30 196
Duurzame ontwikkeling en beleid

nr. 56
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER EN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 april 2009

1. Inleiding

Dit kabinet maakt zich sterk voor een duurzame en innovatieve samenleving. Het coalitieakkoord maakte dat al duidelijk en in het aanvullend beleidsakkoord «Werken aan toekomst» is het nogmaals benadrukt. Mede namens de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Economische Zaken, Wonen, Wijken en Integratie en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, beschrijven wij de resultaten van het kabinetsbeleid voor duurzame ontwikkeling tot nu toe, de reactie van het kabinet op de Monitor Duurzaam Nederland1 en de versterkte inzet van het kabinet op het gebied van duurzame ontwikkeling.2 We maken van de gelegenheid gebruik om een reactie te geven op het Living Planet Report van het Wereldnatuurfonds, mede naar aanleiding van vragen van de heer Vendrik.

De afgelopen jaren brachten een opeenvolging van crises: eerst de voedsel- en energiecrises, gevolgd door de kredietcrisis en de financiële- en economische crisis. Daarnaast hebben we te maken met klimaatverandering en het voortdurend verlies van mondiale biodiversiteit. Duidelijk is dat de voortschrijdende globalisering leidt tot steeds grotere afhankelijkheden. De internationale coördinatiemechanismen hebben daarmee geen gelijke tred gehouden. Mondiale vraagstukken vragen om een mondiale aanpak en actie op nationaal en lokaal niveau, zowel met het oog op ons welzijn, als dat van anderen.

Hoewel de prijzen voor voedsel, energie en grondstoffen na het bereiken van een recordhoogte in 2008 in snel tempo zijn gedaald, wordt verwacht dat ze de komende jaren opnieuw zullen stijgen. Ontwikkelingslanden zijn en worden door de economische en financiële crisis onevenredig hard getroffen. Dit resulteert niet alleen in Afrika, maar ook in vele landen in Azië en Latijns-Amerika, in een dramatische verslechtering van de sociaal-economische situatie. Verwacht wordt dat het bereiken van de Millenniumdoelen als gevolg van de crisis met minstens 6 jaar is vertraagd: in plaats van 2015 niet eerder dan 2021. Bovendien worden als gevolg van klimaatverandering de leefomstandigheden van tientallen miljoenen mensen in de komende jaren bedreigd. Juist in ontwikkelingslanden zijn mensen kwetsbaar en is ecosysteembehoud relevant: wat het ecosysteem oplevert (ecosysteemdiensten) maakt daar een relatief groter deel uit van het inkomen («GDP of the poor»). Deze ontwikkelingen vragen om een adequaat, gezamenlijk en wereldwijd antwoord.

Hoewel de crisis zich het sterkst laat voelen op economisch en financieel vlak, beperkt het kabinet zich in «Werken aan toekomst» niet tot maatregelen op financieel-economisch gebied. Het kabinet grijpt de recessie aan om een aantal fundamentele opgaven aan te pakken. Van het stimuleringspakket van ruim 6 miljard euro heeft circa 2 miljard euro direct betrekking op duurzaamheid. Daarnaast is het beleid gericht op het herstel van de balans in onze economie, zoals het wegnemen van perverse korte termijn prikkels en stimuleren van duurzaam gedrag. Hiermee wordt een structurele impuls gegeven aan duurzaamheid en innovatie.

Zoals de Monitor Duurzaam Nederland aangeeft, spelen de grootste «zorgen voor morgen» op wereldschaal. De omvangrijke ecologische voetafdruk van Nederland en andere ontwikkelde landen vraagt om structurele hervormingen van de mondiale economie. Het belang en de urgentie van de vraagstukken is groot. Juist omdat we het als Nederland op een aantal terreinen goed doen, verkeren we in een goede positie om nieuwe stappen te zetten op weg naar een duurzaam Nederland en bij te dragen aan een duurzame wereld.

In paragraaf 2 worden de beleidsconsequenties geschetst die worden verbonden aan aanbevelingen uit de Monitor Duurzaam Nederland en het Living Planet Report. In paragraaf 3 wordt een perspectief op de toekomst geschetst. Dit vergezicht formuleert geen nieuw beleid, maar dient als oriëntatie in het maatschappelijk debat. Paragraaf 4 geeft een samenvatting van enkele belangrijke resultaten die, mede in het kader van KADO, zijn gerealiseerd. In paragraaf 5 wordt aangeven hoe «Werken aan toekomst» het KADO-programma versterkt.

