30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 150 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 november 2016

Met deze brief informeer ik u over de inzet van extra middelen van de sportbegroting, de voortgang van de programma’s «Sport en Bewegen in de Buurt», «Grenzeloos Actief» en het actieplan «Naar een Veiliger Sportklimaat». Ook ga ik in op de toezeggingen die ik u tijdens het AO Sport op 30 juni 2016 (Kamerstuk 30 234, nr. 146) heb gedaan. Verder informeer ik u over het rapport «Sport en cultuur, Patronen in belangstelling en beoefening» en de sportministersconferentie «Sport for Tomorrow» in Japan.

1. Inzet extra middelen sportbegroting

In mijn voortgangsbrief sport van juni 2016 (Kamerstuk 30 234, nr. 145), heb ik u over het topsportbeleid voor 2017 en verder geïnformeerd. Ik ondersteun het nieuwe topsportbeleid om tot de 10 beste topsportlanden ter wereld te behoren, zoals beschreven in de sportagenda 2017 + van NOC*NSF en de sportbonden. Vanuit de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de rijksoverheid zet ik wel een aantal herkenbare accenten zoals een divers topsportaanbod met topprestaties in veel verschillende sportdisciplines, blijvende aandacht voor het versterken van de positie van topsporters, de maatschappelijke inzet van topsporters en paralympische topsport.

De afgelopen jaren heeft de Nederlandse topsport een goede ontwikkeling doorgemaakt, waardoor steeds meer sporters en programma’s de aansluiting hebben gevonden bij de mondiale top en zo ook in aanmerking komen voor topsportfinanciering. Tegelijkertijd heeft NOC*NSF de afgelopen jaren moeten bezuinigen op topsport vanwege tegenvallende loterijopbrengsten. Om deze achteruitgang in middelen te beperken, heb ik de Nederlandse topsport financieel ondersteund met enkele incidentele overbruggingsimpulsen. Echter voor een optimale voorbereiding richting Pyeongchang, Tokyo en verder, is meer financiële continuïteit in de topsport nodig.

De € 10 mln. structureel extra voor topsport (inclusief paralympisch), die vooralsnog op de Aanvullende Post bij Financiën staat, kan hieraan een belangrijke bijdrage leveren. Ik denk bij de invulling van deze middelen aan de volgende contouren:

  • € 8,0 mln. voor topsport om o.a. de kwaliteit van de huidige programma’s in de focus te bestendigen en nieuwe talent- en topsportprogramma’s, die nu nog buiten de focus zitten, mogelijk te maken;

  • De paralympische sporters maken zoveel mogelijk gebruik van de topsport infrastructuur. Daarnaast trek ik € 1,0 mln. extra uit om specifiek de paralympische topsport en talentprogramma’s kwalitatief en kwantitatief een slag verder te brengen. Hiermee wordt het huidige beschikbare budget voor paralympische topsport en talentprogramma’s met bijna 50% verhoogd.

  • € 1,0 mln. voor flankerende maatregelen als voorzieningen topsporters (stipendium en onkostenvergoeding) en coaches.

Over de besteding van de middelen ben ik op dit moment in overleg met de sportsector. Zodra meer bekend is, zal ik u hierover informeren.

Daarnaast is met de motie van Heerema en van Dekken gevraagd om overbruggingsgelden beschikbaar te stellen aan NOC*NSF bij vertraging van de fusie tussen de Staatloterij en de Lotto1. Voor het jaar 2016 is aan deze motie gehoor gegeven door € 1,7 mln. vrij te maken voor kaderopleidingen (trainers), talentprogramma’s en de gehandicaptensport2. Inmiddels de fusie tussen de Lotto en de Staatloterij gerealiseerd. Met het bovenstaande heb ik uitvoering gegeven aan deze motie.

2. Transitie van actieve topsport naar een nieuwe maatschappelijke carrière

Deze zomer heb ik aangekondigd te willen investeren in een regeling voor topsporters die hun actieve topsportloopbaan beëindigen en mogelijk extra ondersteuning nodig hebben voor hun overstap naar een nieuwe maatschappelijke carrière. Dit is in de praktijk soms een knelpunt, omdat sporters vaak heel jong beginnen en tijdens hun sportcarrière geen ruimte zien voor loopbaanplanning. Bovendien beëindigt hun carrière vaak abrupt op relatief jonge leeftijd.

Ik werk samen met onder andere NOC*NSF en de atletencommissie aan een plan. De contouren van dit plan heb ik getoetst tijdens een overleg met (ex-) topsporters op 4 oktober 2016. Uitgangspunt is dat de topsporter zelf verantwoordelijk is voor de regie over zijn/haar loopbaan, inclusief een carrière na de topsport. Daarnaast hebben de sportbonden en directe begeleiders van de topsporters hierin een belangrijke verantwoordelijkheid. Voor de overgang van een sportcarrière naar een maatschappelijke carrière stel ik jaarlijks een extra budget van maximaal € 600.000 beschikbaar.

De extra inzet richt zich op zowel ondersteuning tijdens als na afloop van de topsportcarrière. Al tijdens de topsportcarrière kunnen atleten workshops volgen, gericht op een leven na de sport. Verder wordt de loopbaancoaching op de Centra voor Topsport en Onderwijs (CTO’s) meer op maat gemaakt en geïntensiveerd. Daarnaast wordt de kennis en vaardigheid voor coaches, technisch directeuren en betrokken begeleiders vergroot. Ook komt er een jaarlijks aanbod van meeloopdagen, werkervaringsplaatsen en topsportvriendelijke stages. Tenslotte wordt met NOC*NSF, hogescholen, universiteiten en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) bezien hoe in het kader van topsportvriendelijk onderwijs de mogelijkheden voor het combineren van topsport met een opleiding in het hoger onderwijs verder versterkt kunnen worden.

Na afloop van de topsportcarrière wordt extra ingezet op ondersteuning van de atleet door intakegesprekken met een carrièrecoach en een persoonlijk ontwikkelplan met maatwerkondersteuning voor onder meer studiekeuze, loopbaanbegeleiding, werkbemiddeling, psychosociale en psychologische begeleiding en medisch advies. Daarnaast worden (ex-)topsporters meer ingezet op maatschappelijke projecten.

3. Evenementen

Als resultante uit de fusie tussen de Staatsloterij en De Lotto is een incidentele budgetreeks voor sport beschikbaar gekomen voor de jaren 2016 tot en met 2019 van jaarlijks € 2,5 mln. Voor het jaar 2016 zijn deze middelen onder meer ingezet als extra investering in topsport ter overbrugging van de tegenvallende loterijopbrengsten. De middelen worden bij Najaarsnota 2016 en Voorjaarsnota 2017 (voor de jaren 2017 tot en met 2019) aan de sportbegroting toegevoegd. Daartegenover loopt het budget voor sportevenementen vanaf 2018 terug van € 7,2 mln. naar € 4,9 mln. jaarlijks3. Met deze terugloop in het evenementenbudget kunnen de ambities van de sportbonden samen met de steden en provincies op dit terrein niet waargemaakt worden. Voor het jaar 2017 staan bijvoorbeeld evenementen als Grand Final Triathlon Series, EK Hockey, EK 3x3 basketbal, het EK vrouwenvoetbal en het WK Shorttrack op het programma. Voor 2018 het WK Schaatsen Allround, WK veldrijden, Volley 2018, EK Atletiek Cross Country, Motorcross of Nations, finish Volvo Ocean Race en het WK baanwielrennen. En voor 2019 het WK paracycling op de weg, WK 3x3 basketbal, EK Hippisch en het WK handboogschieten. Het is mijn voornemen om het evenementenbudget met de beschikbare extra middelen op te hogen, zodat we het aantal evenementen dat we in Nederland organiseren op het huidige hoge niveau kunnen houden.

4. Programma «Sport en Bewegen in de Buurt» (SBB)

Het programma «Sport en Bewegen in de Buurt» wordt de komende twee jaar voortgezet4. Samen met stakeholders en partners wil ik de impact van het programma vergroten door het verbeteren van de kwaliteit van de buurtsportcoaches en het behouden van het extra lokaal sport- en beweegaanbod, ook na afloop van de sportimpulsprojecten. Ook heeft het programma SBB de verbinding gemaakt met het gehandicaptensportprogramma «Grenzeloos Actief».

Voortgang buurtsportcoaches

Uit de jaarlijkse monitor «Brede impuls combinatiefuncties»5 blijkt dat op 1 september 2016 door 373 gemeenten 2.847 fte buurtsportcoaches/ combinatiefunctionarissen is gerealiseerd. Gemeenten verwachten dat er op 31 december 2016 2.948 fte buurtsportcoaches werkzaam zijn. Daarmee hebben de rijksoverheid en gemeenten samen meer fte’s gerealiseerd dan de afgesproken 2.900 fte én zijn er ruim 4.800 buurtsportcoaches in Nederland werkzaam.

