30 234 Toekomstig sportbeleid

29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 261 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR MEDISCHE ZORG EN VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 februari 2021

Op 18 juni 2019 heeft uw Kamer een motie1 ingediend waarin de regering wordt verzocht een breder onderzoek naar de aard en omvang van criminele inmenging in de amateursport in Nederland uit te voeren. Naar aanleiding van de ingediende motie hebben wij onderzoeksbureau Bruinsma in samenwerking met Tilburg University en het Mulier Instituut verzocht een onderzoek te doen naar de aard en omvang van criminele inmenging bij amateursportverenigingen. Ook hebben wij hen gevraagd aandacht te besteden aan mogelijke handelingsperspectieven om ongewenste situaties van criminele inmenging te voorkomen. Het onderzoek maakt onderdeel uit van het Brede Offensief Tegen Ondermijnende Criminaliteit. Hierbij wordt ingezet op versterking van de aanpak van de criminele (drugs)industrie en het weerbaarder maken van de samenleving tegen het gif van crimineel geld, bedreigingen, intimidaties en liquidaties waardoor ondermijning dreigt.

Op 20 november 2020 bood de Minister voor Medische Zorg en Sport u mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid het onderzoeksrapport «Criminele inmenging bij amateursportverenigingen. Aard, omvang en handelingsperspectief» aan. In deze brief treft u onze reactie aan.

Onderzoek «Criminele inmenging bij amateursportverenigingen. Aard, omvang en handelingsperspectief»

In het kader van dit onderzoek is in een enquête onder 7.643 amateursport-verenigingen een lijst van veertien «serieus te nemen signalen van criminele inmenging» aan verenigingsbestuurders, actief in elf takken van sport, voorgelegd. Gevraagd is in welke mate zij hiermee in de afgelopen twee jaar te maken hebben gehad. 12,6 procent van de amateursportverenigingen die de vragenlijst van de onderzoekers invulden is met signalen van criminele inmenging geconfronteerd.

De aard van de gemelde signalen is divers. Uit de enquête is te zien dat twee typen signalen verreweg het sterkst naar voren kwamen: het signaal «verdachte personen met vermoedelijke criminele connecties, die geen lid zijn, maar wel rondhangen op de club» én «bedreigingen die worden geuit richting het bestuur, vrijwilligers of leden».

De ernst van de problematiek laat zich lastig duiden, maar de gevolgen voor een club, en ook voor de spelers en andere betrokkenen kunnen aldus de onderzoekers groot, ingrijpend en langdurig zijn. Het onderzoek laat bovendien zien dat criminele inmenging zich in het hele land voordoet: het kan niet worden afgedaan als een verschijnsel dat niet relevant is voor sportclubs buiten de grote steden of hotspots voor ondermijnende criminaliteit zoals Zuid-Nederland. Een en ander betekent niet dat de sport een brandhaard is van criminele inmenging, wel geeft het aan dat er oog moet zijn voor het probleem van criminele inmenging bij sportverenigingen.

Het algemene beeld in het onderzoek is dat het onderwerp criminele inmenging binnen sportverenigingen weinig aandacht krijgt. Specifiek beleid, waarbij naar buiten toe wordt benadrukt wat ze op dit thema doen, is er nauwelijks. Wel is er recent een e-learning over financiële integriteit «om criminele inmenging, fraude en corruptie te signaleren en te voorkomen» ontwikkeld door NOC*NSF in samenwerking met de KNVB en de Taskforce-RIEC Brabant-Zeeland. Deze e-learning wordt aangeboden op de website van het Centrum Veilige Sport Nederland (CVSN) aan bestuurders van sportbonden en verenigingen.

In verschillende gemeenten lijkt de aandacht voor het thema toe te nemen.

Soms leggen gemeenten gedragsregels op via bestaande huurcontracten of wordt de aandacht voor criminele inmenging in de amateursport meegenomen in een bredere ondermijningsaanpak. Twee gemeenten gebruiken de lokale sportakkoorden om criminele inmenging bij hun sportverenigingen tegen te gaan en 37 andere gemeenten hebben er in lokale sportakkoorden2 zijdelings aandacht voor.

De onderzoekers geven op basis van de gesprekken die ze hebben gevoerd een drietal mogelijkheden aan voor het versterken van de weerbaarheid van de Nederlandse amateursportverenigingen:

  • 1. De onderzoekers pleiten voor meer voorlichting die op de belevingswereld van verenigingsbestuurders aansluit en een duidelijker beeld van wat een vereniging wel en niet zelf kan doen.

  • 2. Zij adviseren samenwerking tussen de overheid, sportbonden en sportverenigingen in situaties waarin het clubbestuur welwillend en integer is om een einde te maken aan een situatie van criminele inmenging.

  • 3. Tot slot pleiten de onderzoekers voor het aanpakken van sportverenigingen waarvan het bestuur weinig animo toont om een einde te maken aan criminele inmenging.

Reactie en vervolg

Wij hebben met waardering kennisgenomen van het rapport. Het onderzoek laat zien dat ook de amateursport niet gevrijwaard is van (signalen) van criminele inmenging en dit vinden wij buitengewoon ernstig. Ondermijning binnen de amateursport moet worden aangepakt.

De ernst van de problematiek laat zich lastig duiden en uit het onderzoek komt naar voren dat er binnen de sportverenigingen zelf weinig tot geen aandacht is voor het thema. Ook weten verenigingsbestuurders niet altijd wat onder het begrip criminele inmenging moet worden verstaan. We zijn doorlopend in gesprek met de sportsector, politie, OM, belastingdienst en gemeenten over het weerbaarder maken van sportverenigingen.

Maatregel voorlichting aan amateursportverenigingen

Amateursportverenigingen draaien voor een belangrijk deel op vrijwilligers die het thema criminele inmenging veelal niet als dusdanig urgent ervaren dat ze er direct aandacht aan (willen) besteden. Daarnaast is het herkennen van criminele inmenging niet altijd vanzelfsprekend. De eerste acties die wij ondernemen naar aanleiding van het rapport, richten zich daarom op voorlichting aan amateursportverenigingen. Zij worden alerter gemaakt op de risico’s en de mogelijke gevolgen van criminele inmenging. Daarbij moet worden aangesloten op de belevingswereld van verenigingsbestuurders. Daarom vragen wij NOC*NSF en het CVSN om instrumenten als de Signaal en Interventiekaart Integriteitsrisico’s bij sportclubs (ontwikkeld door de Taskforce Brabant Zeeland) en de e-learning financiële integriteit nog beter onder de aandacht van de lokale sportverenigingen en bonden te brengen. Ook gemeenten en RIEC’s vragen wij deze instrumenten onder de aandacht te brengen van belanghebbenden. Door de e-learning te volgen, herkennen bestuurders van sportverenigingen signalen van criminele inmenging, fraude en corruptie en leren ze waar ze terecht kunnen met deze signalen, bijvoorbeeld bij de politie, de belastingdienst, het CVSN of de eigen sportbond. Voorop staat uiteraard dat bij daadwerkelijk criminele inmenging en of criminele activiteiten het voor verenigingsbestuurders duidelijk is dat ze aangifte kunnen doen bij de politie.

In de lijn van een positieve sportcultuur waarin met plezier, veilig, eerlijk en zorgeloos gesport kan worden, vragen wij de gemeenten om in hun lokale sportakkoord afspraken te maken met politie en sportverenigingen over hoe criminele inmenging kan worden voorkomen en bestreden. Daarbij zal de Minister voor Medische Zorg en Sport de adviseurs lokale sport, die de sportaanbieders bijstaan bij het maken en uitvoeren van de lokale sportakkoorden, attenderen op dit thema en de mogelijkheden die er zijn om criminele inmenging te voorkomen en te bestrijden. Op dit moment wordt een digitale training ontwikkeld voor gemeenten door de Taskforce-RIEC Brabant Zeeland. Deze training wordt ter beschikking gesteld aan andere regio’s.

Daarnaast is de politie binnen de eigen organisatie bezig bewustwording te creëren over ondermijnende criminaliteit in de sport. Hier wordt de komende maanden, ook in samenwerking met het OM, verder aan gewerkt.

De in ontwikkeling zijnde nieuwe Code Goed Sportbestuur, waarin de principes van een goed sportbestuur centraal komen te staan, biedt naar het idee van de Minister voor Medische Zorg en Sport, ook kansen om dit onderwerp te positioneren bij sportorganisaties. Ook hierover gaat de Minister voor Medische Zorg en Sport in gesprek met NOC*NSF.

Uit gesprekken met de KNVB is gebleken dat zij vanwege hun recent aangepaste Bondsreglement, na eerst afstemming te zoeken met de Belastingdienst, vanaf medio 2021 een voorlichtingstraject start richting de voetbalverenigingen. De voorlichting ziet op betalingen in het amateurvoetbal met o.a. informatie over de nieuwe Code Goed Sportbestuur en Verenigingsstatuten; kwaliteitseisen t.a.v. de achtergrond van bestuurder(s) kunnen daarvan deel uitmaken. De KNVB heeft aangegeven dat binnen de reikwijdte van dit traject ook aandacht kan worden gevestigd op het gevaar van criminele inmenging. Dit soort initiatieven juichen wij uiteraard toe.

Maatregel samenwerking overheid, sportbonden en sportverenigingen

De tweede aanbeveling in het rapport ziet op de samenwerking tussen de overheid, sportbonden en sportverenigingen om een einde te maken aan een situatie van criminele inmenging bij amateursportverenigingen.

De amateursport is, net als elke andere sector, niet in staat om dit probleem zelfstandig op te lossen. Net als bij voorlichting is ook hier samenwerking cruciaal tussen partijen zoals gemeenten, sportclubs en -bonden, politie, OM en belastingdienst. Het rapport geeft aan dat informatiedeling, capaciteit en prioriteit veelgenoemde belemmeringen zijn. De RIEC’s (Regionale Informatie- en Expertisecentra) zijn één van de samenwerkingsverbanden waar partijen uit het strafrechtelijke en bestuursrechtelijke domein structureel samenwerken aan de integrale aanpak van georganiseerde criminaliteit. In de regionale RIEC’s zitten partijen bijeen juist om eenvoudig en structureel samen te werken. Binnen de RIEC’s bestaan afspraken over informatiedeling zoals die ook op andere samenwerkingsgebieden gelden. Indien belemmeringen zich voordoen wordt per situatie gekeken hoe daarmee om te gaan. Het RIEC-samenwerkingsverband geeft mogelijkheden: in dit verband wordt besproken welke middelen en partijen het beste ingezet kunnen worden bij een casus. De integrale aanpak rond amateursportverenigingen maakt het mogelijk om aanvullende inzet vanuit het RIEC te plegen op basis van signalen, naast de inspanningen van de politie.

De politie onderkent en herkent de problematiek van deze vorm van ondermijnende criminaliteit. Ondermijning is binnen de Nationale Politie en OM één van de geprioriteerde onderwerpen. De toebedeling van capaciteit en prioritering hiervan vindt plaats binnen de lokale driehoeken. Daar vindt de afweging en beslissing plaats tot inzet en wordt per casus gewogen.

Motie over mogelijke impact corona op criminele inmenging

Tijdens het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus van 18 november jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 26) hebben de leden Heerma, Veldman, Segers en Diertens een motie ingediend over de mogelijke impact van de corona-crisis op risico’s van criminele inmenging3. Deze motie benoemt ondernemers en maatschappelijke organisaties met daarbij als specifiek voorbeeld amateur sportverenigingen. Ook in opvolging van dit deel van de motie voeren wij verkennende gesprekken met NOC*NSF om amateursportverenigingen via communicatie en voorlichting (bijvoorbeeld een social media campagne) te wijzen op de signalen van mogelijke criminele inmenging, wat men kan doen (handreikingen) en waar men (anoniem) kan melden.

Lokale aandacht

Tot slot vindt op dit moment ook op lokaal niveau een aantal onderzoeken plaats naar criminele inmenging in de amateursport. Er is dus (ook op lokaal niveau) steeds meer aandacht voor de ernst van de problematiek. Deze onderzoeken bieden mogelijk nieuwe inzichten voor alle partners. Deze inzichten nemen wij de komende periode mee in de gesprekken die wij reeds voeren met onze partners over dit onderwerp.

Criminele inmenging bij amateursportverenigingen pakken wij ferm aan om ervoor te zorgen dat de sport een veilig klimaat biedt waarbinnen jong en oud kunnen genieten van sportplezier. Wij informeren uw Kamer later dit jaar over de nadere uitwerking van de eerdergenoemde voorstellen.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

MOTIE VAN HET LID DE PATER-POSTMA C.S., Kamerstuk 30 234, nr. 217

X Noot
2

Mulier Instituut, Analyse lokale sportakkoorden zomer 2020.

X Noot
3

Kamerstuk 25 295, nr. 723

Naar boven