30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 672 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2019

Middels deze brief bied ik u de Rapportage energie voor vervoer in Nederland 2018 van de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) aan1. Ook zal ik ingaan op de cijfers over hernieuwbare energie 2018 van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS).

Rapportage energie voor vervoer in Nederland 2018

Uit de jaarrapportage blijkt dat de brandstofleveranciers aan hun wettelijke verplichting van 8,5% hernieuwbare energie in het totaal aan leveringen hebben voldaan. Van deze verplichting wordt 98% ingevuld door vloeibare biobrandstoffen. Biogas en elektriciteit worden in beperkte mate ingezet (2%), maar zitten wel sterk in de lift.

De jaarrapportage laat net als de voorgaande jaren zien dat hoofdzakelijk afvalstromen worden gebruikt voor de productie van dieselvervangende biobrandstoffen en dat hoofdzakelijk gewassen (conventionele stromen) gebruikt worden voor de productie van benzinevervangende biobrandstoffen. Dit valt binnen de wettelijke limiet van conventionele biobrandstoffen. Helaas zijn er voor het eerst in jaren, zij het in zeer beperkte mate, ook biobrandstoffen ingezet met palm- en sojaolie als grondstof. Het betreft respectievelijk 0,3% en 0,2% van de totale energie-inhoud. Ik vind dit een onwenselijke ontwikkeling, gelet op de in het ontwerp klimaat akkoord opgenomen (Kamerstuk 32 813, nr. 263) inzet om deze grondstoffen vanwege de risico’s op ontbossing niet in te zetten als biobrandstof. Ik ga daarom hierover in gesprek met alle betrokken partijen over hoe de gemaakte afspraken voor volgende jaren kunnen worden geborgd.

In 2018 valt ook een flinke groei in geavanceerde biobrandstoffen te zien van 0,1% in 2017 naar 0,8% in 2018. Dit komt voornamelijk door de wettelijke subdoelstelling geavanceerd (0,6% in 2018). Het stimuleren van geavanceerde biobrandstoffen is in lijn met een motie van uw Kamer2. Het betreft biobrandstoffen die zijn gemaakt uit grondstoffen uit lijst A van bijlage IX van de Richtlijn hernieuwbare energie en daarmee EU-breed worden aangemerkt als geavanceerd.

In 2018 zijn er geen leveringen van biokerosine geregistreerd. Leveringen van biobrandstof aan de binnen- en zeevaart vinden beperkt plaats (3%).

Conform de motie van het lid Von Martels3 wordt in de rapportage ook ingegaan op de bijdrage van biobrandstoffen aan de CO2-reductiedoelstellingen. In 2018 werd door de inzet van biobrandstoffen volgens de IPCC-regels 1,71 Mton aan CO2-emissies gereduceerd. Deze reductie draagt bij aan de nationale klimaatdoelstellingen. Volgens de Richtlijn brandstofkwaliteit moeten brandstofleveranciers in 2020 ten opzichte van 2010 6% broeikasgas-emissiereductie in de brandstofketen realiseren. In 2018 staat de reductie gelijk aan 4,2%. De verwachting is dat met de stijgende jaarverplichting in 2019 en 2020 de reductieverplichting wordt gehaald.

Strafrechtelijk onderzoek fraude biodiesel

In mei 2019 heb ik uw Kamer geïnformeerd over een lopend strafrechtelijk onderzoek over mogelijke fraude met biodiesel in de periode 2015/2016 naar aanleiding van de signaalrapportage ILT inzake onderzoek OM naar biodiesel (Kamerstuk 35 000 XII, nr. 80). Bij de beantwoording van de Kamervragen (Kamerstuk 35 000 XII, nr. 85), die de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat mij heeft gesteld over deze signaalrapportage, ga ik hier verder op in. Fraude is in strijd met de wet en onacceptabel. Het valt op dit moment nog niet vast te stellen of de mogelijke fraude met biodiesel een impact gaat hebben op de cijfers zoals gepresenteerd in deze jaarrapportage over 2018.

CBS-cijfers hernieuwbare energie 2018

Het Centraal Bureau voor Statistiek heeft op 29 mei jl. de cijfers hernieuwbare energie gepubliceerd. In eerdere jaren bleek er een aanzienlijk verschil tussen de rapportage van de NEa en de cijfers van het CBS te zijn, variërend van 25 tot 41%. U bent hierover bij de voorgaande aanbiedingen van jaarrapportages geïnformeerd. Dit verschil kwam voort uit het feit dat de cijfers van de jaarrapportage van de NEa gebaseerd waren op een wettelijke systematiek, die niet garandeerde dat de cijfers aantoonbaar stonden voor leveringen van biobrandstoffen op de Nederlandse vervoersmarkt. Dit was een onwenselijke situatie. In goede samenwerking tussen de NEa en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zijn maatregelen doorgevoerd om ervoor te zorgen dat de NEa-cijfers aantoonbaar staan voor een levering aan de Nederlandse vervoersmarkt. In 2018 is hiermee het verschil significant beperkt naar 4%, een omvang die verklaarbaar is door verschillen in rekenmethodiek. Hiermee constateer ik dat de maatregelen het gewenste effect hebben gehad.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Kamerstuk 34 717, nr. 18.

X Noot
3

Kamerstuk 34 717, nr. 16.

Naar boven