Verder wil 91% van de gemeenten doorgaan met deze impuls. Het onderzoek van het Mulier instituut naar de effecten van de buurtsportcoaches is in volle gang. De resultaten ontvangt u in het najaar van 2017.

Buurtsportcoaches worden voor verschillende doelgroepen ingezet. 98% van de gemeenten zet buurtsportcoaches in voor de doelgroep jeugd, waarbij 36% buurtsportcoaches specifiek inzet voor jeugd in gezinnen met een laag inkomen. 57% van de gemeenten zet een buurtsportcoach in voor mensen met een handicap. Zo krijgen leerlingen van scholen voor speciaal onderwijs in Tilburg en Goirle de kans om kennis te maken met verschillende sport- en beweegactiviteiten. De verbinding met de sportimpuls wordt ook zichtbaar; 38% van de buurtsport-coaches is betrokken bij een sportimpulsproject. Bij de projecten gericht op kinderen met overgewicht is in alle gevallen een buurtsportcoach betrokken.

Voor 2017 zijn inmiddels alle aanvragen voor buurtsportcoaches van gemeenten ontvangen. In de decembercirculaire worden de toekenningen per gemeente bekendgemaakt.

Resultaten van de Sportimpuls

Voor de Sportimpuls-rondes 2015 en 2016 zijn respectievelijk 459 en 290 aanvragen ingediend, waarvan er 119 en 105 zijn gehonoreerd. Van het aantal gehonoreerde projecten in 2016 is meer dan de helft (57) gericht op jeugd in lage inkomensbuurten.

De «Voortgangsrapportage Monitor Sport en Bewegen in de Buurt 2016» geeft aan dat de meeste sportimpulsprojecten inzetten op gezondheidsbevordering6. Bij de Sportimpuls neemt aandacht toe voor specifieke doelgroepen zoals gehandicapten, chronisch zieken, ouderen. De kwaliteit van de projecten is toegenomen door actievere betrokkenheid van buurtsportcoaches en de betere inbedding van de projecten in het lokale netwerk. Daarnaast wordt de primaire doelstelling om lokaal nieuw sport- en beweegaanbod op te zetten gerealiseerd. De lokale samenwerking komt doorgaans goed tot stand en blijft ook bestaan na afloop van de projecten. Aandachtspunten zijn de financiële borging na afloop van het project en het risico op oneigenlijke concurrentie. Met oneigenlijke concurrentie wordt bedoeld dat bij een aantal sportimpulsprojecten gratis kan worden gesport door de deelnemers, terwijl ze voor ander sport- en beweegaanbod in de gemeente wel moeten betalen. In de subsidieronde van 2016 is aan de borging extra aandacht besteed.

Vervolg programma «Sport en Bewegen in de Buurt»

In de komende twee jaar breng ik binnen de huidige kaders een aantal verbeter-punten aan. De betrokken partijen zijn hierover reeds geïnformeerd. Zo wordt het beroepsprofiel van de buurtsportcoach verder ontwikkeld om die doelgroepen te bereiken die minder vaak sporten en bewegen, zoals ouderen, chronisch zieken en gehandicapten.

Met oog op de borging van sportimpulsprojecten is vanaf 2017 cofinanciering vereist. De maximaal aan te vragen subsidie is verlaagd van € 100.000 naar € 80.000 voor een project van twee jaar. Ook is ruimte gecreëerd voor kleine experimenten. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) roept hiertoe ondernemers op en begeleidt ze om duurzaam sport- en beweegaanbod voor kwetsbare groepen te realiseren zonder overheidsbijdrage.

5. Programma Grenzeloos Actief

Het programma Grenzeloos Actief7 dat het gehandicaptensportbeleid vormgeeft, ligt op stoom. Ook mensen met een beperking moeten zoveel mogelijk kunnen sporten en bewegen in hun eigen omgeving. Dit vraagt als eerste inzicht in het beschikbare aanbod en eventuele witte vlekken. Om dit vervolgens via een database in beeld te brengen zodat mensen snel ontdekken waar ze terecht kunnen. Daar is in 2016 door de partners8 onder leiding van NOC*NSF samen hard aan gewerkt. Zo is de stand van zaken in de 43 WMO regio’s in beeld gebracht, is de app en bijbehorende website Uniek Sport met extra steun van het Fonds Gehandicaptensport al in 7 regio’s operationeel en hebben 129 gemeenten uit 14 van de uitnodigde 17 regio’s zich gemeld voor de eerste tranche van de bijbehorende stimuleringsregeling. In 2017 zullen de gemeenten van de overige 26 regio’s uitgenodigd worden. Naar verwachting zullen eind 2016 bijna de helft van de WMO regio’s van Uniek sporten gebruik maken waarmee het aanbod gemakkelijker te vinden is. Sociale wijkteams kunnen een belangrijke rol spelen in de verwijzing van mensen met een beperking. Met het oog hierop heeft MEE Nederland het Platform gehandicaptensport MEE ingericht, waarin alle 20 MEE organisaties zijn vertegenwoordigd. Ook realiseert zij nog voor eind dit jaar een e-learning methode om sociale wijkteams te scholen in een goede doorverwijzing van mensen met een beperking naar sport en beweging.

6. Actieplan Naar een Veiliger Sportklimaat (VSK)

Zoals aangekondigd in de voortgangsbrief sport 20153 zet ik het actieplan «Naar een Veiliger Sportklimaat» (VSK) met twee jaar voort. Hierbij wordt er op twee zaken gefocust; de borging van de resultaten van het actieplan in de bestaande infrastructuur van de sport en het onderwijs en een intensievere ondersteuning van het voetbal, waaronder de ondersteuning van risicoverenigingen.

Voortgang

De VSK-monitor van het Mulier instituut heeft de afgelopen jaren laten zien dat er vooruitgang is geboekt wat betreft het realiseren van een veiliger sportklimaat.

Uit de monitor 2015–2016 blijkt dat het aantal sportverenigingen dat actief aan een veiliger sportklimaat werkt, het afgelopen jaar is gestegen van 3.561 naar 4.537 verenigingen9. Deze verenigingen geven tenminste twee cursussen op het gebied van een veilig sportklimaat. Ter vergelijking: in 2014 waren dit 1.857 verenigingen. Het aantal aanvragen voor een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) door sportorganisaties is het afgelopen jaar gegroeid van 25.281 naar 64.612.

Daarnaast is het aantal scheidsrechters dat heeft deelgenomen aan een cursus voor het verhogen van de weerbaarheid het afgelopen jaar gestegen van 3.516 naar 4.110. Bovendien hebben inmiddels 70 spelers de training Sport en Gedrag gevolgd. Dit is een cursus voor jongeren die betrokken waren bij een incident of exces. Ook is de cursus Sport en Gedrag II opgezet voor spelers met zwaardere straffen vanaf een halfjaar schorsing. In het amateurvoetbal was er in het seizoen 2015/2016 een daling van het aantal gemelde excessen van 319 naar 305. Bij de start van het actieplan in 2011/2012 waren er 485 gemelde excessen.

Borging Actieplan «Naar een Veiliger Sportklimaat» 2017–2018

Met de verlenging tot en met 2018 wordt de sportsector ruim 6 jaar ondersteund om een veiliger sportklimaat te realiseren. Om de impact van het actieplan ook na afloop te behouden, wordt de komende periode ingezet op borging van de behaalde resultaten. Zo heeft een groot aantal bonden in hun meerjarenbeleid onderdelen van het Actieplan «Naar een Veiliger Sportklimaat» opgenomen. Een aantal sportbonden heeft bijvoorbeeld de VSK-scholingen opgenomen in het eigen opleidingsaanbod. Ook zal de Academie voor Sport een aantal VSK-scholingen voor opleiders zoals docenten en praktijkbegeleiders blijven aanbieden of opnemen in het bestaande aanbod. Daarnaast worden in het MBO en het HBO enkele keuzevakken ontwikkeld om de toekomstige sportleiders, buurtsportcoaches, trainers en coaches op te leiden om het sportklimaat bij onder meer sportclubs en -verenigingen te verbeteren.

