30 196
Duurzame ontwikkeling en beleid

nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 2006

Conform uw verzoek dd 10 april 2006 informeren wij u over de de inzet van de Nederlandse regering voor de veertiende vergadering van de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling van de Verenigde Naties (UN CSD-14, 1 tot 12 mei 2006 in New York)1, mede ten behoeve van het algemeen overleg op 26 april 2006.

Tijdens deze CSD cyclus (CSD-14 in 2006 en CSD-15 in 2007) staan energie voor duurzame ontwikkeling, industriële ontwikkeling, luchtverontreiniging/atmosfeer en klimaatverandering op de agenda. Tijdens CSD-14 (het review jaar) worden obstakels, barrières en kritische succes- en faalfactoren geïdentificeerd voor uitvoering van de afspraken, gemaakt op de Duurzame Ontwikkelingstop van Johannesburg in 2002. Tijdens CSD-15 (het beleidsjaar) moeten afspraken gemaakt worden over beleidsopties en concrete acties die de uitvoering van de Johannesburgafspraken versnellen.

De EU richt haar gezamenlijke inzet op een integrale benadering van energie voor duurzame (industriële) ontwikkeling, luchtverontreiniging en klimaatverandering. Alle landen streven naar economische groei en industriële ontwikkeling en daarbij is energie een voorwaarde. De EU-ambitie is in te zetten op een betaalbare en zekere toegang tot duurzame energiediensten en tegelijkertijd op het verminderen van negatieve milieu- en gezondheidseffecten. Dit moet positief bijdragen aan armoedebestrijding, voorzieningszekerheid, gezondheid, terugdringing van luchtverontreiniging en tegengaan van klimaatverandering. In bijlage 11 treft u een brochure aan waarin de EU positie in het kort uiteengezet wordt.

Nederland zal tijdens CSD-14 de gemeenschappelijke uitgangspunten van de EU-positie, gebaseerd op een integrale benadering, actief uitdragen en daarbij de volgende accenten leggen:

• Nederland staat een integraal energiebeleid voor, met een balans tussen voorzieningszekerheid, toegang, milieu en markt. In dat kader brengt Nederland de uitkomsten van de conferentie Energy for Development (Noordwijk 2004) voor het voetlicht, waar knelpunten, obstakels en kansen voor integraal energiebeleid zijn gedefinieerd.

• De wereld staat voor een grote investeringsuitdaging om aan de toekomstige energievraag te kunnen voldoen – US$ 16 triljoen volgens het Internationaal Energie Agentschap, waarvan ruim US$ 8 triljoen voor de ontwikkelingslanden en de overgangseconomieën (IEA world energy outlook 2005). Deze investeringen dienen hand in hand te gaan met toegang tot energie voor de armen en het bestrijden van luchtverontreiniging en klimaatverandering. Voor deze grote investeringsuitdaging zijn een aantrekkelijk investeringsklimaat en innovatieve financiering van groot belang. Zowel het genereren van investeringen als het effectief benutten van meerdere financieringsstromen zijn daarbij belangrijk. In de dialoog met de private sector moet helder worden waaraan zij behoefte hebben (investeringszekerheid, rentabiliteit etc.) en wat zij kunnen bijdragen.

• In dat kader verwelkomt Nederland het document van de Wereldbank ten behoeve van een investeringsraamwerk voor schone energieontwikkeling in ontwikkelingslanden. Dit raamwerk kan een belangrijke bijdrage leveren aan het oplossen van het klimaatprobleem. Additionele financiering voor schone energie is noodzakelijk. Echter, het investeringsraamwerk moet meer aandacht besteden aan toegang tot energie voor de armen. Verder moeten voorstellen voor mogelijke nieuwe financieringsinstrumenten gebaseerd zijn op een goede analyse van het huidige instrumentarium. Om bij te dragen aan armoedebestrijding in ontwikkelingslanden en aan het halen van de Millennium Development Goals, vindt Nederland dat er een aparte window in het investeringsraamwerk van de Wereldbank moet worden gemaakt voor energietoegang. Streven is om op dit punt tijdens CSD-14 en CSD-15 te komen tot concrete resultaten: Nederland heeft een doelstelling op zich genomen om 10 miljoen mensen in 2015 in de minst ontwikkelde landen,vooral in Sub-Sahara Afrika, toegang tot moderne energiediensten te verschaffen. Nederland stelt voor dat de G8 het initiatief neemt om in 2015 voor de 0,5 miljard mensen in Afrika die nu geen toegang tot energie hebben, deze toegang te realiseren, uiteraard met hulp van de Wereldbank en andere spelers.

• Om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen en de luchtkwaliteit te verbeteren zijn grote innovaties nodig richting een duurzame energiehuishouding. Nederland zal de aandacht vestigen op de noodzaak voor een prijs voor vervuiling en de rol van de markt bij innovatie. Nederland zal in dit kader de conferentie Make Markets Work for Climate onder de aandacht brengen, die in oktober 2006 georganiseerd wordt in Amsterdam. Nederland pleit voor een gezamenlijke maar gedifferentieerde landenaanpak voor het energie- en klimaatprobleem, waarbij de ontwikkelde landen het voortouw moeten nemen. Ook van ontwikkelingslanden is een bijdrage aan klimaatbeleid nodig, met name van de snelgroeiende grote ontwikkelingslanden. De uitdaging is om de grootschalige energie-investeringen zoveel mogelijk te vergroenen en te voorkomen dat we voor lange tijd gebonden zijn aan niet-schone energiebronnen. De klimaatinspanningen zijn minder relevant voor de armste ontwikkelingslanden die nauwelijks bijdragen aan het uitstoten van broeikasgassen en verstoken zijn van energie voor zelfs de meest basale ontwikkeling.

• Nederland zal ook wijzen op de synergie in beleid gericht op klimaatverandering en luchtverontreiniging. Zo biedt energie-efficiëntie win-win kansen in alle landen. Ook steunt Nederland de ontwikkeling van het GAINS model (Greenhouse Gas and Air Pollution Interactions and Synergies). Dit model maakt het mogelijk beleid te ontwikkelen dat economische groei bevordert, met minimale emissies van broekasgassen en luchtverontreinigende stoffen. Het model bestaat al voor Europa en Nederland financiert vooronderzoek voor de ontwikkeling van eenzelfde model voor Afrika en Latijns Amerika. Nederland zal de resultaten van het vooronderzoek presenteren met experts uit beide regio’s.

Tijdens CDS-14 wordt een interactieve dialoog gehouden met maatschappelijke groeperingen, waaronder ook leiders uit de private sector (onder meer mogelijk van Shell en ABN/AMRO). Het High Level Segment voor bewindslieden bestaat uit twee onderdelen:

«Making a difference» – gesprekken tussen Ministers en leiders van VN instellingen, Internationale Financiële Instellingen, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties om de uitvoering effectiever en sneller te doen verlopen.

«The way forward» – hier worden barrières en randvoorwaarden voor effectieve implementatie geïdentificeerd ten behoeve van de beleidssessie (CSD-15). Voor deze discussie is ook de private sector uitgenodigd;

Beide onderdelen moeten er aan bijdragen dat er gerichte resultaten geboekt kunnen worden op CSD-15. Voor een succesvolle CSD-cyclus is een goede analyse van obstakels en kritische succesfactoren nodig, zodat een adequaat antwoord gevonden kan worden op de geconstateerde problemen in zowel ontwikkelde landen als in ontwikkelingslanden. Hierbij ligt voor Nederland de nadruk op acties, niet op nieuwe ambities en doelstellingen: die zijn al vastgesteld tijdens de top in Johannesburg. Na deze cyclus moeten we zorgen dat de uitvoering van de acties gemonitord wordt.

Na afloop van CSD-14 zullen we u informeren over de uitkomsten.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. M. A. van Ardenne-van der Hoeven

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven