nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 11 november 2005
Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 2, onderdeel b, komt te luiden:
b. de benaming en de meetstandaard van een grootheid.
B
Na artikel 17 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
Paragraaf 1a. Aanwijzing ingevolge wederzijdse
erkenningsovereenkomst
Artikel 17a
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels
worden gesteld omtrent het aanwijzen van instanties in verband met de uitvoering
van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en een derde land betreffende
de wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordelingen van meetinstrumenten.
2. De in het eerste lid bedoelde regels kunnen onder meer betreffen:
a. de eisen waaraan instanties voor aanwijzing moeten voldoen;
b. de gronden voor schorsing of intrekking van een aanwijzing;
c. de door instanties te hanteren tarieven;
d. het toezicht op de instanties;
e. de vergoeding van kosten van aanwijzing en toezicht.
C
Aan artikel 22 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake
de vergoeding van de kosten voor de behandeling van een aanvraag om ontheffing,
alsmede omtrent de wijze van betaling.
D
Artikel 23 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vierde lid wordt «kan worden bepaald dat in daarbij
aangegeven gevallen of omstandigheden» vervangen door: kan worden bepaald
dat voor een meetinstrument, al dan niet in daarbij aangegeven gevallen of
omstandigheden.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake
de vergoeding van de kosten voor de behandeling van een aanvraag om ontheffing,
alsmede omtrent de wijze van betaling.
E
Aan het slot van artikel 25 wordt een punt geplaatst.
F
In artikel 41 wordt in het in onderdeel B voorgestelde artikel 71a, onderdeel
c, «dan door wel een Onze Minister» vervangen door: dan wel door
een door Onze Minister.
G
Na artikel 41 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 41a
Het Wetboek van Strafrecht wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 218 wordt onder 1° «hij die op voorwerpen aan ijk
onderworpen valse ijkmerken plaatst» vervangen door: hij die op aan
een metrologische overeenstemmingsbeoordeling onderworpen voorwerpen valse
metrologische merken plaatst.
B
In artikel 221 wordt «voorwerpen aan ijk onderworpen» vervangen
door: aan een metrologische overeenstemmingsbeoordeling onderworpen voorwerpen.
TOELICHTING
Deze nota van wijziging behelst enkele technische reparaties en kleine
aanvullingen van het wetsvoorstel.
In onderdeel A is duidelijker gesteld dat ook met betrekking tot de benaming
van een grootheid regels kunnen worden gesteld.
Het in onderdeel B opgenomen artikel 17a opent de mogelijkheid om instanties
aan te wijzen die de bevoegdheid krijgen overeenstemmingsbeoordelingen uit
te voeren ingevolge een zogenaamde wederzijdse erkenningsovereenkomst tussen
de Europese Gemeenschap en een derde land. Deze overeenstemmingsbeoordelingen
moeten worden uitgevoerd aan de hand van de eisen die gelden voor een instrument
in het land waarmee de overeenkomst is gesloten. In de wederzijdse erkenningsovereenkomsten
zijn ook de criteria opgenomen waaraan de instanties moeten voldoen. Deze
zijn generiek van aard en komen grotendeels overeen met de eisen die aan aangewezen
instanties binnen de Europese Unie in het kader van nieuwe aanpakrichtlijnen
worden gesteld. In dit verband is van belang de op 29 juni
1999 te Luxemburg tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap
en de Zwitserse Bondsstaat inzake wederzijdse erkenning van de overeen- stemmingsbeoordeling
(PbEG 2002, L114) die mede betrekking heeft op niet-automatische weegwerktuigen
en op meetinstrumenten die in bijzondere richtlijnen zijn geregeld. Een aantal
van deze bijzondere richtlijnen wordt vervangen door richtlijn 2004/22/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende meetinstrumenten
(hierna: richtlijn meetinstrumenten). Het is te verwachten dat in de wederzijdse
erkenningsovereenkomst de verwijzing naar de bijzondere richtlijnen wordt
vervangen door een verwijzing naar de richtlijn meet- instrumenten. Voorts
is niet uitgesloten dat in de toekomst met betrekking tot meetinstrumenten
wederzijdse erkenningsovereenkomsten met andere landen worden gesloten.
In onderdeel D is de mogelijkheid tot het stellen van regels met betrekking
tot het verlenen van een vrijstelling of ontheffing meer in lijn gebracht
met de formulering die in de IJkwet is gebruikt voor de vrijstellings- en
ontheffingsmogelijkheid. Het is daarmee duidelijker dat voor een meetinstrument
een vrijstelling of ontheffing kan gelden. De vrijstellings- en ontheffingsmogelijkheid
biedt bijvoorbeeld ruimte voor het toestaan van het gebruik van nieuwe meetinstrumenten,
die (nog) niet zijn geregeld, voor een geregelde meettaak. Aldus staat de
wetgeving niet in de weg aan nieuwe technologische ontwikkelingen. Voorts
is in de onderdelen C en D voorzien in de mogelijkheid dat voor de behandeling
van een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 22, vierde lid,
en artikel 25, vierde lid, een bedrag verschuldigd is. Vaak is voor de beoordeling
van de aanvraag een metrologisch onderzoek nodig. Dit feitelijk onderzoek
zal moeten worden uitbesteed, waarmee uiteraard kosten zijn gemoeid. Een overeenkomstige
bepaling is opgenomen in artikel 21b van de IJkwet.
De in onderdeel G opgenomen wijziging van de artikelen 218 en 221 van
het Wetboek van Strafrecht behelst een actualisering van de terminologie.
Evenals in het voorstel voor een Metrologiewet wordt hier ook de iets bredere
en modernere uitdrukking «metrologische overeenstemmingsbeoordeling»
gebruikt. Hierdoor worden misverstanden voorkomen ten aanzien van de uitleg
van deze bepalingen na het vervallen van de IJkwet. Overigens moet de nieuwe
omschrijving niet zo opgevat worden dat het alleen om door de Metrologiewet
voorgeschreven metrologische overeenstemmingsbeoordelingen zou gaan. Onder
metrologische overeenstemmingsbeoordeling valt elke vorm van wettelijk voorgeschreven
beoordeling of een meetinstrument aan de gestelde eisen voldoet.
De Minister van Economische Zaken,
L. J. Brinkhorst