Intensiveren aanpak voetbal

De komende twee jaar ondersteun ik juist de voetbalsector, omdat in deze sport de meeste incidenten plaatsvinden. Hierbij ligt de nadruk op die verenigingen waar zich incidenten voordoen en het sportklimaat als onveilig wordt ervaren, zogenaamde risicoverenigingen. De KNVB heeft de afgelopen jaren deze risicoverenigingen in kaart gebracht. De KNVB gaat samen met Halt en de gemeente zo’n 60 verenigingen begeleiden om een veilige en pedagogisch verantwoorde verenigingscultuur te realiseren. Tijdens dit traject worden verenigingen gestimuleerd om concrete maatregelen te nemen die bijdragen aan een veiliger sportklimaat bijvoorbeeld aan de hand van een veiligheidsanalyse.

In het tuchtrecht wordt hier op aangesloten door de training Sport en Gedrag in te zetten voor jongeren die betrokken waren bij een incident of exces. Verder streeft de KNVB meer samenhang na tussen het tuchtrecht voor amateurvoetbal en betaald voetbal, aangezien de competities van het amateur- en betaald voetbal vanaf seizoen 2016/2017 met elkaar verbonden zijn. Zo wil de KNVB ook bij het amateurvoetbal een onafhankelijk aanklager invoeren en de bijbehorende procedures samenvoegen.

7. Mondiale anti-doping aanpak en symbolische geste richting ex-sporters

Op 18 juli 2016 heeft het Wereld Anti-Doping Agentschap (WADA) het eerste rapport van onafhankelijk onderzoeker McLaren gepubliceerd. Dit rapport komt na twee eerdere WADA-rapporten van de commissie Pound, die in gingen op misstanden in de Russische en internationale atletiekfederaties. Het eerste rapport van McLaren onthult misstanden in de dopinglaboratoria in Moskou en Sotsji (tijdens de Olympische Winterspelen in 2014) en een door de Russische staat gedirigeerd systeem dat Russische sporters die doping gebruiken beschermt en in staat stelt om deel te nemen aan grote sportevenementen. Het tweede rapport van McLaren wordt begin december 2016 verwacht.

De conclusies van het eerste rapport van McLaren zijn schokkend en zorgwekkend. Naast de Russische misstanden laat het rapport zien dat het mondiale anti-doping systeem niet is ingericht om dit type misstanden aan te pakken. Internationaal wordt breed de urgentie gevoeld om het systeem te versterken. Anti-dopingorganisaties, sportorganisaties en overheden zijn betrokken en moeten de versterking daarom gezamenlijk oppakken. Ik trek daarin samen op met NOC*NSF, de Atletencommissie en de Dopingautoriteit, om zo één Nederlands geluid in de internationale discussie te kunnen laten horen. Dat Nederlandse geluid concentreert zich op drie hoofdpunten: 1) verbeter preventie en voorlichting van niet alleen de atleet maar ook de mensen om de atleet heen, 2) versterk de positie van de WADA, als centraal punt in het anti-dopingsysteem, dat good governance in praktijk brengt en 3) verbeter de monitoring van naleving van de internationale anti-dopingregels. Ik geef mijn inbreng in WADA-, Raad van Europa- en UNESCO-verband. De andere Nederlandse partijen geven hun inbreng in andere gremia.

In reactie op de motie van Dijkstra en Van Dekken heb ik toegezegd u te informeren over een symbolische geste in de richting van sporters die door vermeend dopinggebruik van hun tegenstanders een medaille zijn misgelopen10. Ter uitvoering van deze motie wil ik tijdens de lunchontvangst van de Wereldkampioenen 2016 die ik organiseer op 16 februari 2017 samen met de direct betrokken veldpartijen een oorkonde ondertekenen waarin opnieuw steun wordt uitgesproken voor het belang van een schone sport. Als sprake is van een schone sport kunnen de situaties die door de leden Dijkstra en Van Dekken in de motie worden geschetst immers niet ontstaan. In het Olympisch Stadion te Amsterdam, één van de meest iconische locaties van de Nederlandse sport, zal deze oorkonde een prominente plek krijgen. Op deze manier wordt aandacht gegeven aan het belang van een schone sport.

8. Vermeende dumpprijzen voor inzet buurtsportcoaches

Tijdens het laatste AO Sport heeft u gevraagd hoe ik aankijk tegen vermeende dumpprijzen voor de inzet van buurtsportcoaches, met het voorbeeld van het Bureau Sportimpuls Zeist.

Met dumpprijzen of loondumping wordt hier bedoeld dat gemeenten buurtsportcoaches tegen een (te) laag tarief inhuren. Gemeenten hanteren verschillende organisatievormen voor de inzet van de buurtsportcoach. Sommige gemeenten nemen buurtsportcoaches in dienst, andere kiezen voor het in dienst laten nemen van buurtsportcoaches bij lokale organisaties of voor inhuur van zelfstandigen (ZZP-ers). Het spreekt voor zich dat gemeenten zich moeten houden aan alle geldende wetten en regelgeving voor deze verschillende organisatievormen. Het is echter een eigenstandige verantwoordelijkheid van de gemeente voor welke vorm zij kiest.

9. Inventarisatie sport en bewegen voor maatschappelijke impact

Ik heb toegezegd te inventariseren met welke doelen sport en bewegen door ministeries en gemeenten worden ingezet. Sport en bewegen blijkt op beide niveaus breed te worden ingezet om bij te dragen aan onder andere gezondheid, educatie, burgerschap, sociale leefbaarheid, fysieke leefomgeving, economie en internationale samenwerking. Dit is via het bijgevoegde schema inzichtelijk gemaakt11. Ook ontvangt u hierbij de onderliggende rapportage12 13. Deze inventarisatie geeft mede input voor de sporttoekomstverkenning en de beleidsdoorlichting sport.

10. Resultaten onderzoek sport- en beweegmomenten Limburg

Verder heb ik u toegezegd u te informeren wanneer er resultaten zijn van het onderzoek «Gezonde basisschool van de toekomst» gericht op Sport, bewegen en voeding op basisscholen in Limburg. Het onderzoek van Universiteit Maastricht loopt van 2015 tot en met 2019. De eindresultaten worden begin 2020 gepubliceerd. Er is wel alvast een film gemaakt over de resultaten van de nulmeting van De Gezonde Basisschool van de Toekomst14.

11. Het rapport Sport en cultuur, Patronen in belangstelling en beoefening

Op 11 oktober is het rapport Sport en cultuur, Patronen in belangstelling en beoefening door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) gepubliceerd. Het rapport is geschreven op basis van de meting van de Vrijetijdsomnibus, die in de winter van 2014/2015 heeft plaatsgevonden. De cijfers waren eerder bekend en zijn eind 2015 verwerkt in de kernindicatoren sport, waarmee de stand van zaken over sport en bewegen duurzaam wordt gevolgd.15 Het SCP-rapport is bijgevoegd16.

12. Ministersconferentie Japan «Sport for tomorrow»

Van 18 tot en met 22 oktober 2016 heb ik een economische missie naar Japan geleid en deelgenomen aan het World Forum on Sport and Culture «Sport for Tomorrow». Deze ministersconferentie is een kick-off richting de Olympische Spelen die in 2020 in Tokio worden georganiseerd. Ook heb ik met de Japanse Minister van Onderwijs, Sportwetenschap en Technologie, Hirokazu Matsuno, een »Memorandum of Cooperation» gesloten om nauw met elkaar samen te werken op het terrein van topsport, sportparticipatie, gehandicaptensport, sportmanagement, sportinnovatie/-onderzoek en integriteits-/antidopingbeleid. Dit memorandum draagt bij aan de ontplooiing van gezamenlijke activiteiten en het sluiten van contracten tussen Nederlandse bedrijven, universiteiten en hogescholen met Japanse partners. Eind november komt hiertoe een Japanse delegatie naar Nederland.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Kamerstuk 34 300 XVI, nr. 127.

X Noot
2

Kamerstuk 34 300 XVI, nr. 123.

X Noot
3

Het evenementenbudget was voor een beperkt aantal jaren opgehoogd en komt vanaf 2018 weer op het oorspronkelijke niveau.

X Noot
4

Voortgangsbrief Sport van 17 november 2015 (Kamerstuk 30 234, nr. 141).

X Noot
5

De monitor Sport en Bewegen in de Buurt staat op www.sportindebuurt.nl.

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
7

Kamerbrief over gehandicaptensportbeleid van 23 april 2015 aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 30 234, nr. 124).

X Noot
8

NOC*NSF, Mee Nederland, de Vereniging Sport en Gemeenten, Sportkracht12 en Kenniscentrum Sport.

X Noot
9

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
10

Kamerstuk 34 300 XVI, nr. 132.

X Noot
11

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
12

Op de website www.allesoversport.nl zijn de geraadpleegde bronnen te vinden.

X Noot
13

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
16

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven