30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 215 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 mei 2019

Met deze brief informeer ik u over de voortgang van het Nationaal Sportakkoord, de ontwikkeling van deelakkoord 6 en de voortgang op lopend beleid, waaronder de implementatie van de aanbevelingen van de commissie de Vries. Ook kom ik in deze brief terug op verschillende moties en toezeggingen.

Voortgang Nationaal Sportakkoord

In maart1 heb ik u geïnformeerd over de implementatiestrategie van het Nationaal Sportakkoord. In die brief heb ik uiteengezet dat de implementatie van het sportakkoord drie lijnen kent; te weten de oproep tot lokale sportakkoorden,

het versterken van de sport en nationale projecten. Op alle drie de lijnen is de afgelopen weken voortgang geboekt.

  • 155 gemeenten hebben budget aangevraagd voor een sportformateur die aangesteld wordt om een lokaal sportakkoord te sluiten.

  • Veertien gemeenten beschikten reeds over een sportakkoord en hebben uitvoeringsbudget aangevraagd.

  • De G5 is gestart met de voorbereiding van «living labs» en hebben hier budget voor aangevraagd.

  • Er lopen twee challenges om doorbraken te realiseren op het gebied van buitenspelen en het werven en behouden van vrijwilligers.

  • Er is een innovatiecall opengesteld om te komen tot milieuvriendelijke sportvelden.

  • Zeven sportbonden zijn aan de slag om tot een shared service center te komen.

  • Twintig sportbonden hebben ingetekend op een gezamenlijk traject om te komen tot een strategisch plan dat hun bond toekomstbestendig maakt.

  • Tien projecten van consortia van bonden krijgen financiële ondersteuning om hun plan te realiseren waaronder de proeftuin voor de Clubkader Coach (KNVB, KNGU, NTTB, KNKV, Nevobo, Atletiek, KNHB, NHV), het ontwikkelen van een pedagogische visie (KNGU/KNVB) en het versterken van de competitie (KNZB/NTB/Reddingsbrigade/NCS).

In alle drie de implementatielijnen worden de komende periode meer acties in gang gezet om voortgang op de ambities van het Nationaal sportakkoord te boeken en om te werken aan een toekomstbestendige sport.

Om te realiseren dat de sport in Nederland klaar is voor de toekomst, ben ik ervan overtuigd dat het sportbeleid moet aansluiten op lokale ambities en uitdagingen. Daarom heb ik met NOC*NSF en Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) afgesproken dat de lokale setting centraal staat in de uitvoering van het Nationaal Sportakkoord. Lokaal moet het immers gebeuren: daar beweegt de sporter zich, worden trainingen georganiseerd en zetten vele vrijwilligers zich in om de sportvereniging te draaien.

Met de oproep om lokale sportakkoorden af te sluiten, beogen we dat partijen samen aan de slag gaan om de sport in hun gemeente te versterken én de sport (nog) beter te benutten als instrument op andere beleidsterreinen. Deze aanpak zorgt er niet alleen voor dat maatregelen effectief ingezet worden, namelijk passend bij de lokale context, maar tevens voor de opbouw en uitbreiding van lokale netwerken. Netwerken die leiden tot nieuwe samenwerkingsverbanden binnen de sport en tussen de sport en andere sectoren. Netwerken die ook na de looptijd van het sportakkoord blijven bestaan en bijdragen aan het duurzaam versterken van de sport.

De strategische partners van het Sportakkoord realiseren zich dat ondersteuning in dit proces zeer wenselijk en op sommige vlakken zelfs noodzakelijk is. Daarom ondersteunen we lokale coalities met de sportformateur en uitvoeringsbudget. Vanuit de sportlijn krijgen sportaanbieders hulp om hun organisatie(graad) te verbeteren. Vanuit de nationale lijn trachten we doorbraken te realiseren op vraagstukken waar in het lokale speelveld behoefte aan is en aan projecten waarbij het doelmatiger is om het betreffende initiatief op nationaal niveau te organiseren. Hieronder zal ik uiteenzetten wat er in ieder van de implementatie-lijnen op dit moment plaatsvindt en de komende periode gestart gaat worden.

Lokale lijn

Op 155 plekken in Nederland gaan lokale coalities aan de slag om een lokaal sportakkoord te sluiten. Een lokale coalitie bestaat minimaal uit een aantal sportaanbieders en de gemeente. De sportformateur spant zich in om ook partijen van andere beleidsterreinen aan tafel te krijgen, zoals partijen vanuit het sociaal domein, het onderwijs of ruimtelijke ordening. De sportformateur fungeert als procesbegeleider en heeft de taak het gesprek over de invulling van het lokale sportakkoord te faciliteren en het lokale sportakkoord samen met de partners op te stellen. Afspraken tussen partijen worden vastgelegd in een lokaal sportakkoord. Daarbij zal, waar passend, de verbinding met lokale preventie-akkoorden worden gelegd. De formateur krijgt daarbij ondersteuning die inmiddels gestart is.

  • Er hebben vier opleidingsdagen plaatsgevonden waarin honderd sport-formateurs op hun taak zijn voorbereid en daarvan volgen er de komende periode nog een aantal.

  • Er is per ambitie een inspiratiesheet gemaakt met mogelijke maatregelen die ingezet kunnen worden op lokaal niveau.

  • De VSG ondersteunt lokale bestuurders en beleidsmedewerkers om de rol, taak en verantwoordelijkheid van de gemeente binnen de lokale coalitie te ontwikkelen. Zo biedt de VSG trainingen aan voor gemeentelijke beleids-medewerkers om meer domein-overstijgend te denken en werken.

    In vergelijking met een gemeentelijke sportnota betekent het sportakkoord immers voor sommige gemeenten een stap extra om het sportbeleid steviger in de verf te zetten, voor anderen een stap terug in eigen initiatief om partijen in de lokale coalitie meer ruimte te geven.

  • In november kunnen gemeenten opnieuw intekenen op de regeling sport-formateur of uitvoeringsbudget voor 2020 aanvragen. De verwachting is dat een groot deel van de gemeenten dat nu nog niet deelneemt, in november een formateur zal aanvragen. Van de 155 gemeenten die nu gestart zijn zal een deel in november een getekend sportakkoord hebben en een aanvraag indienen voor het uitvoeringsbudget. In een aantal gemeenten zal in april 2020 het lokale akkoord gereed zijn. Ook deze gemeenten kunnen voor 2020 uitvoeringsbudget aanvragen.

Ik ben zeer verheugd dat zoveel gemeenten reeds aan de slag zijn om tot een lokaal sportakkoord te komen en heb samen met de VSG de overige gemeenten opgeroepen om zich hier in november bij aan te sluiten.

De «sportlijn»

Nederland heeft een groot aantal sportaanbieders en divers sportaanbod. We zetten erop in dat de sportaanbieders als gelijkwaardige partner van de gemeente meewerken aan de totstandkoming en uitvoering van het sportakkoord. Van het formuleren van de ambities die in hun gemeente centraal zouden moeten staan, tot de wijze waarop deze gerealiseerd gaan worden en de rol die clubs kunnen spelen in de uitvoering van het akkoord. We versterken hiervoor sportclubs en ondersteunen hen om zich lokaal te organiseren. Hierdoor kan een groot aantal clubs gaan meewerken aan het vergroten van de inclusiviteit van de sport, het verduurzamen van de sport en/of het versterken van de beweeg-vaardigheid van de jeugd. Door de ondersteuning die de clubs hierbij krijgen, zullen zij zich ontwikkelen naar meer open en vitale sportaanbieders. De sportlijn is er op gericht om sportaanbieders zo te ondersteunen en te versterken, dat zij toekomstbestendig worden en als gelijkwaardig partner van de gemeenten kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van het sportakkoord en daadwerkelijk kunnen helpen om de lokale ambities die daarin worden afgesproken, te realiseren.

  • NOC*NSF en de sportbonden gaan «adviseurs lokale sport» inzetten om ervoor te zorgen dat de lokale sport georganiseerd aan tafel zit bij de gesprekken over de lokale akkoorden. Dat maakt een gelijkwaardige dialoog tussen gemeente en clubs mogelijk en brengt diverse takken van sport bij elkaar zodat zij samen kunnen optrekken. Ik verwacht dat sportclubs, ook wanneer de adviseurs lokale sport niet meer actief aanwezig is, blijvend samenwerken, bijvoorbeeld in lokale sportraden.

  • De sport gaat de komende 2,5 jaar 5.000 sportclubs versterken, zodat clubs die dat willen, zich ook echt kunnen ontwikkelen tot vitale sportaanbieders en kunnen bijdragen aan de ambities van een lokaal sportakkoord.

  • Er worden 100.000 trainers/coaches, met name de grote groep vrijwilligers «aan de onderkant», pedagogisch versterkt.

  • Bonden gaan sporttak overstijgend samenwerken om diensten te bundelen en zo efficiënter in te zetten zodat meer sportaanbieders ondersteund kunnen worden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het sportbreed organiseren van verenigingsondersteuning.

  • Tot slot zal de sport werken aan een nieuwe kwaliteitszorgsysteem voor accommodaties zodat de exploitatie van onder andere sporthallen en kunstgrasvelden verbetert en spelregelaanpassingen doorvoeren om een positieve sportcultuur te bevorderen.

Ik waardeer de inzet die de sport pleegt en verwacht dat hierdoor een versnelling aan de transitie van de sport gegeven wordt die bijdraagt aan het toekomst-bestendig maken van de sector.

Nationale lijn:

Tot slot vinden er ook vele activiteiten plaats in de nationale lijn. Enkele voorbeelden van activiteiten die lopen zijn:

  • De buurtsportcoach zal worden ingezet voor het uitvoeren van maatregelen die op lokaal niveau worden afgesproken.

  • De indieningstermijn van de Specifieke Uitkering Stimulering Sport (SPUK) is op verzoek van de gemeenten met een maand verlengd tot 1 juni. Dit betekent dat ik per die datum inzage krijg in de totale omvang van de aanvragen. Ik zal u hier uiterlijk tijdens het AO over informeren.

  • Ik zet me in om het sportonderzoek en -innovatieprogramma (beter) te laten aansluiten bij de lokale behoefte. Het Topteam sport spant zich in om actief innovatievragen op te halen uit de lokale context. Het Kenniscentrum Sport levert daarnaast een belangrijke bijdrage aan een betere benutten van bestaande kennis onder andere door inhoudelijke ondersteuning te bieden aan de lokale coalities.

  • Het project Lokale Sport Toekomstverkenning (LSTV) is gestart en bedoeld om lokale coalities van data te voorzien om op basis daarvan hun beleid/akkoord te ontwikkelen. In dit project wordt een breed palet aan relevante data, waaronder sportdeelname, bevolkingsopbouw en sportaccommodaties, op gemeentelijk niveau beschikbaar gesteld.

  • Ik ben met de strategische partners van het sportakkoord gestart met een aantal innovatiechallenges. Deze challenges hebben als doel om oplossingen te zoeken voor complexe vraagstukken zoals het verduurzamen van de sportsector, het werven van vrijwilligers en de rol van ouders in een positieve sportcultuur. De komende tijd zullen meer van dergelijke challenges starten.

  • Met de G5 heb ik afgesproken dat zij zich inzetten om in «living labs» te laten zien hoe de sport er in de wereld van morgen uit kan komen te zien. In een «living lab» werken verschillende partijen gezamenlijk aan een innovatieve oplossing op het gebied van sport en bewegen in een levensechte setting. De G5 kan het uitvoeringsbudget van het sportakkoord inzetten om hier invulling aan te geven. We maken de komende maanden keuzes voor de inhoud van de projecten en ik zal u hierover voor het WGO informeren.

Er gebeurt een hoop om resultaat te boeken op de vijf reeds uitgewerkte ambities van het sportakkoord. Gelijktijdig werk ik samen met NOC*NSF en de VSG aan de ontwikkeling van deelakkoord 6: Topsport die inspireert!

Uitwerking deelakkoord 6: Topsport die inspireert!

In het Nationaal Sportakkoord hebben de strategische partners afgesproken dat de zesde ambitie in de loop van 2019 zal worden uitgewerkt. Het streven is dat dit deelakkoord in het najaar wordt ondertekend.

In lijn met de vijf andere ambities in het sportakkoord, zullen we een visie en strategie ontwikkelen die richting geeft aan de beleidskeuzes die we na 2020 op het gebied van topsport en evenementen gaan maken. Draagvlak binnen de sport, overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties is hierbij cruciaal. Op 11 april hebben we een startbijeenkomst georganiseerd waarvoor een breed scala van partijen was uitgenodigd. 135 deelnemers hebben zich toen gebogen over de vraag wat de inspirerende kracht van topsport inhoudt en hoe we die in de komende jaren kunnen versterken en borgen.

Duidelijk werd dat topsport meer betekent dan alleen het halen van medailles.

Presteren is belangrijk, tegelijkertijd moet topsport ook plezier uitstralen, toegankelijk, divers, eerlijk, innovatief en zichtbaar (via evenementen en media) zijn. Het verslag van de bijeenkomst vindt u in bijlage 12.

In twee vervolgbijeenkomsten (6 juni en 3 juli) wordt deze input, met partijen, vertaald naar een breed gedragen visie en wordt besproken hoe de zes thema’s als benoemd in het verslag kunnen worden uitgewerkt in een concreet plan van aanpak voor de komende jaren. Graag ontvang ik ook uw inbreng en ideeën voor de invulling van dit deelakkoord en zal ik u in ieder geval voorafgaand aan de ondertekening van dit deelakkoord nader informeren over de inhoud.

Monitoring Sportakkoord

De strategische partners zijn er zich van bewust dat het sportakkoord veel vergt van alle partijen in het sport- en beweegdomein. Daarom willen we de komende twee jaar benutten om te leren van alles wat er gebeurt. Hiertoe is een monitorplan opgesteld dat drie onderdelen kent. Het eerste deel is «inspanningen in beeld» en betreft halfjaarlijkse rapportages, waarmee de gepleegde inspanningen en voortgang in de implementatie van het Sportakkoord in beeld worden gebracht. Het tweede onderdeel van de monitoring is het inhoudelijke deel, het «Sportlandschap op de foto», waarbij de nadruk ligt op het volgen van indicatoren. Het derde onderdeel van de monitoring is functioneel voor het «lerend beleid». De bedoeling is dat gedurende de uitvoering van het nationale en de lokale/regionale akkoorden regelmatig de vraag op tafel komt of de gestelde doelen en ambities nog actueel en goed zijn, en of het juiste wordt gedaan om de beoogde doelen te bereiken. Ik verwacht in mei 2020 de eerste volledige halfjaarlijkse rapportages met uw Kamer te kunnen delen. Bijgevoegd vindt u in bijlage 23 een eerste voortgangsrapportage met betrekking tot de lokale akkoorden.

Topsportbeleid

Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd over de beoogde inzet van de extra € 10 miljoen voor topsport uit het Regeerakkoord.4 Ik hecht eraan dat deze middelen zoveel mogelijk rechtstreeks ten goede komen aan topsporters én talenten. Bijlage 35 geeft inzicht in hoe de middelen in 2018 door NOC*NSF zijn ingezet. Voorafgaand aan het Wetgevingsoverleg Sport zal ik uw Kamer informeren over de besteding van het totaal aan topsportbudget van het Ministerie van VWS dat naar NOC*NSF gaat.

Voortgang implementatie aanbevelingen commissie De Vries inzake seksuele intimidatie en misbruik in de sport

Na het rapport van Commissie De Vries is de sportsector aan de slag gegaan om de aanbevelingen te implementeren. Zo is inmiddels het Vertrouwenspunt Sport omgevormd naar Centrum Veilige Sport, waarin het meldpunt en de opvolging van meldingen centraal staat. Alle sportbonden moeten signalen van seksueel overschrijdend gedrag nu registreren in het zogeheten casemanagementsysteem van het Centrum. Hiermee wordt momenteel proefgedraaid.

Casemanagers zijn aangesteld en zorgen voor de opvolging van meldingen en de monitoring daarvan. Een pool van vertrouwenspersonen is beschikbaar om slachtoffers bij te staan en (jonge) slachtoffers kunnen in de avond en nacht gebruik maken van een chatfunctie die de organisatie Fier hiervoor heeft ingericht. Daarnaast heeft het Centrum een belangrijke rol bij het ondersteunen en begeleiden van sportbonden en verenigingen.

Zo kan het Centrum verenigingen begeleiden bij het opzetten van een effectief preventiebeleid maar ook bij het praktisch reageren op seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Recent is de meldplicht voor bestuurders en begeleiders (technisch kader) opgenomen in het tuchtreglement seksuele intimidatie dat door het Instituut voor Sportrechtspraak (ISR) is vastgesteld. Hiermee hebben 64 sportbonden de meldplicht voor bestuurders en begeleiders ingevoerd. Dat betekent dat als een bestuurder van een sportvereniging seksuele intimidatie of misbruik vermoedt of vaststelt, de bestuurder verplicht is dit te melden aan de betreffende sportbond. De begeleider moet het melden bij het bestuur van de vereniging, die het op zijn beurt dus weer moet melden bij de sportbond. De sportbond is verantwoordelijk voor verdere vervolgstappen passend bij de situatie, waarop monitoring plaatsvindt door de casemanagers van het Centrum Veilige Sport.

Om het proces van melden te verbeteren heeft het Kenniscentrum Seksualiteit Rutgers in samenwerking met de sport een uniform stappenplan ontwikkeld. Hierin zijn handvatten opgenomen over wanneer een bestuurder melding moet maken en hoe dat proces in zijn werk gaat. Ook bevat het tips en praktische maatregelen voor hoe sportverenigingen er samen voor kunnen zorgen dat de sport veilig wordt gemaakt en grensoverschrijdend gedrag zoveel mogelijk wordt voorkomen. De aandacht voor het onderwerp en de werkwijze van het Centrum Veilige Sport leiden inmiddels al tot een groei van het aantal zaken dat bij het ISR en bij tuchtcommissies van bonden wordt aangebracht. In de afgelopen twee maanden zijn dit er meer dan tien geweest, terwijl dit er in de afgelopen jaren gemiddeld vijf waren.

Vervoersvoorziening gehandicapte sporters

Voor mensen met een (lichamelijke) beperking is vervoer vaak een beperking om te gaan sporten en bewegen. Daarom is er sinds 2006 een vervoersaanbod voor teamsporters met een beperking die wordt gefinancierd via de Sportbegroting van het Ministerie van VWS. Deze vervoersvoorziening bereikt momenteel een relatief klein aantal sporters met een ernstige lichamelijke beperking. Op dit moment ben ik bezig te verkennen hoe de regeling zodanig ingericht kan worden dat een bredere groep mensen met een beperking bereikt wordt. Eind 2019 is deze verkenning afgerond en wil ik de opdracht geven om de vervoersvoorziening anders te gaan inrichten. Ik zal uw Kamer eind 2019 informeren over de voortgang.

Voldoen beweegrichtlijnen ouderen

In de motie van Van Brenk en Geleijnse6 wordt de regering verzocht om te onderzoeken waarom 45% van de ouderen van 65 tot 75 jaar voldoet aan de beweegrichtlijnen en maar 25% van de ouderen van 75 jaar en ouder. U vraagt waar deze sterke daling vandaan komt.

Op de site sportenbewegenincijfers.nl van het RIVM worden de kernindicatoren sport en bewegen bijgehouden. De laatst gemeten cijfers zijn van 2018. Hieruit blijkt dat van de groep ouderen van 65 jaar tot en met 79 jaar 41,4% voldoet aan de beweegrichtlijnen. Van de groep ouderen van 80 jaar en ouder voldoet 20,7% aan de beweegrichtlijnen. Oudere groepen in de bevolking zijn inderdaad minder lichamelijk actief dan jongere groepen.

Dit heeft te maken met de verschijnselen die samenhangen met het ouder worden zoals fysieke beperkingen, mentale en cognitieve beperkingen en andere gezondheidsproblemen.7

Uit de factsheet «Deelname sport en bewegen voor ouderen» van het Mulier Instituut is op te maken dat een deel van de verklaring van de lage percentages zit in de lagere sportdeelname, maar ook dat ouderen minder werken dus ook niet wandelend of fietsend naar hun werk gaan. Tegelijkertijd zien we in vergelijking met 2014 een lichte stijging van deze ouderen die aan de beweegrichtlijnen voldoen. We zullen deze cijfers de komende jaren blijven meten.

Daarnaast is het belangrijk, zo blijkt uit de factsheet van Mulier Instituut, om het beweegaanbod aan te laten sluiten bij de wensen en behoeften van ouderen. Om de lichte stijging van de afgelopen jaren door te zetten, zet ik actief in op het verhogen van de sportdeelname van ouderen. Zo ondersteun ik bijvoorbeeld het initiatief «Old Stars» en zie ik goede initiatieven van de grond komen zoals het «Meer bewegen voor ouderen» en «Denken en Doen». Bovendien blijft de buurtsport-coach zich in veel gemeenten inzetten voor ouderen. Met de beantwoording van uw vraag acht ik de motie hierbij afgedaan.

Special Olympics

Tijdens het wetgevingsoverleg van 19 november 2018 heeft mevrouw Westerveld mij gevraagd of ik in gesprek wilde gaan met de organisatie Special Olympics Nederland. Dit heb ik gedaan en ik ben tevens bij de huldiging van de Special Olympic Sporters geweest toen zij terugkwamen van de World Games in Abu Dhabi. Met de organisatie van Special Olympics Nederland heb ik afgesproken dat ik een financiële bijdrage lever aan de vervolgcampagne van Play Unified. Deze campagne sluit goed aan bij de bewustwording die we nastreven rondom inclusief sporten en bewegen. Daarnaast wordt vanuit het Sportakkoord en het Preventieakkoord bijgedragen aan het project Healthy athletes, waarbij de Special Olympic sporters tijdens de evenementen gecheckt kunnen worden op gezondheidsaspecten. Op basis daarvan krijgen zij advies en worden zij doorverwezen binnen de gezondheidszorg wanneer dit nodig is.

Bestrijding van matchfixing

Mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid laat ik u, naar aanleiding van een toezegging in het WGO Sport 19 november 2018, weten dat per 15 juli 2019 de Informatiecoördinator Matchfixing (IC) zal starten met zijn werkzaamheden. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid zal, voor de pilotperiode van twee jaar, als formele werkgever optreden van de IC. Het Strategisch Beraad Matchfixing bepaalt gezamenlijk de speerpunten waar de IC zich op gaat richten en monitort de voortgang op de door het Signalenoverleg aan te dragen relevante ontwikkelingen. Na twee jaar zal aan de hand van een evaluatie bezien worden of deze functie de strijd tegen matchfixing versterkt en zo ja, wat de meest logische organisatorische inbedding van de functie is.

Dopingbestrijding

In reactie op de motie8 van het lid Bruins Slot c.s. kan ik u melden dat de Dopingautoriteit een drietal protocollen heeft afgesloten: een protocol met de Douane, een protocol met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en een protocol met het Openbaar Ministerie, de politie, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst en de Inlichtingen en Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

Met deze protocollen zullen de betrokken organisaties beter uitvoering kunnen geven aan hun samenwerking met de Dopingautoriteit. Ook zullen nieuwe contacten en informatiestromen op gang komen die bijdragen aan de aanpak van doping in Nederland. Hiermee acht ik deze motie, evenals die van Van Nispen c.s. over de aanpak van doping gerelateerde criminaliteit9, afgedaan. Een vierde protocol tussen de Dopingautoriteit en NVWA-handhaving is nog in de maak. Dit protocol is aanvullend op de motie en wordt na afronding ook gepubliceerd in de Staatscourant.

Zwemveiligheid

Op 12 november 2015 presenteerde NPZ/NRZ haar plan van aanpak «Op weg naar een duurzaam zwemveilig Nederland in 2020». In het plan is uiteengezet op welke wijze de vele stakeholders in de zwembranche op effectieve wijze kunnen samenwerken en met de rijksoverheid zorg kunnen dragen voor meer kennis over zwemveiligheid en zwemvaardigheid.

De NPZ/NRZ, thans de Nationale Raad Zwemveiligheid, heeft niet stil gezeten. In de afgelopen drie en een half jaar is er veel tot stand gekomen. Met name het samenbrengen van alle betrokken stakeholders heeft geleid tot een effectieve en gedragen vorm van governance in de sector. Er is een kennisplatform ontstaan waardoor kennis en praktijkervaringen van verschillende actoren zoals zwemlesaanbieders, zwemleerkrachten, zwembadbeheerders, scholen, maar ook van lokale bestuurders, burgers en toezichthouders effectiever wordt gedeeld.

Ook zijn er mediacampagnes ontwikkeld deels gericht op alle Nederlanders en deels gericht op mensen voor wie het risico op verdrinking relatief hoger is.

Er wordt daarbij samengewerkt met lokale en landelijke partners, zoals Vereniging Sport en Gemeenten, Reddingsbrigade Nederland, de KNRM en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA).

Deze ontwikkelingen geven mij het vertrouwen dat de uitvoering van het plan op koers ligt en zoals verwacht, zal eind 2019 het eindrapport verschijnen. Uiteraard zal ik u het eindrapport met mijn bevindingen en beleidskeuzes uiterlijk eind januari 2020 doen toekomen.

Tijdens het WGO van 2018 heb ik de toezegging gedaan om u in het voorjaar van 2019 te informeren over de vorderingen met betrekking tot de mogelijkheden om alle kinderen hun zwemdiploma te laten halen. Bijna alle kinderen van 11 tot 16 jaar hebben minimaal het A-diploma en 1 op de 3 kinderen heeft het ZwemABC. Bovendien leren kinderen steeds jonger zwemmen, de meeste kinderen (70%) heeft een zwemdiploma als ze 7 jaar oud zijn. Dat zijn erg mooie cijfers waarmee Nederland voorop loopt in de wereld. Drie procent van de kinderen die aan de middelbare school begint, kan nog niet zwemmen. Om dat percentage nog verder naar beneden te krijgen, ondersteun ik het Jeugdfonds voor Sport en Cultuur om kinderen die opgroeien in een gezin met een laag inkomen in staat te stellen zwemdiploma’s te behalen.

Ten slotte heb ik u toegezegd een beleidsreactie te geven op diverse onderzoeksrapporten inzake zwemveiligheid. Het onderzoeksprogramma NL Zwemveilig heeft in het eerste kwartaal 2019 al zeven onderzoeksrapporten opgeleverd. Alle publicaties zijn digitaal beschikbaar in de Kennisbank: https://www.nlzwemveilig.nl/kennisbank-zwemonderwijs/kennisbank/.

De Nationale Raad Zwemveiligheid zal dit jaar nog zes rapporten uitbrengen. Ik zal deze onderzoeksrapporten in samenhang bezien en u gekoppeld aan het eindrapport mijn bevindingen doen toekomen.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins


X Noot
1

Kamerstuk 30 234, nr. 211

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Kamerstuk 30 234, nr. 150

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
6

Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 104

X Noot
7

Werkzame elementen van beweeginterventies voor 55-plussers, Kenniscentrum Sport iov Centrum Gezond Leven (aug 2018)

X Noot
8

Kamerstuk 34 543, nr. 15

X Noot
9

Kamerstuk 34 543, nr. 11. Dit betreft het tweede deel van de motie. Het eerste deel van de motie heb ik reeds afgedaan met mijn brief van 4 juli 2018 (Kamerstuk 34 543, nr. 17).

Naar boven