30 196
Duurzame ontwikkeling en beleid

nr. 7
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 24 mei 2006

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 26 april 2006 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Geel van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en minister Van Ardenne-van der Hoeven voor Ontwikkelingssamenwerking over:

– de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 24 maart 2006 met het verslag van de Energy Week 2006 van de Wereldbank, 6–8 maart 2006, over betrouwbare, betaalbare en milieuverantwoorde energie voor economische ontwikkeling (30 196, nr. 5);

– de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van VROM d.d. 21 april 2006 over de inzet van de Nederlandse regering bij de veertiende vergadering van de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling (CSD) van de Verenigde Naties (30 196, nr. 6).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Samsom (PvdA) benadrukt het belang van energie en duurzame ontwikkeling. In haar speech bij de Energy Week 2006 heeft de minister betoogd dat duurzame energie nastrevenswaardig maar voorlopig niet haalbaar is, dat niet alles met alles moet worden verbonden en dat duurzaamheid minder belangrijk is dan de beschikbaarheid van energie voor meer mensen. In een persbericht van het ministerie van VROM van vandaag staat echter dat Nederland zich wil inzetten voor een integraal energiebeleid en meer duurzame energie. Wat is nu precies de inzet van de Nederlandse regering?

De staatssecretaris heeft gisteren de Toekomstagenda Milieu gepresenteerd, waaruit blijkt dat de globale milieudruk zal toenemen. Vooral het scenario met een hoge economische groei, een vrije markt en weinig overheidsingrijpen is angstaanjagend. De minister van Economische Zaken lijkt echter juist aan te sturen op dat scenario, waarin duurzaamheid nauwelijks een rol speelt. Wat wordt in dat licht de opstelling van de Nederlandse regering bij CSD-top?

De heer Van der Ham (D66) herkent de visie van de minister in haar brieven maar hij mist een concrete uitwerking. Welke afspraken wil zij maken op de CSD-top? Welke projecten moeten worden gestart? Welke blokkades zijn er om tot betere internationale samenwerking te komen? Zij pleit voor een «window» voor energietoegang in het investeringsraamwerk van de Wereldbank. Verwacht zij daarvoor steun te krijgen? Waarom moet de Wereldbank deze taak uitvoeren en niet de VN? Wordt er differentiatie aangebracht in de ondersteuning van duurzame en niet-duurzame energie? Wat zijn moderne energiediensten? Hoe reageren ontwikkelingsorganisaties op dit plan? Zijn de landen van het US-Asian pact – dit richt zich vooral op technologische ontwikkelingen – bij de top aanwezig? Zijn er contacten met de desbetreffende landen?

De minister heeft geschreven dat de energietekorten in Afrika toenemen, met name in Oost-Afrika omdat de droogte ervoor zorgt dat er minder waterkracht beschikbaar is. De Stichting ter bevordering van Grootschalige Exploitatie van Zonne-ENergie (Stichting GEZEN) heeft in het verleden gewezen op de mogelijkheden van concentrating solar power (CSP). Waarom wordt niet meer ingezet op de (grootschalige) toepassing van zonne-energie? Hoe kan de Wereldbank dit soort projecten stimuleren? De Wereldbank geeft aan dat er geen concrete verzoeken komen voor financiering. Zal de minister zich hardmaken voor dit soort nieuwe technologieën?

Nederland zou zich er (in Europees verband) meer voor moeten inspannen dat internationale financiële instellingen strikte regels hanteren bij het financieren van nieuwe olie- en gasboringen. Zo zou de Wereldbank schonere toepassingen van fossiele energiebronnen, zoals CO2-opslag, moeten bevorderen. Welke mogelijkheden ziet de regering in dit verband?

Tijdens de CSD-top is ook een sessie gepland voor ministers van Financiën en Energie. Gaan de Nederlandse ministers van Financiën en Economische Zaken naar de top? Zo nee, wie vervangt hen daar? Wat wordt in dit verband de inzet van Nederland?

Het gebruik van alternatieve energiebronnen is niet in alle gevallen goed voor het milieu en de biodiversiteit. Zo kan de productie van palmolie een bedreiging vormen voor het tropisch regenwoud. Hoe kan worden voorkomen dat dit soort projecten (indirect) wordt gesubsidieerd door internatonale organisaties?

Mevrouw Spies (CDA) prijst de regering voor de ambitieuze inzet. Mooie woorden zijn echter niet genoeg, het gaat uiteindelijk om wat er wordt gedaan en bereikt in concrete projecten. De wereld wordt niet beter van vage toezeggingen en afspraken. De geïndustrialiseerde landen moeten het voortouw nemen.

De minister stelt in haar brief dat de G8 het initiatief moet nemen bij het vergroten van het aantal mensen dat toegang heeft tot energie. Hoe moet dit concreet worden vormgegeven? Zij pleit verder voor een gezamenlijke maar gedifferentieerde landenaanpak. Er moet echter worden geleerd van fouten uit het verleden. Hoe kan de noodzakelijke uitwisseling van kennis en ervaring tot stand worden gebracht? In de stukken komt «Kyoto» niet voor. Is dat een bewuste keuze?

Het is positief dat de minister zich wil inspannen voor een investeringsraamwerk bij de Wereldbank voor ontwikkeling van schone energie in ontwikkelingslanden. Wat wordt in dit kader precies verstaan onder«schone energie»? Zij gebruikt in haar brief veel vage formuleringen. Kan zij deze concreet vertalen? Wat gaat er goed en fout?

In de brief staat weinig over de aantasting van biodiversiteit en de verwoesting van natuur in relatie tot grootschalige houtkap en de productie van biobrandstoffen. Op de langere termijn levert dit geen bijdrage aan de bestrijding van armoede. Dit onderwerp moet voldoende aandacht krijgen bij de CSD-top.

De heer Van Bommel (SP) vindt het een goede zaak dat er, zowel nationaal als internationaal, meer verbanden worden gelegd tussen ontwikkelingssamenwerking en duurzaamheid. Ontwikkeling zal leiden tot een toename van energiegebruik en een hogere milieudruk. In dat licht is het belangrijk dat ontwikkelingslanden vanaf het begin worden gestimuleerd om duurzame energie te gebruiken. De praktijk is nu echter anders. Zo richt de Wereldbank zich veelal op grootschalige infrastructurele projecten waarbij gebruik wordt gemaakt van fossiele brandstoffen. Wordt het streven om in ontwikkelingslanden te werken met duurzame energie wel waargemaakt? Milieudefensie heeft uitgerekend dat in de periode 1992–2004 er 332 Wereldbankprojecten waren met fossiele brandstoffen.

Ook in het licht van de economische groei is het belangrijk dat ontwikkelingslanden de beschikking krijgen over duurzame energiebronnen. Het blijkt dat landen die afhankelijk zijn van olie, een lagere economische groei hebben, onder andere doordat de olie naar die landen moet worden vervoerd. De resultaten zijn tot nu toe mager. De investeringen in duurzame energie zijn slechts 0,2% in Afrika, 1,5% in Latijns Amerika en 3,0% in Azië. Investeringen in fossiele energie helpen landen uiteindelijk alleen maar verder de armoede in.

In de brief over haar inzet bij de CSD-top heeft de regering gesteld dat er additionele investeringen nodig zijn voor schone energie en energie voor de armen. Er staat echter ook in dat klimaatinspanningen minder relevant zijn voor de armste ontwikkelingslanden omdat deze nauwelijks bijdragen aan de uitstoot van broeikasgassen. Het is echter van belang dat vanaf het begin van de opbouw van een samenleving een duurzaam systeem van schone energie wordt ontwikkeld.

De heer Van Bommel suggereert een aantal zaken die de regering kan inbrengen op de CSD-top:

– De Wereldbank moet de investeringen in fossiele energie beperken.

– Er moet een impactstudie komen die het gebruik van zowel fossiele als duurzame energie koppelt aan de millenniumdoelstellingen.

– De Wereldbank moet projecten meer richten op de economische en maatschappelijke groei van de inheemse bevolking; die moet meer zeggenschap krijgen over haar eigen omgeving.

– De Wereldbank moet klimaatdoelstellingen veel zwaarder laten meewegen in beslissingen over investeringen in energieprojecten.

De heer De Krom (VVD) refereert aan de toespraak van de minister tijdens de Energy Week 2006 waarin zij heeft betoogd dat ontwikkelingslanden meer toegang moeten krijgen tot moderne en waar mogelijk duurzame energie. Wat is in dit verband het onderscheid tussen modern en duurzaam? Wat betekent «waar mogelijk»? Zo kunnen in rurale gebieden projecten voor zonne-energie een goed oplossing bieden, maar grootschalige toepassing van zonne-energie lijkt voorlopig haalbaar noch betaalbaar. Daarom is het onverstandig en onrealistisch als de Wereldbank zich alleen zou richten op duurzame energie. Energie voor ontwikkelingslanden moet in de eerste plaats betrouwbaar, in de tweede plaats betaalbaar en pas in de derde plaats zo schoon mogelijk zijn. Anders wordt in ontwikkelingslanden 2 miljard mensen de toegang tot energie ontzegd. Krijgt Nederland CO2-rechten terug voor het steunen van projecten voor duurzame energie?

Bij de jaarvergadering van het IMF heeft de minister gezegd dat de olieprijs nog wel verder mag stijgen omdat dit een stimulans is om meer alternatieve energiebronnen zoals biomassa aan te boren. Dit is een erg vreemde uitspraak voor een minister voor Ontwikkelingssamenwerking, aangezien juist de arme landen het meest lijden onder een hoge olieprijs. Het is beter als zij dit soort uitspraken niet meer doet. Bovendien heeft het gebruik van biomassa ook nadelen, wat onder andere blijkt uit de brochure Biomassa, Risico’s en kansen van onder andere Greenpeace. Grootschalige productie van biomassa kan negatieve gevolgen hebben voor natuurgebieden en voedselzekerheid. Professor Lucas Reijnders spreekt in dit verband van «groene woestijnen» die het tropisch regenwoud bedreigen. Het is van groot belang dat de internationale gemeenschap ontwikkelingslanden helpt bij het vergroten van hun toegang tot energie. De regering moet daarin een actieve rol spelen, maar wel gebaseerd op realistische uitgangspunten.

Antwoord van de bewindslieden

De staatssecretaris haalt aan dat de CSD de hoeder is van de afspraken die zijn gemaakt bij de World Summit on Sustainable Development (WSSD) in Johannesburg: de uitvoering van deze afspraken wordt gemonitord en concreet ingevuld. In dat kader wordt gewerkt volgens een tweejarige cyclus: in het eerste jaar worden vooral de problemen geïnventariseerd en geanalyseerd, in het tweede jaar wordt getracht om afspraken te maken en stakeholders te vinden die de verantwoordelijkheid nemen om die afspraken waar te maken. In de nu lopende cyclus worden de thema’s klimaat, energie, luchtverontreiniging en industriële ontwikkeling behandeld. Energiegebruik is hierbij het centrale thema omdat het samenhangt met de andere drie. Dit is het eerste jaar van de cyclus, dus pas volgend jaar zullen er concrete afspraken worden gemaakt. Niet alleen overheden maar ook maatschappelijke organisaties en bedrijven, zoals ABN AMRO en Shell, worden bij dit proces betrokken.

Nederland is een van de weinige landen die twee bewindslieden afvaardigen naar de CSD-top. Het is belangrijk dat er niet alleen bewindslieden aanwezig zijn die verantwoordelijk zijn voor het milieu maar bijvoorbeeld ook ministers van Financiën, Ontwikkelingssamenwerking of Energie. Dit is belangrijk om verbanden tussen beleidsterreinen te kunnen leggen. Die samenhang was het centrale thema bij de conferentie Energy for Development (E4D) die Nederland in december 2004 heeft georganiseerd.

De rol die duurzame energie kan spelen, is afhankelijk van de fase van ontwikkeling van landen. Het is weinig zinvol om een land als Burundi te onderwerpen aan strenge CO2-normen omdat het energieverbruik daar te verwaarlozen is; het is belangrijker dat dit soort landen überhaupt meer toegang krijgt tot energie. Er kan veel meer CO2-uitstoot worden voorkomen door in landen met een snelgroeiende economie, zoals China en India, de (fossiele) energievoorziening duurzamer te maken, onder andere door meer energiebesparing, efficiëntere energieopwekking en CO2-opslag. Indien in dit soort landen nu geen actie wordt ondernomen, staan daar over tien jaar inefficiënte energiecentrales die nog veertig jaar meegaan. Aan landen die verder zijn in hun ontwikkeling, kan meer worden gevraagd op het terrein van duurzame ontwikkeling. De staatssecretaris staat open voor ideeën van het US-Asian pact voor het duurzamer maken van de energievoorziening.

Het Clean Development Mechanism (CDM) is in potentie een goed (markt)instrument om ervoor te zorgen dat de industriële landen helpen om de energievoorziening in minder ontwikkelde landen duurzamer te maken. Dit is het centrale thema van de conferentie Make markets work for climate die in oktober in Amsterdam zal worden gehouden. Marktwerking en de ontwikkeling van nieuwe technologie worden zo gekoppeld aan het klimaatbeleid, waarbij wereldwijde deskundigheid, ook die van het bedrijfsleven, kan worden aangewend. Dit biedt bouwstenen voor het toekomstige klimaatbeleid.

Bij de bijeenkomst over de conventie inzake biodiversiteit van een aantal weken geleden is afgesproken dat ontbossing het centrale thema zal zijn bij de volgende bijeenkomst. De Nederlandse regering probeert in overleg met stakeholders te komen tot het opstellen van duurzaamheidscriteria voor het gebruik van biomassa. Verder zal zij aan het einde van dit jaar komen met een AMvB inzake biobrandstoffen in het licht van de verduurzaming van de keten. De Europese Commissie volgt deze Nederlandse initiatieven belangstellend en overweegt om het raamwerk over te nemen. In het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen zullen convenanten moeten worden gesloten met bedrijven. Voorlopig zullen er echter waarschijnlijk geen internationale regels komen.

De minister wijst op de afspraken die zijn gemaakt tijdens de WSSD om ervoor te zorgen dat het aantal mensen dat geen toegang heeft tot moderne energie, in 2015 is gehalveerd tot een miljard. De Nederlandse regering heeft toegezegd, 10 miljoen mensen van moderne energie te voorzien. Ook de G8 heeft zich met het thema energie beziggehouden en heeft uitgesproken dat de Wereldbank een investeringsraamwerk voor schone energie moet inrichten, mede om private investeringen daarin te stimuleren. In de praktijk blijkt het daarbij echter niet te gaan om de ontwikkelingslanden maar om de opkomende markten, met name China en India. Aan Afrika lijkt de G8 geen aandacht te besteden, terwijl daar driekwart van de bevolking geen toegang heeft tot energiebronnen. Dat is vreemd, mede omdat een land als China voldoende middelen heeft om zelf de noodzakelijke investeringen te doen en het geld van de Wereldbank hard nodig is om armoede te bestrijden en de armen toegang te geven tot energie. Tijdens de Energy Week 2006 heeft de minister daarom een alternatief, integraal voorstel gepresenteerd: Energy for all. Het streven is om hiervoor steun te verwerven bij de G8-landen, aangezien die meeste invloed en middelen hebben. Het Nederlandse initiatief is goed ontvangen in de Wereldbank. President Wolfowitz zal dit voor de najaarsvergadering uitwerken, zodat er een investeringsraamwerk voor de armere landen in met name Afrika komt.

Ondanks de gestegen olieprijzen blijft de economische groei in Afrika met 5% relatief hoog. Er wordt gebruikgemaakt van wind- en zonne-energie, maar dit gebeurt slechts in beperkte mate. In sommige landen is waterkracht belangrijk, maar in perioden van droogte zoals nu is dat een onbetrouwbare energiebron. De gebrekkige toegang tot energie veroorzaakt veel schade, onder andere doordat men steeds op zoek moet naar brandhout. Indien men daar niet dagelijks uren mee bezig was, zou er meer tijd en ruimte kunnen komen voor economische ontwikkeling. Duurzame energie is uiteraard altijd beter dan fossiele energie, maar de koopkracht in Afrika is zo laag dat men de prijs voor duurzame energie vaak niet kan betalen. De nadruk moet daarom worden gelegd op toegang tot energie en niet op duurzaamheid.

Het opwekken van wind- en zonne-energie is relatief nog erg duur. Nederland steunt desondanks projecten in Afrika en Azië. Binnen de Wereldbank en de G8 bestaat hiervoor onvoldoende steun. De Wereldbank heeft wel de belofte gedaan om binnen vijf jaar de steun aan projecten voor duurzame energie te verdubbelen, maar dit is onvoldoende omdat het nog steeds slechts enkele procenten van de orderportefeuille betreft. Indien de toegang tot energie niet wordt vergroot, zal de armoede groter worden en zullen de millenniumdoelen niet worden gehaald.

De minister zal de suggesties van de heer Van Bommel in haar achterhoofd houden, maar de CSD-top is eigenlijk niet het meeste geschikte platform voor deze zaken. Het is bovendien niet goed om alles met alles te willen verbinden. Een holistische visie is mooi, maar er moeten ook concrete resultaten worden geboekt. Een impactstudie kan nuttig zijn; wellicht is die zelfs al uitgevoerd. De minister zegt toe om dit na te gaan.

Biodiversiteit is een thema voor de CSD maar bij de komende top staat dit niet expliciet op de agenda. De bewindslieden zullen hiervoor echter aandacht vragen. Enerzijds is het goed als ontwikkelingslanden biobrandstoffen produceren, anderzijds mag dit niet leiden tot aantasting van natuurgebieden. De regering heeft getracht om de houtkap op Kalimantan tegen te houden. De minister zegt toe, de Kamer schriftelijk te informeren over de stand van zaken.

De economische en maatschappelijke groei van de inheemse bevolking krijgt inderdaad te weinig aandacht. De minister zal dit punt meenemen naar de CSD-top. Bij dit soort bijeenkomsten gaat het vaak over de macrowerkelijkheid en krijgt het microniveau (te) weinig aandacht.

Toezeggingen

De voorzitter stelt vast dat de volgende toezeggingen zijn gedaan:

– De minister zal nagaan of er al een impactstudie is gedaan naar de koppeling tussen duurzame energie en de Millennium Development Goals en of een dergelijke studie wellicht zinvol is.

– De minister zal nagaan wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot de criteria voor duurzame palmolie en de ontwikkelingen in Kalimantan.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Buijs

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Aartsen

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Van Halen


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Fierens (PvdA), ondervoorzitter, Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA), Hermans (LPF), Veenendaal (VVD) en Lenards (VVD).

Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Van den Brink (LPF), Knops (CDA), Vos (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Vergeer (SP), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Koşer Kaya (D66), Boelhouwer (PvdA), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Roefs (PvdA), Varela (LPF), Oplaat (VVD) en Van der Sande (VVD).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Wilders (Groep Wilders), Van Baalen (VVD), Van Aartsen (VVD), voorzitter, Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Nawijn (groep Nawijn), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Samsom (PvdA), Brinkel (CDA), Szabó (VVD), Jonker (CDA) en Koşer Kaya (D66).

Plv. leden: Dijksma (PvdA), Vos (GroenLinks), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Van Schijndel (VVD), Hirsi Ali (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Duivesteijn (PvdA), Waalkens (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Van Winsen (CDA), Veenendaal (VVD), Kortenhorst (CDA), Van Fessem (CDA), Dittrich (D66) en Snijder-Hazelhoff (VVD).

Naar boven