30 196
Duurzame ontwikkeling en beleid

nr. 96
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 februari 2010

Bij het Algemeen Overleg over Duurzaam Inkopen met de Vaste Commissie voor VROM op 2 juli jl. (Kamerstuk 30 196, nr. 74) heb ik toegezegd de Commissie Regeldruk Bedrijven advies te vragen over de regeldruk van Duurzaam Inkopen. Op 9 februari ontving ik dit advies dat ik u hierbij ter informatie meezend1.

Op 8 februari heb ik over een concept van dit advies een gesprek gevoerd met een delegatie van het bedrijfsleven onder leiding van de heer Wientjes in zijn hoedanigheid als voorzitter van de vereniging VNO-NCW en van de Commissie Regeldruk Bedrijven.

Bij het gesprek waren, naast enige ambtelijke ondersteuning, eveneens aanwezig de heer Hermans, voorzitter van MKB-Nederland, de heer Kamminga, voorzitter FME en mevrouw Doude van Troostwijk, lid van genoemde Commissie.

In het gesprek heb ik naar voren gebracht dat ik te allen tijde opensta voor mogelijkheden tot verbetering van het proces en tot een toekomst van Duurzaam Inkopen die kan inspelen op de dynamiek en het innovatieve vermogen van het bedrijfsleven. Ik heb daarbij gememoreerd dat ik medio vorig jaar op verzoek van het bedrijfsleven het aantal productgroepen waarvoor criteria gelden, praktisch heb gehalveerd tot 45 productgroepen en daarnaast de inhoud verder heb gestroomlijnd.

In het overleg met de Vaste Commissie voor VROM in juli jl. bleek dat brede instemming bestaat over deze handelwijze. Dat betekent dan ook dat vanaf dat moment deze criteria – na nog enkele aanpassingen – als vertrekpunt bij duurzaam inkopen zijn gehanteerd.

Bij toepassing van deze criteria in de praktijk blijken zich in een aantal situaties uitvoeringsproblemen voor het bedrijfsleven voor te doen die zich ook pas in het gebruik konden openbaren. Uiteraard sta ik er voor open om deze problemen te bespreken en te komen tot een praktische oplossing.

In het gesprek zijn met name genoemd de problemen rond de toepassing van rekeninstrumenten in de bouw, vooral voor het midden- en kleinbedrijf. Het overleg om daarover tot een oplossing te komen, is inmiddels opgestart.

Over mogelijke voorschriften voor de toepassing van bouwmetalen, blijken misverstanden te bestaan. Ik beoog op dit terrein nadrukkelijk regelgeving om de mogelijk negatieve werking van de toepassing van bouwmetalen te voorkomen, buiten het kader van duurzaam inkopen om. Daartoe zal ik in de relevante criteriadocumenten een eenduidige tekst opnemen waaruit e.e.a. helder naar voren komt.

Tot slot is gesproken over het gebruik van verduurzaamd hout in speeltoestellen. Ik heb aangegeven dat ik met de sector overleg wil waarbij het nadrukkelijk uitgangspunt is te komen tot innovatieve oplossingen voor de milieuproblemen met verduurzaamd hout.

In het gesprek heb ik nog eens expliciet aangegeven dat ik opensta voor innovaties en daartoe in goede samenwerking met het bedrijfsleven inmiddels de nodige stappen heb gezet, zoals ook nadrukkelijk naar voren komt in de u toegezonden voortgangsrapportage.

Wel is voor mij onveranderd het vertrekpunt de criteria voor de 45 productgroepen zoals die medio vorig jaar met uw Kamer zijn besproken.

Enige centrale uitgangspunten die de Commissie noemt in het advies, acht ik niettemin buitengewoon waardevol en zal ik bij de verdere ontwikkeling van de criteriadocumenten uiteraard meenemen. Wel blijft uiteraard de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de gehanteerde criteria bij de opdrachtgever, in casu het Rijk zelf.

Ik zal u separaat nog mijn schriftelijke reactie op dit advies zenden.

Zoals u bekend is heb ik advies over duurzaam inkopen gevraagd aan Actal. In het advies van 8 juni 2009 wordt door Actal gesteld dat Duurzaam Inkopen onder de definitie valt van administratieve lasten. Het advies was onder meer die lasten in beeld te brengen.

Dat advies heb ik inmiddels opgevolgd door een nader onderzoek te laten uitvoeren naar deze lasten. Het onderzoek is nog niet afgerond, maar zeer onlangs heb ik de conceptsamenvatting van de rapportage ontvangen. De belangrijkste conclusie daarin is dat naar verwachting de administratieve lasten van het programma Duurzaam Inkopen een fractie zijn van de totale lasten die bedrijven ondervinden bij aanbestedingen van de overheid en dus slechts een zeer beperkte toename van de totale administratieve lasten als gevolg van aanbestedingen betekenen. Ondernemingen geven overigens al lang allerlei informatie over productspecificaties, ook op het gebied van milieu, omdat de overheden daar al sinds jaren om vragen. Ik ben van mening dat dit geen administratieve lasten zijn die aan Duurzaam Inkopen kunnen worden toegerekend.

Nadat ik de definitieve uitkomsten van het onderzoek heb ontvangen, zal ik Actal een reactie geven op hun brief en u afschriften van e.e.a. doen toekomen.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven