30 196
Duurzame ontwikkeling en beleid

nr. 87
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 november 2009

Zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg energiebesparing in de gebouwde omgeving van 15 oktober jl. (30 196, nr. 86), informeer ik u – mede namens de minister van Economische Zaken en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer – middels deze brief over de voortgang van de herziening van de richtlijn Energieprestatie van gebouwen (recast EPBD). Bij brief van 1 oktober jl. heb ik de inzet van het Kabinet in de eindfase van de onderhandelingen uiteengezet.

Het herzieningsvoorstel vormt een belangrijke basis voor het nationale beleid inzake energiebesparing in de gebouwde omgeving en kan ervoor kan zorgen dat het besparingspotentieel sneller gerealiseerd wordt. Daarnaast stimuleert het herzieningsvoorstel de aanscherping van de energieprestatie-eisen in de nieuwbouw op Europees niveau. De Europese Unie laat zien – vlak voor de klimaattop in Kopenhagen – extra vooruitgang te willen boeken met CO2-reductie en energiebesparing in de gebouwde omgeving.

Er is inmiddels vooruitgang geboekt in de onderhandelingen tussen Raad en Commissie over het herziene richtlijnvoorstel. Een groot aantal van de Nederlandse alternatieve voorstellen is verwerkt in de compromistekst van het Zweedse voorzitterschap. In de bijlage1 treft u een overzicht aan van die voorstellen en van de openstaande punten. Hierbij is tevens aangegeven in welke gevallen een verhoging van de administratieve lasten wordt voorkomen. Vanuit de Kamer is tijdens het algemeen overleg gevraagd in hoeverre het nog mogelijk is een artikel op te nemen waarbij lidstaten mogen afwijken bij betere prestaties. In deze (eind)fase van de onderhandelingen bleek het echter niet meer mogelijk nieuwe voorstellen voor uitzonderingen in te brengen. Wel kan opgemerkt worden dat de rechtsgrondslag van de EPBD richtlijn (artikel 175 EG, het milieuartikel) het mogelijk maakt dat strenger nationaal beleid toegestaan is. Bovendien kunnen lidstaten in sommige gevallen al gebruik maken van de vrijheid die de richtlijn biedt (zie bijlage). Het kabinet is in het algemeen van oordeel dat het compromisvoorstel de kwaliteit van de richtlijn ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel verbetert en bijdraagt aan energiebesparing en CO2-reductie in de gebouwde omgeving tegen lagere kosten en administratieve lasten en minder regeldruk. De tekst is echter nog niet definitief, want de onderhandelingen met het Europees Parlement zijn nog niet afgerond.

In tegenstelling tot de onderhandelingen in de Raad verlopen de onderhandelingen met het Europees Parlement in de trilogen een stuk moeizamer en liggen de standpunten van Raad, Commissie en EP nog ver uit elkaar, zo is gebleken uit de Corepervergadering van 3 november jl. Om die reden is er een aantal extra overleggen gepland. Het Zweedse voorzitterschap streeft naar afronding van de richtlijn tijdens de triloog van 17 november. Maar er wordt nu al rekening mee gehouden dat er na deze datum nog een extra triloog zal plaatsvinden.

De belangrijkste punten voor het Europees Parlement zijn:

• Het opzetten van een financieel instrumentarium voor het stimuleren van energiebesparing van gebouwen,

• Een geharmoniseerde methode voor de berekening en de toepassing van de kostenoptimale niveaus om de energieprestatie-eisen voor de nieuwbouw op te baseren,

• Wederzijdse erkenning van nationale energielabels voor gebouwen tussen lidstaten.

Verder eist het EP strengere regels op een groot aantal andere onderdelen van het richtlijnvoorstel (o.a. technische systemen en bestaande gebouwen). De voorstellen gaan een stuk verder dan het Zweedse compromisvoorstel, wat gevolgen heeft voor de administratieve lasten en de beleidsvrijheid voor lidstaten.

Binnen de Raad is, ook wat Nederland betreft, niet veel ruimte meer om te manoeuvreren richting het Europees Parlement. Veel zal dus afhangen van de onderhandelingen in de komende Coreper vergaderingen en de trilogen met het Europees Parlement en de Commissie. Mocht er in november geen overeenstemming met het Europees Parlement worden bereikt over de uiteindelijke tekst, dan zal de herziening van de richtlijn EPBD een tweede lezing-fase ingaan en een akkoord vóór Kopenhagen van de baan zijn.

De Kamer, bij monde van de Commissie subsidiariteit, is expliciet geweest in haar negatieve beoordeling van de subsidiariteit en de proportionaliteit van de herziening van de EPBD richtlijn. Enerzijds is het kabinet van mening dat de subsidariteitvraag al speelde bij de totstandkoming van de oorspronkelijke richtlijn. Op dat moment is de subsidiariteitvraag positief beantwoord. Ook zonder de herziening wordt deze materie geregeld door de bestaande richtlijn. Anderzijds heeft Nederland, in het licht van uw oordeel, zijn uiterste best gedaan om in de onderhandelingen zoveel mogelijk Nederlandse bezwaren ten aanzien van de proportionaliteit opgelost te krijgen, toen eenmaal duidelijk was dat er geen blokkerende minderheid tegen het voorstel gevonden zou kunnen worden.

Zoals ik eerder heb aangeven, blijven alle opties tot het einde van de onderhandelingen open en zal Nederland een finale afweging maken op basis van het onderhandelingsresultaat dat na de trilogen aan de Raad voorligt.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E. E. van der Laan


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven