234, nr. 351

X Noot
11

Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 170

X Noot
12

Kamerstuk 30 234, nr. 322

X Noot
13

Bijlage bij Kamerstuk 32 813, nr. 1230

X Noot
14

Kamerstuk 30 234, nr. 351

X Noot
15

Kamerstuk 30 234, nr. 360

X Noot
16

Kamerstuk 30 234, nr. 351

X Noot
17

Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 170

X Noot
18

Kamerstuk 30 234, nr. 360

X Noot
19

Kamerstuk 30 234, nr. 351

X Noot
20

Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 170

X Noot
21

Kamerstuk 30 234, nr. 380

X Noot
22

Kamerstuk 30 234, nr. 360

X Noot
23

Kamerstuk 30 234, nr. 361

X Noot
24

Kamerstuk 30 234, nr. 360

X Noot
25

Kamerstuk 30 234, nr. 351

X Noot
26

Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 170

X Noot
27

Kamerstuk 30 234, nr. 380

Naar boven