30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 689 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 november 2019

Hierbij informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en de Minister voor Milieu en Wonen, over de behaalde resultaten in 2018 van de convenanten Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) en Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie 3 (MJA3). Bijgevoegd bij deze brief vindt u de jaarlijkse resultatenbrochure1. Ook informeer ik uw Kamer over de resultaten van het Addendum op het MEE-convenant, waarin in het kader van het Energieakkoord voor duurzame groei aanvullende afspraken zijn gemaakt voor 9 Petajoule (PJ) additionele energiebesparing (finaal).

De bedrijven liggen gemiddeld genomen op koers voor de doelstellingen in 2020, maar zullen ook in 2019 en 2020 goede resultaten moeten neerzetten om de doelen daadwerkelijk te realiseren. De prognose van de maatregelen die in het kader van het Addendum op het MEE-convenant gerealiseerd zouden worden, laat zien dat daar het eerdere overschot aan geplande maatregelen afneemt.

In deze brief ga ik na een korte toelichting op de convenanten in op de resultaten van de convenanten en het Addendum op het MEE-convenant.

Toelichting convenanten

De MEE- en MJA3-convenanten zijn overeenkomsten tussen de rijksoverheid, bedrijven en brancheorganisaties, gericht op efficiënter energiegebruik. De convenanten lopen tot en met 2020 en vertegenwoordigen gezamenlijk zo’n 80% (845 PJ) van het industriële energiegebruik en bij benadering een kwart van het totale energiegebruik in Nederland. In 2018 waren 1.045 bedrijven aangesloten bij de twee convenanten: 112 bedrijven verdeeld over 7 sectoren in de MEE en 933 bedrijven uit 33 sectoren in de MJA3. Het merendeel van de MEE-deelnemers zijn grote industriële bedrijven en instellingen die verplicht deelnemen aan het Europese Emissiehandelssysteem (EU ETS). Elke vier jaar maken de deelnemers een Energie-Efficiëntie Plan (EEP).

Bij de start van het convenantjaar 2018 waren er 1.053 deelnemers waarvan er gedurende het jaar 8 zijn afgevallen door diverse oorzaken. Van de deelnemers hebben er 112 geen voortgangsverklaring gekregen omdat ze geplande maatregelen niet hebben uitgevoerd, monitoringsgegevens niet tijdig indienden, gestopt of uitgezet zijn, of niet voldeden aan aangescherpte eisen ten aanzien van energiezorg.

Resultaten 2018 MEE-convenant

De voor de periode 2017–2020 ingediende EEP’s laten een hoge energiebesparingsambitie zien. In eerdere EEP-periodes werden de meeste resultaten in de eerste twee jaar gehaald. Dit zou voor de huidige EEP-periode betekenen dat in 2017 en 2018 relatief veel bespaard zou moeten worden. Vorig jaar informeerde ik uw Kamer (Kamerstuk 30 196, nr. 613) dat er in 2017 veel maatregelen uitgesteld werden, waardoor werd verwacht dat over 2018 bovengemiddelde resultaten werden behaald. In 2018 zijn 131 uitgestelde maatregelen alsnog uitgevoerd. Eén MEE-deelnemer heeft een doorgeschoven maatregel niet uitgevoerd.

In 2018 is er door de deelnemers aan het MEE-convenant een energie-efficiëntieverbetering (landelijk resultaat) van 7,4 PJ (1,2%) gerealiseerd. Dit resultaat is in absolute zin hoger dan het landelijk resultaat in 2017 van 6,9 PJ (1,2%), maar in relatieve zin gelijk, vanwege de toename van het totale energiegebruik met 2,6%. Figuur 1 laat wel zien dat de besparing in het tweede jaar van de vorige EEP-periode (2014) hoger lag.

Specifiek voor procesefficiëntie, een onderdeel van het landelijk resultaat2 uit figuur 1, was er in de EEP’s voor 2018 van de MEE-deelnemers 9,5 PJ aan zekere en voorwaardelijke maatregelen gepland (waarvan 6,6 PJ aan zekere maatregelen) en 7,1 PJ (1,2%) gerealiseerd. Niet alle zekere en voorwaardelijke maatregelen zijn uitgevoerd, maar er is wel meer uitgevoerd dan wat minimaal gepland was aan zekere maatregelen. Het resultaat ligt hoger dan de 6,0 PJ (1,0%) van vorig jaar en ligt ook iets hoger dan het gemiddelde van de hele convenantperiode (1,1%). Voor maatregelen in de binnenlandse productieketen was er 0,3 PJ gepland en er is sprake van een groei in de besparing van 0,4 PJ (0,0%). De uitvoering van ketenefficiëntiemaatregelen is daarmee iets hoger dan gepland.

Hoewel figuur 1 laat zien dat de 112 deelnemers aan het MEE-convenant niet het resultaat van vier jaar geleden (2014) behalen, is wel iets meer procesefficiëntie gerealiseerd dan gepland. Daar staat het achterblijvende resultaat op ketenefficiëntie tegenover. Zoals figuur 2 laat zien moet het tempo ook de resterende twee convenantjaren vastgehouden worden om de doelstellingen voor 2020 te kunnen realiseren.

Figuur 1: Landelijk resultaat 2008–2018 (percentages energiegebruik)

Figuur 1: Landelijk resultaat 2008–2018 (percentages energiegebruik)

* Vanwege de start van het MEE-convenant in 2009 komen de eerste resultaten uit 2010.

Resultaten 2018 MJA3-convenant

De 933 deelnemers aan het MJA3-convenant hebben in 2018 met een landelijk resultaat van 5,2 PJ (2,2%) een lagere energie-efficiëntieverbetering gerealiseerd dan in 2017 (8,5 PJ – 3,0%). Figuur 1 laat zien dat ook in vergelijking met het tweede jaar van de vorige vierjaarlijkse EEP-periode (2014) de resultaten in 2018 achterblijven. Omdat gemiddeld de besparing 2,1% per jaar is, is 2018 net een bovengemiddeld jaar.

Specifiek kijkend naar procesefficiëntie, het voornaamste onderdeel van het landelijk resultaat uit figuur 1, wordt duidelijk dat niet alle zekere en voorwaardelijke proces-efficiëntiemaatregelen gerealiseerd zijn. Wel zijn er betere resultaten behaald dan minimaal gepland was aan zekere maatregelen. Er was in de EEP’s voor 2018 van de MJA3-deelnemers, 6,6 PJ aan zekere en voorwaardelijke projecten gepland (waarvan 3,2 PJ aan zekere maatregelen) en 4,9 PJ (1,9%) uitgevoerd. 54 deelnemers hebben niet de procesefficiëntiemaatregelen uitgevoerd die als zekere maatregel gepland waren. Voor het onderdeel productieketenefficiëntie «binnenland» was er 0,3 PJ gepland (waarvan 0,2 PJ zekere maatregelen) en 0,3 PJ (0,2%) gerealiseerd en zijn de resultaten zoals verwacht.

Het zogenoemde convenantresultaat, dus inclusief duurzame energie, besparingen in de productketen en de productieketen in het buitenland, ligt in 2018 op het niveau van de maximaal voorgenomen besparingen. Met name duurzame energie scoorde goed. Hier was 1,6 PJ gepland en 3,8 PJ (1,9%) gerealiseerd. De besparingsdoelstellingen voor de periode 2017–2020 liggen nog binnen bereik.

De streefwaarden om in 2020 20% procesefficiëntie te bereiken en 30% energie-efficiëntie (inclusief ketenbesparing) ten opzichte van de start van het convenant in 2005, zijn reeds in 2018 beiden behaald. Hoewel de convenantdeelnemers voor de overkoepelende doelstellingen op koers liggen, zoals figuur 2 laat zien, moet er de komende twee jaar vooral aandacht blijven voor procesefficiëntiemaatregelen om de doelstelling voor 2020 te realiseren.

Figuur 2. Voorgenomen besparing en realisatie t/m 2018 in EEP-periode 2017–2020 (MEE/MJA3)

Figuur 2. Voorgenomen besparing en realisatie t/m 2018 in EEP-periode 2017–2020 (MEE/MJA3)

Addendum op het MEE-convenant

In het Addendum op het MEE-convenant uit april 2017 zijn met de MEE-bedrijven twee resultaatsafspraken gemaakt. De eerste afspraak is om 9 PJ additionele finale energiebesparing te realiseren in 2020. Deze afspraak vloeit voort uit het Energieakkoord. Alle MEE-bedrijven hebben in 2017 een Aanvulling op het EEP ingediend, waarin aanvullende maatregelen zijn opgenomen. Voor het jaar 2018 stond 1,5 PJ aan aanvullende maatregelen gepland. De realisatie over 2017 en 2018 is 0,521 PJ. Er is dus minder gerealiseerd dan gepland. Er is echter 1,072 PJ aan (nieuwe) maatregelen doorgeschoven naar 2019 of 2020. Deze maatregelen zullen dus naar verwachting alsnog en uiterlijk 2020 gerealiseerd worden. Ook zullen enkele grote maatregelen in de laatste twee jaar uitgevoerd worden. Inclusief de geplande projecten ligt de verwachte besparing op 9,37 PJ. Dit is minder dan de verwachting in 2017 toen nog van 9,72 PJ uitgegaan werd. Na sluiting van de monitoringsronde is nog bekend geworden dat een groot project, bijna 0,6 PJ, niet op tijd kan doorgaan. Ter compensatie hiervan wordt gezocht naar andere manieren om de opgave te halen. Gezien deze tussenresultaten is het wenselijk dat de industrie voor het volgende monitoringsmoment in april 2020 nieuwe projecten aandraagt en de reeds geplande projecten ook daadwerkelijk grotendeels uitvoert. Indien uit de volgende monitoringsronde blijkt dat er minder dan 9 PJ gerealiseerd gaat worden, zal gekeken worden naar de besparingsopgave per sector. Indien een sector als geheel onder hun opgave presteert zal er bij bedrijven uit die sector die niet voldoen aan hun individuele besparingsopgave, een financiële compensatie geïnd worden. Met deze compensatie zullen nieuwe besparingsprojecten aanbesteed worden. De industrie heeft mij verzekerd er alles aan te doen om het compensatiemechanisme niet inwerking te hoeven laten treden.

De tweede afspraak in het Addendum op het MEE-convenant is dat de procesefficiency maatregelen uit de EEP's (MEE-regulier) voor de periode 2017 – 2020 minimaal 22 PJ finale energiebesparing3 op moeten leveren. Voor dit doel worden alleen procesefficiëntiemaatregelen meegeteld. Van de doelstelling van 22 PJ finaal voor 2020 is 11,7 PJ finaal gerealiseerd, circa 53% van de doelstelling. Inclusief de maatregelen uit het Addendum op het MEE-convenant moet het totaal in 2020 op 31 PJ uitkomen. De projecten die in de komende twee jaar gepland zijn in het kader van het Addendum moeten uitgevoerd worden om deze doelstelling binnen bereik te houden.

Samen met de deelnemende bedrijven werk ik eraan om ook in de laatste twee jaar van de convenanten en het Addendum de energiebesparingsdoelen te realiseren en de nog geplande efficiëntie-projecten te realiseren. Ik blijf hierover in nauw contact met de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

De resultaten zijn uitgesplitst in het landelijk resultaat en het convenantresultaat. Het landelijk resultaat bestaat uit procesefficiëntiemaatregelen en maatregelen in de binnenlandse productieketen. Het convenantresultaat bevat alle besparingen, inclusief keteneffecten in het buitenland.

X Noot
3

In het MJA3 en MEE-convenant wordt gerekend met PJ primair. In het Addendum met PJ finaal. De omrekenfactor is: 0,887.

Naar boven