30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 730 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 oktober 2020

Op 23 mei 2017 hebben zes organisaties het «Convenant 10 PJ energiebesparing gebouwde omgeving» ondertekend (Kamerstuk 30 196, nr. 546), met daarin afspraken om 10 Petajoule (PJ) extra energiebesparing te realiseren, voornamelijk bij huishoudens. De betrokken partijen zijn Energie-Nederland, Netbeheer Nederland, Techniek Nederland, de NVDE en de ministers van BZK en EZK. Met de afspraken, gevat in vijf bouwstenen, geven de partijen concreet invulling aan een deel van de besparingsdoelstelling uit het Energieakkoord van 2013. Bij deze brief stuur ik u de monitoringsrapportage1 toe waarin de tot en met 2019 behaalde effecten en resultaten binnen het convenant worden beschreven.

De stand van zaken

De partijen aangesloten bij het convenant hebben ook in 2019 hun inzet voortgezet om meer bewustzijn en energiebesparing te bewerkstelligen bij Nederlandse huishoudens. Inmiddels zijn alle afgesproken inspanningen door de partijen geleverd. Als gevolg daarvan krijgt een stijgend aantal huishoudens inzicht in het energieverbruik en weet men het aanbod van besparingsmaatregelen beter te vinden. Anderzijds moet ook geconcludeerd worden dat de resulterende energiebesparing als gevolg van een nieuwe effectmeting lager uitvalt dan bij de start van het convenant werd ingeschat. De berekende energiebesparing die tot en met 2019 binnen het convenant is gerealiseerd bedraagt 4,8 PJ. Eind 2020 loopt het convenant af. De partijen spannen zich dit jaar nog in om de resultaten van het convenant te verbeteren, waarna in het voorjaar van 2021 duidelijk wordt wat de totale gerealiseerde extra energiebesparing is.

Omdat ook na dit jaar het streefdoel naar verwachting niet bereikt zal zijn, blijven de betrokken partijen samenwerken om meer energiebesparing bij huishoudens te realiseren. Ik werk samen met hen een vervolgaanpak uit met nieuwe maatregelen met een grotere reikwijdte. Huishoudens informeren over hun energieverbruik en stimuleren om besparingsmaatregelen te nemen, zal daarbij opnieuw de rode draad zijn. Dit vervolg zal worden ondergebracht bij het uitvoeringsoverleg gebouwde omgeving van het Klimaatakkoord.

Verbeteren van het verbruiks- en kostenoverzicht (VKO)

De afgelopen drie jaar hebben de energieleveranciers het VKO sterk verbeterd qua inhoud en presentatie, zoals was afgesproken in bouwsteen 1 van het convenant. Ook is de uitstuurfrequentie verhoogd van tweemaandelijks naar een maandelijkse verzending. Sinds 1 juli 2018 krijgen alle klanten met een slimme meter dus maandelijks een verbeterd VKO toegestuurd. Daardoor ontvingen eind 2019 circa 5,4 miljoen klanten het verbeterd VKO, wat neerkomt op ruim 70% van alle huishoudens. Dat percentage zal nog iets toenemen met de verdere uitrol van de slimme meter. Een enquête door Motivaction heeft laten zien dat klanten het verbeterd VKO significant beter bekijken en de inhoud completer, begrijpelijker en aantrekkelijker vinden. Daarmee is de doelstelling uit het convenant gerealiseerd om het inzicht van Nederlandse consumenten in hun huishoudelijk energiegebruik en de bewustwording over besparingsmogelijkheden te vergroten.

Effectmeting van het verbeterd VKO

In opdracht van Energie-Nederland heeft TNO een uitgebreid onderzoek gedaan naar de additionele besparingseffecten van het verbeterd VKO. Die effectmeting maakt onderdeel uit van de afspraken, met de bedoeling om onze kennis over besparingsgedrag te vergroten. Het onderzoek laat zien dat het verbeterd VKO tot dusver niet leidt tot een significant meetbare daling in het energieverbruik van huishoudens ten opzichte van het oude VKO.

Bij het opstellen van het convenant in 2017 is gebruikgemaakt van internationale studies om de besparingseffecten van het verbeterd VKO in te schatten. Mogelijke verklaringen waarom de resultaten uit de effectmeting zo sterk verschillen van die ramingen zijn o.a. de verschillen in context tussen landen die van grotere invloed zijn dan gedacht. Het aanvullende onderzoek van Motivaction heeft duidelijk gemaakt dat alleen het VKO onvoldoende is om huishoudens aan te zetten tot energiebesparing. Daar lijkt een combinatie van maatregelen en prikkels voor nodig. Het is echter mogelijk dat een beperkt besparingseffect met vertraging alsnog zichtbaar wordt.

Hoewel veel van de tussenresultaten van het convenant boven verwachting zijn, zoals het aantal huishoudens dat inmiddels gebruik maakt van inzichtdiensten, valt de daarmee gerealiseerde energiebesparing nu lager uit dan de rapportage over 2018 nog liet zien. Door de herijking van het besparingseffect van het verbeterd VKO is een flink deel van de energiebesparing die met het convenant leek te worden gerealiseerd weggevallen. De totale additionele energiebesparing die binnen het convenant tot en met 2019 is gerealiseerd wordt nu geraamd op 4,8 PJ. Dit zal in 2020 nog iets toenemen. In de KEV2020 zal aandacht worden besteed aan het energiebesparingseffect van het convenant tot nu toe. De besparingscijfers die daarin aan het convenant worden toegekend zijn leidend.

Overige tussenresultaten van het convenant

De rapportage over 2019 laat zien dat het gebruik van energieverbruiksmanagers veel sterker groeit dan verwacht. Eind 2019 bedroeg het aantal gebruikers van inzicht- en verbruiksdiensten ruim 2,4 miljoen, waarmee het doel van 750.000 ruimschoots is gehaald. De sterke stijging in de hoeveelheid dataverzoeken aan slimme meters laat zien dat deze inzichtdiensten ook daadwerkelijk actief worden gebruikt om het eigen energieverbruik te volgen.

Het werk van de convenantspartijen aan bouwsteen 3, gericht op het verbeteren van de «lokale marktplaats» heeft er met name voor gezorgd dat de uitrol van de slimme meter door installateurs en bouwers beter kan worden benut voor het aanbieden van energiebesparende maatregelen. Er zijn diverse instrumenten en voorlichtingsactiviteiten ontplooid om het aanbod van verduurzamingsmaatregelen beter onder de aandacht te brengen. De toegenomen populariteit van de financiële regelingen van bouwsteen 5 speelt daarbij ook een rol. Met name de ISDE-subsidie blijft populair voor de aanschaf van warmtepompen en zonneboilers, waarvoor volgens de afspraak in het convenant extra budget beschikbaar is gesteld. De convenantspartijen hebben zich met succes ingespannen om die verhoging optimaal te benutten voor de groei van duurzame technieken. De installatie van energiedisplays en slimme thermostaten is in 2019 verder gegroeid, maar de opname in de SEEH-regeling en het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) heeft daar een beperkte invloed op. Dat laat zien dat huishoudens ook zonder extra financiering bereid zijn dergelijke inzichtdiensten aan te schaffen.

Inzet op een vervolg

Sinds de start van het convenant is er veel veranderd. Het Energieakkoord is opgegaan in het Klimaatakkoord, waardoor de context van de afspraken in het convenant ingrijpend is veranderd en de aandacht voor energiebesparing een impuls heeft gekregen. De uitrol van de slimme meter, het verbeterd VKO en de stijgende populariteit van energieverbruiksmanagers zijn ontwikkelingen die potentie creëren voor het realiseren van verdere energiebesparing door huishoudens. Deze potentie kan verder worden benut door bewoners meer gericht te verleiden en concreet laagdrempelig handelingsperspectief te bieden.

De aangesloten partijen zien dat de ruimte om verdere energiebesparing te realiseren binnen de scope van het huidige convenant beperkt is, zoals het VKO-onderzoek ook aantoont. Tegelijkertijd constateren we dat het Klimaatakkoord nieuwe aanknopingspunten biedt en enkele belemmeringen wegneemt, wat nieuw momentum geeft voor energiebesparing. Mijn streven is om de 10 PJ extra energiebesparing de komende jaren alsnog te realiseren.

Op 31 december 2020 eindigt de looptijd van dit convenant. De betrokken partijen zullen de opgedane inzichten en aanbevelingen bundelen en aanbieden aan het uitvoeringsoverleg gebouwde omgeving. Voor de zomer van 2021 ontvangt uw Kamer de laatste en afsluitende rapportage van het convenant, met daarin de definitieve resultaten en een weergave van de verbeteringen en inzichten die het heeft opgeleverd.

De betrokken partijen zullen uiterlijk dan ook de uitgewerkte vervolgafspraken presenteren. Bij het bepalen van de vervolginzet wordt ook vastgelegd hoe de bijbehorende monitoring en rapportage worden ingebed in het uitvoeringsoverleg voor de gebouwde omgeving.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven