30 196
Duurzame ontwikkeling en beleid

nr. 76
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 september 2009

De algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie1, heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister voor Wonen, Wijken en Integratie naar aanleiding van de brief van 30 juni 2009 inzake de reactie op vragen en toezeggingen tijdens het AO energiebesparing gebouwde omgeving op 3 juni 2009 (Kamerstuk 30 196, nr. 71).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 september 2009.

Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van Gent

De griffier van de commissie,

Van der Leeden

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie zijn verheugd dat er deels aanvullend op de voorstellen van het kabinet nog een aantal substantiële maatregelen zijn getroffen die ook particulieren stimuleren te investeren in het verbeteren van de energieprestatie van hun woning. Deze leden verwachten veel van de verlaging van de BTW op isolatie en de subsidieregeling voor dubbelglas. Deze leden gaan er van uit dat het kabinet ook een actieve en duidelijke campagne uitrolt ter ondersteuning van deze maatregelen.

De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele vragen naar aanleiding van uw brief van 30 juni jl. De vragen betreffen in de eerste plaats de isolatieglasregeling.

U geeft aan veel te voelen voor een vouchersysteem. De leden van de CDA-fractie hebben bij deze uitwerking ook in het algemeen overleg al een voorbehoud gemaakt. Hoe fraudegevoelig is een dergelijk systeem en hoe zit het met de verzilvering en overdraagbaarheid van de vouchers? Is er enige garantie dat de gebruikte vouchers ook tot een daadwerkelijke en deugdelijke plaatsing van dubbelglas leiden? Waarom kiest het kabinet niet voor een regeling die via de aanbodzijde wordt vorm gegeven en bijvoorbeeld leveranciers gedurende drie maanden de gelegenheid geeft om een bedrag te reserveren ten behoeve van een opdrachtgever?

U stelt voor te starten met een budget van € 50 miljoen en een tijdelijke regeling. De tijdelijkheid van de regeling wordt door de leden van de CDA-fractie onderschreven. Het is immers de bedoeling om nu een extra impuls te geven aan energiebesparing. De tijdelijkheid van de regeling versterkt de urgentie van het doen van investeringen op dit moment. Bijkomend voordeel is dat hiermee ook de bouw in economisch moeilijke tijden een impuls kan krijgen. Vooralsnog stelt het kabinet € 50 miljoen beschikbaar. De leden van de CDA-fractie maken hierbij uitdrukkelijk een voorbehoud. Het amendement Omtzigt cs houdt in de toelichting rekening met de mogelijkheid van heroverweging van het budget in 2010. Bovendien was er aanvankelijk via de WWI-begroting € 40 miljoen beschikbaar. Daarvan wordt nu € 20 miljoen ingezet. Mocht blijken dat de regeling een succes is en het budget tekort schiet dan is verhoging wat de leden van de CDA-fractie betreft aan de orde. Graag een bevestiging van het kabinet.

Tijdens het algemeen overleg van 3 juni jl. is van de zijde van de CDA-fractie kritisch gereageerd op de voorstellen die de markt voor energiebesparingskredieten betreffen. Naar het oordeel van de leden van de CDA-fractie zullen mensen niet of nauwelijks gebruik maken van de mogelijkheid om tegen een marktrente van 5 tot 7% te lenen om energiebesparende maatregelen in hun huis te treffen. Dergelijke maatregelen zullen ze bij voorkeur via de hypotheek financieren of op andere wijze proberen te financieren. Zo stellen steeds meer gemeenten al dan niet via het SVH kredieten tegen een lagere rente beschikbaar. De gemeente Hardenberg stelt bijvoorbeeld kredieten tegen 1% beschikbaar. De leden van de CDA-fractie willen dan ook geregeld over de voortgang van de regeling zoals die door het kabinet wordt voorgesteld geïnformeerd worden. Is deze regeling «stapelbaar» met andere regelingen, zoals subsidies?

Ten aanzien van de doorstart van het energielabel lijkt uw brief van 30 juni opnieuw drie maanden vertraging te melden. U gaf tijdens het algemeen overleg van 3 juni jl. aan een doorstart per oktober 2009 te kunnen maken. Nu lijkt sprake van 1 januari 2010. Wat is de reden van opnieuw deze vertraging? Betekent dit opnieuw een deuk in het imago van het label? Kunt u garanderen dat de doorstart door alle relevantie marktpartijen gesteund zal worden? Kunt u ook ingaan op de gevolgen met betrekking tot de herziening van het woningwaarderingsstelsel (wws) als het energielabel niet per oktober 2009 aangepast en voldoende stabiel is? Dit ook gezien de voorwaarde die Aedes stelt als reactie op de voorstellen met betrekking tot de herziening van het wws, zoals aangekondigd in de brief van 2 juli 2009.

Ten slotte zijn de leden van de CDA-fractie ontevreden over de kabinetsinzet ten aanzien van de herziening van de EPBD-richtlijn. Hij lijkt hiermee tegen een uitdrukkelijk wens van de CDA-fractie en een meerderheid van de Kamer in te gaan. De herziening van de EPBD-richtlijn heeft voor Nederland geen meerwaarde en zou dus ook voorkomen moeten worden. Het kabinet kiest voor alternatieve tekstvoorstellen. Dit is strijdig met de wens van de Kamer en toezeggingen die de ministers van EZ en VROM hebben gedaan tijdens debatten ter voorbereiding op bijvoorbeeld de Energieraad en de Milieuraad. De leden van de CDA-fractie willen dan ook graag bevestigd zien dat de Nederlandse inzet primair gericht is op het organiseren van een blokkerende minderheid tegen de herziening van deze richtlijn.

SP-fractie

De leden van de SP-fractie staan positief tegenover het bemoedigen van de toepassing van isolerende maatregelen in de gebouwde omgeving. Naast de toepassing van onder andere gevel-, vloer- en dakisolatie is de toepassing van isolatieglas met een hoge isolatiewaarde een belangrijke maatregel om het energieverbruik, en daarmee het verbruik van fossiele brandstoffen en de uitstoot van CO2, terug te dringen.

De leden van de SP-fractie steunen het voornemen om de administratieve lasten bij de uitgifte van de subsidie voor isolatieglas laag te houden. Hoeveel procent van het subsidiebudget verwacht u kwijt te zijn aan uitvoeringskosten bij uitgifte middels een waardebonsysteem?

Een deel van de administratieve lasten wordt verplaatst naar de glaszetbedrijven. Op welke wijze zal getracht worden deze lasten voor de glaszetters zo laag mogelijk te houden? Bent u bereid de glaszetbedrijven op eniger wijze te compenseren voor de extra administratieve lasten?

Doordat de glaszetbedrijven de korting moeten doorberekenen aan SenterNovem ondervinden zij een betalingsvertraging met een beperking van de liquiditeit als gevolg. Kunt u de glaszetbedrijven garanderen dat bij verzilveren van de waardebonnen de subsidie zo snelmogelijk, hetzij binnen 30 dagen, wordt uitgekeerd?

Kunt u een toelichting geven op de bepaling van en het verschil tussen de vastgestelde maximale waarde van € 1500 voor grondgebonden woningen en € 750 voor appartementen?

De leden van de SP-fractie zijn een voorstander van het opnemen van de energieprestatie in het woningwaarderingsstelsel (wws), maar maken zich grote zorgen over de manier waarop het energielabel in de puntentelling wordt opgenomen. Een simplistische beoordeling, waarbij het woningtype slechts beoordeeld wordt op de varianten «eengezinswoning» en «meergezinswoning», doet de vele variaties van wooneenheden tekort. Een kleine studentenkamer zou ten opzichte van een ruime woning met een vloeroppervlak van bijvoorbeeld 90m2 worden benadeeld en onevenwichtig worden beoordeeld op de daadwerkelijke energetische kwaliteit. De leden van de SP-fractie bepleiten een waarderingsmethode waarbij koppeling bestaat tussen het energielabel en het vloeroppervlak. Kunt u uiteenzetten waarom uw voorkeur niet gaat naar een variant met een koppeling tussen energielabel en vloeroppervlak? In welke mate is er sprake van gelijkmatigheid bij de waardering op basis energieprestatie in combinatie van woningtype ten opzichte van vloeroppervlak?

Vanuit welk oogpunt acht u de RC-isolatiewaarde van 5 niet kostenneutraal, vanuit het oogpunt van de ontwikkelaar of uit die van de gebruiker? Van hoeveel levensduurjaren wordt er uitgegaan bij het bepalen van de kosteneffectiviteit? Op basis van welke bron baseert u zich dat de isolatie waarde slechts tot 3,5 kan worden doorgevoerd? Bent u bekend met het onderzoek «U-values for better energy performance of buildings» dat Ecofys in 2007 in opdracht van Eurima heeft uitgevoerd, waaruit blijkt dat een RC-isolatiewaarde van 5–7 kostenneutraal kan worden doorgevoerd? Wat is uw reactie op deze conclusies van Ecofys?

Hoe kan het zo zijn dat de gemiddelde dakisolatie – toegepast in de periode tussen 2003 en 2004 – in Nederland 145 mm bedroeg, en in Duitsland 195 mm, Frankrijk 210 mm en in Denemarken 270 mm (bron: Eurima), terwijl we mogen veronderstellen dat in deze landen ook kostenneutraal gewerkt wordt?

De leden van de SP-fractie zijn verheugd met uw toezegging om innovatieve technieken, zoals decentrale balansventilatie, bij de actualisatie in oktober 2009 op te nemen in het energielabel. Eveneens zijn deze leden verheugd met de toezegging dat er regelmatig een update van het label zal plaatsvinden om nieuwe en bewezen innovatieve technieken bij het label te betrekken.

U geeft aan dat er hard wordt getrokken aan het ontwikkelen van een praktische aanpak voor collectieve energiebesparende maatregelen door eigen woningbezitters. De leden van de SP-fractie zijn erg benieuwd naar de resultaten op dit gebied. Welke resultaten zijn er geboekt bij de proefserie van 10 000 woningen (2008)?

U geeft te kennen dat hij de beoordelingsrichtlijn van het energielabel duidelijker wil formuleren, zodat een daadwerkelijke opname als basis gaat dienen. Houdt dit in dat voortaan deze «daadwerkelijke opname», al dan niet aangevuld met archiefgegevens, verplicht wordt gesteld?

U stelt dat het mogelijk blijft om woningen op basis van een referentiewoning te labelen. Wat wordt er in dit kader verstaan onder referentiewoningen, is dit een andere (wel daadwerkelijk opgenomen) woning in het zelfde complex, of is dit een geabstraheerd woningtype?

VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen of u nader inzicht kunt bieden in hoe de aangekondigde staatgarantie op energiebesparingskredieten eruit gaat zien. Is er over nagedacht hoe deze garantie zo eenvoudig mogelijk ingericht kan worden voor de aanvrager zonder dat dit to fraude leidt? Zo ja, tot welke vormgeving heeft dit geleid en welke alternatieven zijn hierbij afgewogen? Bent u ermee bekend dat veel particulieren afgeschrikt worden door de gang naar de notaris op zichzelf en de daaraan verbonden kosten? Zo ja, is er dan bijvoorbeeld over nagedacht hoe een dergelijke regeling gemaakt zou kunnen worden, zonder dat een notariële overdracht wordt geëist? Zo nee, zou u bereid zijn hierover na te denken zonder de deur open te zetten voor fraude?

De leden van de VVD-fractie constateren dat bij de koppeling tussen het energielabel en de groenfinanciering er allerlei verschillende voorwaarden worden gesteld. Het gevolg is dat er een versnipperde regeling ontstaat die ook tot de nodige uitvoeringsproblemen zal leiden. Heeft u overwogen om gewoon een regeling te maken, waarin particulieren toegang krijgen tot de regeling groenfinanciering als zij hun woning met minimaal twee labelstappen van het energielabel zuiniger maken en bijvoorbeeld minimaal € 10 000 investeren? Zo ja, waarom is er niet voor deze eenvoudige variant gekozen in plaats van per onderdeel te bepalen of men wel of niet in aanmerking komt? Zo nee, bent u bereid om deze variant te overwegen, ook gegeven het feit dat de leden van de VVD-fractie uit de praktijk signalen hebben bereikt dat de huidige invulling voor particulieren niet zal werken?

ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de schriftelijke beantwoording van de openstaande vragen uit het algemeen overleg van 30 juni jongstleden. Deze leden hebben daarover nog de volgende vragen.

Ook bij energiebesparingsmaatregelen blijft beroep op de huurtoeslag mogelijk bij een hogere huur zolang de maximale huurgrens niet wordt overschreden. Bij grootschalige toepassing van deze maatregelen zal als gevolg daarvan de gemiddelde huur in de sociale huursector stijgen. Kunt u uiteenzetten wat dit macro betekent voor het beroep op de huurtoeslag?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben gevraagd wat er nodig is om ook bij particulieren in 2020 een besparing te krijgen van circa 50% in plaats van 20 tot 30% en in hoeverre het crisispakket hieraan bijdraagt. Deze leden delen uw mening dat een integrale aanpak en maatwerk nodig is en dat de huidige en in ontwikkeling zijnde instrumenten daaraan bijdragen. Deze leden zouden echter graag meer cijfermatig inzicht krijgen in hoeverre dit doel ook wordt bereikt. Welk besparingspercentage wordt verwacht bij eigenaar bewoners en wat is er nodig om dit te verhogen tot 50%?

De leden van de ChristenUnie-fractie willen dit nadrukkelijk ook plaatsen in het licht van het belang van de verhuismomenten. Tot 2020 zal 50% van de huidige koopwoningen van eigenaar wisselen. Genoeg kansen dus, maar ook de zittende bewoners moeten worden gestimuleerd om maatregelen te nemen om het doel te halen. Dit vraagt om een lange termijn aanpak.

Wat betekent de uitbreiding van de regeling groenprojecten voor de SDE-regeling? Voor veel particulieren is deze regeling noodzakelijk om zonne-energie rendabel te maken. Biedt de SDE-regeling voor particulieren daarvoor wel voldoende ruimte?

Wordt bij de verbetering van het energielabel ook de ingediende verbeterpunten, zoals die van Avepa, betrokken?

De leden van de ChristenUnie-fractie steunen het aanpassen van de labelmethode voor complexen met studentenkamers. Hierbij moet voorop staan dat er een concreet handelingsperspectief ontstaat. U spreekt alleen over gemeenschappelijke douche/toiletruimten en of keukens en verwarmingssystemen. Wat betekent uw voorstel voor complexen waar ook sprake is van gemeenschappelijke leefruimtes?

Tenslotte vragen de leden van de ChristenUnie-fractie welk deel van de doelstelling van 100 PJ besparing inmiddels is ingevuld en welke maatregelen u achter de hand heeft c.q. aan het ontwikkelen bent om de resterende doelstelling te halen.

In dit kader vragen deze leden naar de stand van zaken van het juridische onderzoek naar de mogelijkheden van een EPC-norm voor de bestaande bouw. Klopt het dat de tweede fase van dit onderzoek nog moet starten? Bent u bereid de resultaten van het juridische onderzoek uiterlijk voor de begrotingsbehandeling te presenteren? Worden bij het onderzoek naast milieujuristen ook eigendomsjuristen betrokken?

II Reactie van de minister

Inleiding

In vervolg op mijn brief van 30 juni jl. (Kamerstuk 2008–2009, 30 196, nr. 71) naar aanleiding van het AO over energiebeleid in de gebouwde omgeving op 3 juni jl. heeft uw Commissie voor WWI op 31 juli jl. vragen gesteld. In de voorliggende brief ga ik met name in op de nieuwe aspecten in de vragen. Uw vragen zijn gerangschikt per fractie. In die lijn vindt ook mijn beantwoording plaats.

CDA-fractie

Isolatieglasregeling

De fractie vraagt hoe fraudegevoelig een systeem met waardebonnen is en hoe het zit met de verzilvering en overdraagbaarheid ervan?

De regeling zal de zogenaamde HUF-toets (handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid, fraudegevoeligheid) ondergaan en deze moeten doorstaan.

De waardebonnen zijn niet overdraagbaar, aangezien ze per woning slechts één keer worden afgegeven en worden voorzien van een uniek nummer en afgiftedatum.

De fractie vraagt of er enige garantie is dat de gebruikte waardebonnen ook tot een daadwerkelijke en deugdelijke plaatsing van dubbelglas leiden?

De waardebonnen zullen een beperkte geldigheidstermijn na uitgiftedatum krijgen. Binnen die termijn moet het glas zijn geplaatst en moeten de waardebon en factuur bij de subsidieverstrekker zijn ingediend. Waardebonnen die niet binnen de geldigheidstermijn worden verzilverd, komen te vervallen. Het budget dat hiermee vrijkomt blijft beschikbaar ten behoeve van de regeling voor de uitgifte van nieuwe waardebonnen.

In de voorwaarden wordt opgenomen dat het glas volgens de NPR 3577 (Nederlandse Prakrijk Richtlijn) geplaatst moet worden, teneinde een deugdelijke uitvoering te waarborgen.

De fractie vraagt waarom het Kabinet niet voor een regeling kiest die via de aanbodzijde wordt vorm gegeven en bijvoorbeeld leveranciers de gelegenheid geeft om een bedrag te reserveren ten behoeve van een opdrachtgever?

De aanbodzijde (bedrijven die glas leveren en plaatsen) krijgt een rol bij de verzilvering van de waardebonnen en is in die zin betrokken.

Voorts stelt de CDA-fractie de vraag waarom er slechts € 20 miljoen uit de WWI-begroting beschikbaar wordt gesteld, terwijl oorspronkelijk € 40 miljoen was toegezegd. Ze wijst hierbij op het amendement Omtzigt, cs.

In totaal is er € 50 miljoen beschikbaar (incl. uitvoeringskosten) voor de gehele looptijd van de regeling (1 oktober 2009–31 december 2010). Hiervan wordt € 30 miljoen gefinancierd uit de Energie-investeringsaftrek 2009. Deze € 30 miljoen is beschikbaar voor de jaren 2009 en 2010. De resterende € 20 miljoen stel ik beschikbaar uit het budget voor «Meer Met Minder». Ik ga er vanuit dat de € 50 miljoen voldoende is voor de gehele looptijd van de regeling.

Tenslotte vraagt het CDA of er een mogelijkheid is tot stapeling van de verschillende regelingen (inclusief die op lokaal niveau). Dat is mogelijk. Juist in de stapelbaarheid van de regelingen zit de aantrekkelijkheid voor de eigenaar-bewoner. Hoe meer maatregelen hij neemt hoe groter het voordeel wordt. Op verzoek van de CDA-fractie zal ik uw Kamer geregeld informeren over de voortgang van het energiebesparingskrediet.

Energielabel

De CDA-fractie vindt het verwarrend dat er twee data voor de inwerkingtreding van het nieuwe energielabel worden genoemd en vraagt met welke zij rekening dient te houden.

De planning voor de doorstart van het energielabel is nog steeds hetzelfde. Het vernieuwde energielabel wordt door de uitvoerende marktpartijen in oktober 2009 opgeleverd en de «Regeling energieprestatie gebouwen» wordt eind oktober gepubliceerd. De datum van inwerkingtreding van de regeling ligt echter op 1 januari 2010 om te zorgen dat de energielabeladviseurs twee maanden de tijd hebben om het vernieuwde energielabel in te passen in hun dienstverlening en te kunnen werken volgens de aangepaste beoordelingsrichtlijnen.

De verbetering wordt uitgevoerd door de verantwoordelijke beheerders van het energielabelinstrumentarium. Zij hebben nadrukkelijk de opdracht gekregen om de communicatie richting relevante marktpartijen op een transparante en klantvriendelijke manier vorm te geven. Ook zijn zowel de brancheorganisaties als de individuele adviseurs op de hoogte gehouden van de voortgang in het verbeteringsproces. In het najaar zal intensief worden verder gewerkt aan het verkrijgen van het benodigde draagvlak voor het verbeterde label.

De aanpassing van het woningwaarderingsstelsel (wws) is voorzien op 1 juli 2010. De vraag wat de gevolgen zijn voor de aanpassing van het wws in het geval het label onverhoopt niet voldoende stabiel blijkt te zijn of veel later komt is nu dan ook niet aan de orde.

Herziening EPBD

Het CDA blijft van mening dat de inzet vanuit Nederland gericht zou moeten zijn op het organiseren van een blokkerende minderheid tegen de herziening van de richtlijn.

Ik breng graag onder uw aandacht dat het doel van de EPBD-richtlijn, namelijk het bevorderen van energiebesparing in de gebouwde omgeving op Europees niveau, door het kabinet wordt onderschreven. In die zin maakt de herziening van de EPBD ook een onderdeel uit van het rijksprogramma «Schoon en zuinig». De Nederlandse inzet ten aanzien van de herziening van de EPBD-richtlijn is er op gericht om de Nederlandse belangen zoals het voorkomen van onnodige administratieve lasten en gedetailleerde voorschriften, te waarborgen. Voor het organiseren van een blokkerende minderheid is steun van een aantal andere lidstaten essentieel. Vooralsnog is de steun voor een blokkerende minderheid niet aanwezig. Om die reden richt ik mij dan ook namens het Kabinet, op het verwerven van draagvlak voor de Nederlandse oplossingen. Dit heb ik in de brief van 30 juni jl. (Kamerstuk 2008–2009, 30 196, nr. 71) aangegeven. Ook de brief van 27 juli jl. van de ministers van Milieu en Ruimte en Economische Zaken met een antwoord op uw vragen over de geannoteerde agenda van de informele Energieen Milieuraad (Kamerstuk 2008–2009, 21 501-33, nr. 239) bevat informatie hierover. Door de Nederlandse oplossingen ontstaat meer vrijheid voor de lidstaten om de doelstellingen op het gebied van energiebesparing gebouwde omgeving te realiseren zonder dat dit voor een grote toename van regeldruk en administratieve lasten zorgt. Het nieuwe herzieningsvoorstel, zoals dat in september 2009 in de raadswerkgroep wordt besproken, laat zien dat het indienen van alternatieve voorstellen tot resultaat leidt, omdat een aantal Nederlandse voorstellen terug te vinden is in het aangepaste voorstel van de Zweden (voorzitter EU 2e helft 2009). Indien het uiteindelijke voorstel dat ter stemming wordt gebracht in de Energieraad onvoldoende tegemoet komt aan de Nederlandse wensen, acht ik het moment aangebroken om te overwegen een blokkerende minderheid te gaan organiseren. Tijdens de informele Energieraad heeft Nederland aangegeven dat het Nederlandse parlement kritisch is ten aanzien van de herziening. Voorts heeft Nederland aangegeven dat het Zweedse voorstel om de besluitvorming in Coreper te laten plaatsvinden afwijst en dat Nederland de herziening van de EPBD in december a.s. in de Energieraad door de betrokken ministers wil laten bespreken. Ruim voor deze Energieraad zal ik mede namens de ministers van Milieu en Ruimte en Economische Zaken de Kamer informeren over de definitieve Nederlandse inzet tijdens deze Raad.

SP-fractie

Isolatieglasregeling

De SP-fractie wil inzicht in welke deel van het beschikbare budget op zal gaan aan uitvoeringskosten. In reactie merk ik op dat de regeling momenteel nog in ontwikkeling is en een definitief percentage niet genoemd kan worden. Mijn inzet is de uitvoeringskosten niet meer dan 5–10% van het budget te laten zijn. De administratieve lasten zal ik beperken door een zoveel mogelijk digitale opzet van de regeling uit te werken.

De vraag van de SP-fractie, of bij het verzilveren van de waardebonnen de subsidie zo snel mogelijk wordt uitgekeerd, kan ik bevestigend beantwoorden.

Tenslotte de vraag van de SP-fractie om een toelichting te geven op de bepaling van en het verschil tussen de vastgestelde maximale waarde van € 1 500,– voor grondgebonden woningen en € 750,– voor appartementen.

In een eerste concept van de isolatieglasregeling werd dit onderscheid gemaakt omdat het een bruikbare aanpak leek, die was gebaseerd op ervaringscijfers uit de praktijk. Bij de nadere uitwerking van de regeling is dit spoor verlaten omdat het te ingewikkeld was en de uitvoeringskosten sterk zou verhogen. Er wordt momenteel een andere opzet uitgewerkt.

Energielabel

Op de aanvullende vragen over de wijze waarop het energielabel in de puntentelling wordt meegenomen, kan ik het volgende melden. Het energielabel wordt alleen in het woningwaarderingsstelsel voor zelfstandige woningen ingepast. Studentenkamers zijn doorgaans onzelfstandige woningen, waarvoor het woningwaarderingsstelsel voor onzelfstandige woningen geldt. Het woningwaarderingsstelsel voor onzelfstandige woningen blijft ongewijzigd. In dit stelsel worden voor de verwarmingsmogelijkheden punten toegekend naar de oppervlakte van verwarmde kamer(s) en keuken die uitsluitend tot de onzelfstandige woning behoren.

In het woningwaarderingsstelsel voor zelfstandige woningen worden op dit moment afzonderlijke technische voorzieningen in de wijze van centrale verwarming en van warmte-isolatie gewaardeerd. In het voorstel wordt deze waardering vervangen door een waardering van de energieprestatie op basis van het energielabel. Het woningwaarderingsstelsel voor zelfstandige woningen kent dertien onderdelen. In het voorstel worden alleen in het onderdeel «3. Verwarming» de waardering voor technische voorzieningen en in het onderdeel «4. Warmte-isolatie» de waardering voor aangebrachte isolatie vervangen door een waardering van de energieprestatie op basis van het energielabel. De overige onderdelen van het woningwaarderingsstelsel blijven gehandhaafd. (De oppervlakte van de woning wordt gewaardeerd in de onderdelen «1. Oppervlakte van vertrekken» en «2. Oppervlakte van overige ruimten». Hoe groter de oppervlakte, hoe meer punten).

Uit de vraag begrijp ik dat de leden van de SP-fractie zich zorgen maken dat kleine zelfstandige woningen relatief meer punten voor het energielabel krijgen dan grote(re) zelfstandige woningen, doordat bij kleine woningen de waardering van het energielabel in de totale woningwaardering relatief groter is dan bij grotere woningen. Dit is echter in het huidige woningwaarderingsstelsel ook al het geval, doordat punten voor verwarmingsen isolatievoorzieningen worden geteld ongeacht de vloeroppervlakte.

Om recht te doen aan het in het convenant Energiebesparing corporatiesector opgenomen uitgangspunt van een eenvoudig stelsel, heb ik samen met Aedes en de Woonbond gekozen voor een onderscheid naar eengezinswoningen en meergezinswoningen. Een zelfde label wordt bij eengezinswoningen met meer punten gewaardeerd dan bij meergezinswoningen.

Verhoging Rc-waarde

De SP-fractie vraagt waarom een Rc-waarde van 5 m2K/W door mij niet als kosteneffectief wordt aangemerkt.

Rc-waarden hoger dan 3,5 m2K/W acht ik zowel uit oogpunt van de ontwikkelaar als uit die van de gebruiker thans niet kostenneutraal. Ik baseer mij hierbij op het «Advies aanpassing Rc-waarden in Bouwbesluit» van SenterNovem en Klinckenberg consultant d.d. 26 mei 2008, waarin wordt aangegeven dat het merendeel van demarkt nu reeds (gemiddeld) op een waarde van 3,5 zit.

Voor bouwkundige maatregelen zoals isolatie wordt bij EPC-aanscherpings-onderzoeken uitgegaan van 50 jaar.

Ecofys gaat uit van vereenvoudigde investeringmodellen en zoekt niet het optimum tussen energiebesparingsmaatregelen en installatiemaatregelen. Bovendien houdt het adviesbureau geen rekening met onderlinge beïnvloedingseffecten tussen bijvoorbeeld bodem-, wand-, glas- en dakisolatie. Ook de effecten van koudebruggen, die met name bij dikkere isolatiepakketten de isolerende werking zeer negatief beïnvloeden en mogelijke gezondheidseffecten (schimmel) veroorzaken, zijn buiten beschouwing gebleven. Ecofys merkt overigens zelf ook op dat de economisch optimale isolatiewaarde in de praktijk een bepaalde spreiding rondom de theoretische waarde te zien geeft. Om die reden beschouw ik het onderzoek van Ecofys dan ook als een indicatieve studie.

De verklaring voor de afwijkende isolatiepakketten tussen de diverse landen is gelegen in een aantal feiten. Zo zijn de prijzen van de maatregelen per land aanzienlijk verschillend, is het van het buitenklimaat afhankelijk of het zinvol is om meer of minder isolatiemateriaal toe te passen en verschilt de rekenmethodiek per land, waarbij bijvoorbeeld zwaardere isolatiemaatregelen hoger worden gewaardeerd en dus vaker zullen worden toegepast. Tenslotte is er in Nederland de politieke keuze gemaakt om niet te sturen op middelvoorschriften, maar op de te behalen energetische kwaliteit. Het is vervolgens aan de markt om zelf te bepalen hoe deze het beste kan worden bereikt (of met meer isolatie of een energetisch gunstige installatie).

Monitoring bestaande woonvoorraad

De SP-fractie vraagt welke resultaten er zijn geboekt bij de proefserie van 10 000 woningen in 2008? Bij het meten van de resultaten over 2008 van collectieve energiebesparende maatregelen door eigen woningbezitters, is geen onderscheid gemaakt in type woning of type maatregel. Er is alleen een inventarisatie gemaakt van het aantal woningen waarbij 20 tot 30% energiebesparing was gerealiseerd. Uit de onderzochte gegevens is niet op te maken hoeveel collectieve projecten het betrof.

Energielabel

De SP-fractie vraagt of in het vernieuwde energielabel de daadwerkelijke opname ter plekke voortaan verplicht wordt.

In de wijziging van de beoordelingsrichtlijn 9500 is expliciet opgenomen dat een waarneming in de woning moet plaatsvinden. Ook bij de verplichte afmelding van het energielabel in de database van SenterNovem moet de energielabeladviseur verklaren dat de woning daadwerkelijk bezocht is, anders kan het energielabel niet worden afgemeld.

Een referentiewoning is een woning in een complex die als referentie dient voor het labelen van de overige «identiek» verklaarde woningen in het complex. In deze referentiewoning moet de energielabeladviseur een opname ter plaatse gemaakt hebben. Controle of een specifieke referentiewoning binnen bepaalde grenzen «identiek» is aan andere woningen in het complex wordt steekproefsgewijs uitgevoerd door een gecertificeerde instelling.

VVD-fractie

Energiebesparingskredieten

De VVD-fractie vraagt of nader inzicht kan worden geboden in de aangekondigde staatsgarantie op energiebesparingskredieten.

Eenvoud voor de aanvrager en daarmee het zo laag mogelijk houden van de drempel om gebruik te maken van de regeling, was één van de uitgangspunten bij het opstellen van de regeling.

De regeling wordt uitgevoerd door het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW). Dit houdt in dat kredietverstrekkers die een lening willen uitgeven onder de kredietgarantie een overeenkomst aangaan met het WEW waarin de voorwaarden voor de garantieverlening zijn vastgelegd. Op deze wijze wordt fraude zo veel mogelijk voorkomen. Woningeigenaren die gebruik willen maken van de garantieregeling kunnen zich melden bij kredietverstrekkers die een overeenkomst zijn aangegaan met het WEW. De procedure is daardoor exact dezelfde als voor elk ander consumptief krediet.

De leden van de VVD-fractie constateren dat bij de koppeling tussen het energielabel en de groenfinanciering allerlei verschillende voorwaarden worden gesteld.

De Regeling Groenprojecten bestond oorspronkelijk uit drie niveaus, te weten een energieverbetering van respectievelijk minimaal twee, minimaal vier en minimaal vijf labelstappen. Met de recente wijziging van de Regeling Groenprojecten is het laagste ambitieniveau komen te vervallen. Dit betrof de energieverbetering van minimaal twee labelstappen, waarbij men minimaal op een B-label uitkomt. Voor een dergelijke renovatie konden particulieren maximaal € 25 000 groene hypotheek verkrijgen.

Het schrappen van het laagste ambitieniveau is een recentelijk politiek besluit geweest in het kader van het samenstellen van het crisismaatregelenpakket. Hierbij is dit niveau uitgeruild ten gunste van de uitbreiding van de mogelijkheid van groenfinanciering van zonnecellen, zonnecollectoren en warmtepompen.

De overige twee energieverbeteringsniveaus bij renovatie van particuliere woningen blijven in werking. Dit houdt in wanneer particulieren in hun woning een energieverbetering van minimaal vier labelstappen realiseren en minimaal op een B-label uitkomen, men maximaal een groenhypotheek van € 50 000 verkrijgen. Indien particuliere woningeigenaren een energieverbetering van minimaal vijf labelstappen behalen en daarbij uitkomen op minimaal een A-label, bedraagt de maximaal te verkrijgen groenhypotheek € 100 000.

ChristenUnie-fractie

Huurtoeslag

De CU-fractie vraagt wat de gevolgen zijn voor de huurtoeslag, indien door het treffen van isolatiemaatregelen de gemiddelde huur in de sociale huursector gaat stijgen.

In het convenant Energiebesparing corporatiesector dat op 10 oktober 2008 is afgesloten tussen Aedes, de Woonbond en het Rijk, zijn afspraken gemaakt over de in de komende jaren te plegen extra inspanningen voor energiebesparende maatregelen in de corporatiesector. Daarbij ga ik ervan uit dat circa 50% van deze inspanning in de vorm van onrendabele investeringen plaatsvindt. Voor het rendabele deel van de investeringen wordt ervan uitgegaan dat dit zal leiden tot een stijging van de huurtoeslaguitgaven met € 2 miljoen in 2009. Dit is reeds gemeld bij eerste suppletore begroting 2009. De geraamde toename in de jaren daarna is opgenomen in de ontwerpbegroting 2010 die met Prinsjesdag aan uw Kamer wordt gezonden.

Bestaande bouw

Er wordt ingezet op een energiebesparing van ca. 20–30% in de bestaande particuliere bouw. De CU-fractie vraagt zich af wat er nodig is om minimaal een besparing van 50% te behalen.

In mijn brief van 30 juni ben ik al uitgebreid ingegaan op deze vraag.

In het voorjaar van 2010 zal het programma Schoon & Zuinig integraal worden geëvalueerd en zal duidelijk worden welke concrete besparingspercentages zijn behaald, onder andere in de gebouwde omgeving bij eigenaarbewoners. Dan zal ook worden besproken welke aanvullende maatregelen op de middelange termijn nodig zijn om de gewenste besparingen te realiseren.

SDE-regeling

De CU-fractie stelt de vraag of er bij de SDE-regeling voldoende afstemming plaastvindt met de aangepaste groenregeling. Biedt de SDE-regeling wel voldoende ruimte voor particulieren die investeren in zonne-energie?

In de jaarlijkse berekening van de onrendabele top die ECN uitvoert voor de SDE-regeling wordt, waar relevant, rekening gehouden met het voordeel dat verkregen kan worden uit de regeling groenprojecten. Aanpassing van de regeling groenprojecten zal dan ook door ECN worden meegenomen in de jaarlijkse onrendabele top berekening.

De SDE-regeling maakt geen onderscheid tussen particulieren of andere type aanvragers. Voor alle categorieën, dus ook zon-pv, worden de budgetplafonds binnen de SDE vastgesteld aan de hand van drie criteria: kosteneffectiviteit, verwachtingen omtrent kostprijsverlaging en het potentieel om in de toekomst een significante bijdrage te leveren aan een duurzame energievoorziening.

Energielabel

De CU-fractie vraagt of bij de verbetering van het energielabel ook de ingediende verbeterpunten zoals die van AvEPA worden betrokken.

Alle betrokken partijen, inclusief de AvEPA, zijn meerdere malen in de gelegenheid gesteld om hun verbeterpunten naar voren te brengen. Ook zijn er door ISSO, een kennisinstituut voor de installatiesector en SenterNovem, workshops georganiseerd om de input van energielabeladviseurs mee te kunnen nemen.

De labelmethode is aangepast voor gebouwen met niet-zelfstandige woonruimte, in de praktijk vaak studentenhuizen. In de beoordelingsrichtlijn 9500 en de relevante ISSO-publicatie staat dat gebouwen met niet-zelfstandige woonruimte als één gebouw gewaardeerd kunnen worden. Dit geldt ook voor complexen met niet-zelfstandige woonruimtes en/of gemeenschappelijke leefruimtes. Dus de labelmethodiek is ook hier op van toepassing.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Gent (GL), voorzitter, Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), Poppe (SP), Weekers (VVD), ondervoorzitter, Dijsselbloem (PvdA), Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Van der Ham (D66), Sterk (CDA), De Krom (VVD), Verdonk (Verdonk), Jansen (SP), Ortega-Martijn (CU), Wolbert (PvdA), van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Bouchibti (PvdA), Van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Fritsma (PVV), Van Toorenburg (CDA), Vacature (CDA), Vacature (CDA) en Vacature (SP).

Plv. leden: Dibi (GL), Vacature (SGP), Timmer (PvdA), Kant (SP), Blok (VVD), Bouwmeester (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Haverkamp (CDA), Pechtold (D66), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Meeuwis (VVD), Neppérus (VVD), De Wit (SP), Voordewind (CU), Heijnen (PvdA), Zijlstra (VVD), Vietsch (CDA), Leerdam (PvdA), Ulenbelt (SP), Vacature (PvdD), Bosma (PVV), Willemse-van der Ploeg (CDA), Bilder (CDA), Vacature (CDA) en Karabulut (SP).

Naar boven