2. De Monitor Duurzaam Nederland en Living Planet Report

De Monitor is op verzoek van het kabinet opgesteld door het Centraal Bureau voor Statistiek en de drie Rijksplanbureaus. De Monitor maakt het begrip duurzame ontwikkeling concreet door middel van de kapitalenbenadering en brengt daarmee de bronnen van onze welvaart in beeld. Met deze kapitalenbenadering wordt duurzaamheid niet alleen uitgewerkt voor de milieuvraagstukken (natuurlijk kapitaal), maar ook voor de andere aspecten van onze samenleving die voor toekomstige welvaart relevant zijn (menselijk, maatschappelijk en economisch kapitaal). Uitgangspunt is dat de kapitalen in Nederland in stand moeten blijven voor toekomstige generaties en dat wordt gekeken naar het beslag dat we als Nederland leggen op kapitalen buiten Nederland, overeenkomstig de definitie van de Brundtland-commissie.

De Monitor geeft een gemengd beeld van de situatie. Duidelijk is dat in Nederland sprake is van een hoog niveau van menselijk, sociaal en economisch kapitaal, al zijn er op dat vlak enkele aandachtspunten, zoals rond arbeid en vergrijzing, kennis en sociale cohesie. Onze leefwijze heeft echter een grote invloed op het mondiaal natuurlijk kapitaal, vooral door CO2-emissies, import van grondstoffen en energie en afnemende biodiversiteit (zowel in als buiten Nederland). Dit leidt onder meer tot aantasting van bronnen van welvaart van mensen buiten Nederland. De Monitor laat zien dat vooral de allerarmste landen in rap tempo interen op hun natuurlijke hulpbronnen, waardoor het voortbestaan van volgende generaties wordt bedreigd. Ook wordt in deze landen vaak onvoldoende geïnvesteerd in andere kapitaalvormen die voor welvaart op langere termijn nodig zijn.

De Monitor constateert dat de in het KADO-programma gekozen thema’s zich op de belangrijkste zorgpunten richten: klimaat en biodiversiteit in relatie tot mondiale welvaartsvraagstukken.

Bovenstaand beeld komt ook naar voren uit het Living Planet Report van het Wereld Natuur Fonds (WNF) en Global Footprint Network. Het rapport stelt dat de wereld afstevent op een ernstige milieucrisis, omdat de druk die de mens op de aarde uitoefent nu al bijna één derde hoger ligt dan wat de planeet aan kan. Als wat de mensheid vraagt van de aarde in hetzelfde tempo blijft groeien dan zouden we rond 2040 twee planeten nodig hebben.

Het Living Planet Report gebruikt twee indexen. De Living Planet Index meet de staat van de mondiale biodiversiteit en laat zien dat de biodiversiteit de afgelopen decennia fors is afgenomen. De Ecologische Voetafdruk meet het beslag dat de menselijke consumptie legt op het regeneratievermogen van de aarde. Het LPR berekent dat in 2005 de ecologische voetafdruk van Nederlanders gemiddeld 4.4 globale hectare (gha) per persoon bedraagt. De biocapaciteit die bij de huidige wereldbevolking beschikbaar is, bedraagt 2,1 gha per persoon. Bij het berekenen van de biocapaciteit worden de behoeften van dier- en plantensoorten niet meegerekend.

Op het eerste gezicht lijkt er een verschil te zijn tussen de cijfers van het Living Planet Report en de Monitor Duurzaam Nederland als het gaat om de voetafdruk. In de Monitor wordt vermeld dat het landgebruik door consumptie per hoofd van de Nederlandse bevolking ongeveer één hectare bedraagt. De ecologische voetafdruk van het LPR is een combinatie van ruimtegebruik door de gebouwde omgeving, het winnen van natuurlijke hulpbronnen (landbouwproducten, hout, vis, etc) en de «carbon footprint». Dat laatste is het landgebruik dat wenodig zouden hebben als we alle broeikasgassen die we uitstoten vast willen leggen via groene planten (de CO2-voetafdruk). In werkelijkheid doet de mensheid dat slechts gedeeltelijk. Het is dus geen daadwerkelijk ruimtegebruik, maar een maat om de omvang van de klimaatemissies in uit te drukken. Zoals bekend willen we het CO2-probleem vooral aanpakken door een voortvarend klimaatbeleid, bestaande uit energiebesparing, opwekking van duurzame energie, plafonnering van CO2-emissies en CO2-opslag. Voor Nederland is de CO2-voetafdruk meer dan de helft van de Ecologische Voetafdruk.

Het kabinet herkent de algemene kenschets en de gesignaleerde zorgpunten uit de Monitor en het Living Planet Report. Het overheidsbeleid is er op gericht om alle relevante kapitalen in goede toestand te brengen of te houden, niet alleen in Nederland maar ook internationaal. Sociale cohesie is op ieder niveau van groot belang en het is een belangrijke verantwoordelijkheid van alle ontwikkelde landen te voorkomen dat welvaart en ontwikkeling hier leidt tot afname van kapitaal in de landen die de grondstoffen produceren. Het voorkomen van verlies van biodiversiteit en uitputting van grondstoffen in die landen is ook een kwestie van eigen belang; de duurzaamheid van welvaart hier is mede afhankelijk van duurzame exploitatie van hulpbronnen daar.

Het kabinet onderschrijft de noodzaak van het beperken van de ecologische voetafdruk. Het kabinet acht de gecombineerde voetafdruk van het LPR communicatief sterk, maar hij heeft als nadeel dat verschillende problemen met verschillende gevolgen – die ieder voor zich van groot belang zijn – onder één noemer worden gebracht. Eén van de gevolgen daarvan is dat niet alle effecten of verschuivingen van effecten even goed zichtbaar worden. Het kabinet zal kortheidshalve ook wel over de ecologische voetafdruk praten, maar als het op meten of maatregelen aankomt, zal steeds een onderscheid moeten worden gemaakt tussen ruimtegebruik, onttrekking van grondstoffen en emissies van stoffen.

Als rijk land met een open economie, grote internationale bedrijven en veel internationale organisaties en netwerken heeft Nederland de mogelijkheden om een bijdrage aan de oplossing van deze mondiale problemen te leveren. Hier komen we later op terug.

Terecht signaleert de Monitor dat keuzes moeten worden gemaakt, omdat niet alle doelen tegelijk kunnen worden bereikt. Het gaat daarbij niet alleen om de keuzes tussen verschillende korte termijn belangen, zoals tussen verhoging van de arbeidsparticipatie en vrije tijd, maar ook om de spanning tussen de korte termijn en de lange termijn (zoals bij investeringen in onderwijs en bij klimaat- en biodiversiteitsbeleid), tussen het individuele en het collectieve belang, en tussen hier en elders. Het kabinet onderkent deze spanningsvelden en ziet het als zijn verantwoordelijkheid om een verantwoorde afweging te maken en daarbij voorop te stellen dat waar mogelijk synergie wordt bereikt, zoals onder meer met de transitieaanpak wordt beoogd. Daarbij is de uitdaging om de dynamiek in de samenleving goed te benutten. Speerpunten in dit verband zijn samenhang binnen het overheidsbeleid, internationale afstemming en samenwerking, coherentie van nationaal met internationaal en Europees beleid, een sterke kennisbasis en (maatschappelijke en technologische) innovatie.

Het kabinet verbindt de volgende beleidsconsequenties aan de aanbevelingen uit de Monitor:

– Bij beleidsontwikkeling oog te hebben voor de gesignaleerde afruilrelaties en mogelijk synergie tussen alle dimensies die voor duurzame ontwikkeling van belang zijn.

– Doorgaan met de in het KADO-programma gekozen aanpak en thema’s.

– Voortdurend sterke inzet op mondiale duurzaamheid gericht op tegengaan klimaatverandering, behoud van mondiale biodiversiteit, klimaatadaptatie en bevordering van hernieuwbare energie

– Groter accent op een internationale aanpak gericht op duurzame economische ontwikkeling en handel.

Het kabinet zal het CBS en de samenwerkende planbureaus vragen om in de komende jaren de gegevens te actualiseren en op internet te publiceren en de gesignaleerde vraagstukken en afruilrelaties nader te analyseren. Tevens zal hen gevraagd worden om de internationale dimensie van de Monitor te versterken en daarbij de mogelijkheden voor internationale vergelijking en tot beïnvloeding van de ecologische voetafdruk te verkennen.

3. Een wereld te winnen

«Malediven worden klimaatneutraal; ANP, 15 maart 2009

De Malediven willen op termijn klimaatneutraal worden. President Mohamed Nasheed schrijft dat zonnepanelen en windmolens olie moeten vervangen als energiebron.

De Malediven liggen slechts anderhalve meter boven zeeniveau. Klimaatverandering kan voor de bewoners van deze eilanden dan ook funest zijn. «Klimaatverandering is geen vaag en abstract gevaar, maar een reële bedreiging voor onze veiligheid. Klimaatverandering bedreigt niet alleen de Malediven, maar het bedreigt ons allemaal», aldus Nasheed in het artikel. Volgens de president is het niet goedkoop om klimaatneutraal te gaan leven, maar is er geen andere mogelijkheid. «Groener leven kan veel kosten, maar weigeren actie te ondernemen kost ons de aarde.»

De Monitor schetst Nederland als een klein, welvarend land, maar met een relatief grote ecologische voetafdruk. Per hoofd van de bevolking zijn de aan consumptie gerelateerde broeikasgasemissies in Nederland hoog. Vijf keer hoger dan ze moeten zijn als we de mondiale temperatuurstijging willen beperken tot twee graden en uitgaande van een toekomstige wereldbevolking van 9 miljard mensen.1 Dit zijn grote uitdagingen. Van de overheid mag worden verwacht, dat zij een perspectief schetst als oriëntatie op de lange-termijn ontwikkeling van ons land.2

Het kabinet heeft vorig jaar in zijn brief de acties van het KADO-programma geplaatst in het licht van lange-termijn doelen per thema. De schets die het kabinet hieronder geeft verbindt de toekomstbeelden van de verschillende thema’s en vult deze aan met noties uit de Monitor. Het geeft een vergezicht op hoe Nederland er uit zou kunnen zien, als het zich verder ontwikkelt in een klimaatneutrale en klimaatbestendige richting en minder afhankelijk wordt van fossiele brandstoffen. Het kabinet formuleert hiermee geen nieuw beleid, maar geeft een aanzet tot een dialoog met samenleving. Het kabinet wil dit beeld in wisselwerking met maatschappelijke partijen verder uitwerken tot een gedeelde toekomstvisie die inspireert en verbindt. Daarbij zal ook aandacht moeten worden besteed aan de afruilrelaties zoals die in de Monitor zijn aangeduid. In het vergezicht in deze paragraaf ligt de nadruk op klimaatverandering, ruimte, energie en grondstoffen. Bij de uitwerking zal ook een relatie moeten worden gelegd met individuele en sociale ambities en zullen internationale afhankelijkheden en verantwoordelijkheden aan de orde moeten komen.

Vergezicht

Allereerst zorgen we er voor, dat onze dichtbevolkte delta, de veiligste van de wereld is en blijft. We vangen de te verwachten zeespiegelstijging en de toename van de rivierafvoer op door slimme dijken, door goed te zorgen voor een blijvende zoetwatervoorraad, door het water een belangrijker plaats te geven in onze ruimtelijke ordening en voluit te leven met het water.

We benutten onze geografische ligging door op grote schaal wind te vangen, met name op de Noordzee. We hebben een duurzame energiehuishouding en benutten elektriciteit onder andere voor het opladen van de elektrische auto. Hierdoor ontstaat er tevens een schoon en zuinig transportsysteem. Door de combinatie van een sterke agrosector, een sterke chemische industrie en een sterke logistieke sector, behoort Nederland tot de koplopers in de import, verwerking en opwaardering van duurzaam geproduceerde biomassa. Veel van onze materialen en chemicaliën worden gemaakt door de «biobased economy». De Nederlandse land- en tuinbouw is duurzaam en draagt bij aan (mondiale) welvaart en voedselzekerheid. De voedselconsumptie is verschoven naar duurzaam geproduceerde plantaardige eiwitten en duurzaam geproduceerde dierlijke eiwitten. Nederland bevindt zich in de voorhoede bij de ontwikkeling en productie van nieuwe duurzame eiwitproducten.

Er zal een grote slag worden gemaakt naar energieneutraliteit in onze gebouwenvoorraad en verduurzaming op het terrein van mobiliteit. Nu zijn beide belangrijke bronnen van energieconsumptie en broeikasgasemissies. Vele decentrale bronnen van duurzame energie (zoals kassen, gebouwen en productieprocessen) kunnen zijn gekoppeld via een slim netwerk, ook op Europese schaal. Steden, wijken en landschap zijn aantrekkelijk en bieden een goede en gezonde leefomgeving. Door een sterke wisselwerking tussen groene, blauwe en rode functies, wordt kwaliteit gecreëerd. Onze zee- en luchthavens lopen nu al voorop en zijn dan de groenste van de wereld: slim, zuinig, veilig, stil en schoon.

In de dichtbevolkte delta blijft op het land echte natuur schaars, maar we zorgen er wel voor dat de milieukwaliteit goed voor mens en natuur is. We pakken onze verantwoordelijkheid voor de mondiale biodiversiteit door beheer en ontwikkeling van ons deel van het maritieme ecosysteem: langs de kust, de zuidwest Delta, het IJsselmeergebied, de Wadden en de Noordzee; door grondstoffen en goederen te importeren die op duurzame wijze zijn geëxploiteerd en geproduceerd; en door bij te dragen aan de instandhouding van mondiale ecosystemen.

We delen kennis en ervaring op het gebied van waterbeheer en verbinden ons met de grote deltagebieden van de wereld om samen te leren en te ontwikkelen. Het gaat hier om brede maatschappelijke samenwerking waar lokale overheden, zoals waterschappen, provincies, en het bedrijfsleven, waterbedrijven en kennisinstellingen, partnerschappen ontwikkelen. In de toenemende vraag naar grondstoffen wordt voorzien op een wijze die het draagvermogen van het ecosysteem niet overschrijdt. Op mondiaal niveau zetten Nederland en Europa zich in voor alle vier de kapitalen van duurzaamheid: natuurlijk, menselijk, sociaal en economisch. Nederland groeit verder als kenniseconomie, versterkt zijn positie op het gebied van deltatechnologie, windenergie, biobased economy en groene logistiek en profileert zich daarbij als land van recht en vrede. Nederland streeft naar een hoog niveau van publieke voorzieningen en publieke goederen.

Het Nederland van de toekomst is duurzaam én concurrerend, door ondernemerschap, innovatie en grote sociale cohesie. Er is een balans gevonden tussen inkomen en vrije tijd, het individuele belang en het collectieve belang, ook van latere generaties en mensen elders. Het onderliggend waardepatroon is gericht op individuele vrijheid en ontwikkeling, een gezamenlijke toekomst, en verantwoordelijk handelen ten opzichte van de ander en de planeet.

kst-30196-56-1.gif

Illustratie: Toekomstvisie gebruik natuurlijke hulpbronnen. Dit schema deelt het aardesysteem in vier kwadranten in. Ieder kwadrant heeft een andere functie en vraagt een andere strategie. Fossiele brandstoffen zitten in het kwadrant rechtsboven; in dat kwadrant zijn de bronnen eindig en enkele zelfs schaars. In dit beeld wordt het gebruik van fossiele brandstoffen uiteindelijk beëindigd; energie wordt zo veel mogelijk uit de stromen in het kwadrant linksboven gewonnen. Als het eenmaal lukt om die – overvloedige – stromen te oogsten, kunnen ook materialen worden geproduceerd uit koolstof en kan zoet water uit zeewater worden gemaakt. In het kwadrant rechtsboven worden metalen en mineralen gewonnen en hergebruikt; verontreiniging en klimaatverandering worden tegen gegaan. De onderste twee kwadranten duiden op het levende deel van het aardesysteem. Dit moet duurzaam worden beheerd en gebruikt. De hernieuwbare bronnen kunnen worden geoogst, maar niet meer dan het systeem kan dragen. Vruchtbare bodem is niet hernieuwbaar, maar kan bij goed beheer langdurig worden gebruikt. Door een verschuiving naar het gebruik van de hernieuwbare, abiotische grondstoffen, wordt de ecologische voetafdruk zo klein mogelijk gemaakt.

11 februari 2009: 370 steden doen mee met Europese «burgemeestersconvenant»

Gisteren hebben in Brussel zo’n 370 Europese steden hun handtekening gezet onder het «Burgemeestersconvenant» en daarmee een extra klimaatinspanning beloofd. De bijna vierhonderd steden willen meer doen dan 20 procent CO2-reductie (in 2020), ze willen ook meer dan 20 procent hernieuwbare energie en een verhoging van de energie-efficiëntie met meer dan 20 procent. «Al deze steden samen vertegenwoordigen ongeveer 80 miljoen burgers, op een totaal van 500 miljoen in de hele Europese Unie. Dat is een enorme kracht», zei de eurocommissaris voor Energie Andris Piebalgs tegen de ondertekenaars. «Dit kan zorgen voor een besparing van 8 miljard euro op energiekosten en kan een groot aantal banen scheppen.» Volgens de Europese Commissie staan de inspanningen van deze steden op het vlak van CO2-uitstoot gelijk met het uit het verkeer halen van 35 miljoen voertuigen, of met het sluiten van twintig steenkoolcentrales met een capaciteit van 50 megawatt. De twaalf Nederlandse steden die meedoen zijn: Eindhoven, ’s-Hertogenbosch, Tilburg, Breda, Helmond, Utrecht, Den Haag, Delft, Heerlen, Amsterdam, Haarlem en Zoetermeer.

Bron: www.algemene-energieraad.nl

4. Er gebeurt al veel

Zowel binnen als buiten Nederland worden door overheden, bedrijven en burgers veel initiatieven genomen die het geschetste vergezicht van Nederland in de wereld dichter bij brengen. Nederland streeft naar beperking van klimaatverandering (mitigatie) en verlies van biodiversiteit, naar het aanpassen aan onvermijdelijke klimaatverandering (klimaatbestendigheid) en naar sociale cohesie en welvaart. Het kabinet zet hier op in, met onder meer de projecten Schoon en Zuinig, de uitwerking van de Deltacommissie, Nederland Ondernemend Innovatieland en projecten rond onderwijs, integratie en jeugd.

In de Kabinetsbrede Aanpak Duurzame Ontwikkeling zijn zes voor duurzaamheid belangrijke thema’s uit het kabinetsbeleid bij elkaar gebracht en op ieder van die thema’s worden de nationale en de internationale agenda met elkaar verbonden, waarbij innovatie en het benutten van kansen voor Nederland voorop staan. Samen met verduurzaming van de bedrijfsvoering van de Rijksoverheid en een actieve rol in de maatschappelijke dialoog over duurzaamheid wordt de kracht van de samenleving maximaal versterkt. In de bijlage1 vindt u specifieke informatie over de voortgang van het programma. De belangrijkste resultaten zijn:

– In december 2008 is een akkoord bereikt over het Europese Klimaat- en Energiepakket.

– Mede door de inzet van Nederland hebben we met de richtlijn hernieuwbare energie voor het eerst duurzaamheidscriteria voor biomassa op Europees niveau. Met Brazilië, Indonesië, Maleisië en Mozambique zijn samenwerkingsverbanden opgezet om biobrandstoffenproductie te verduurzamen.

– Het kabinet heeft bij aantreden 500 miljoen euro additionele middelen beschikbaar gesteld voor investeringen in hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden. In samenwerking met internationale organisaties, andere donoren, het bedrijfsleven en NGO’s, worden programma’s uitgevoerd gericht op windenergie, zonne-energie, energie uit biomassa en waterkracht.

– Met het advies van de Deltacommissie, het kabinetsstandpunt daarover en het Nationaal Waterplan, staat de aanpak van de voorziene gevolgen van de klimaatverandering voor waterveiligheid en watervoorziening in Nederland hoog op de politieke agenda. Er is een ministeriële stuurgroep ingesteld onder voorzitterschap van de MP. Deze heeft de hoofdlijnen voor een Deltawet vastgesteld, die de juridische basis voor een deltaprogramma zal geven. De aankondiging van een Deltafonds biedt perspectief op de realisering van de ambitieuze doelstellingen.

– Op verzoek van het kabinet hebben vier consortia plannen ontwikkeld voor de modernisering van de Afsluitdijk, waarbij veiligheid, verkeer, duurzame energie, natuur en ruimtelijke kwaliteit er op vooruit gaan. Medio 2009 zal het kabinet een standpunt hierover innemen.

– Op 10 juni 2008 is het Convenant Schone en Zuinige Agrosectoren ondertekend, met afspraken over reductie van broeikasgasemissies en de productie van duurzame energie. Negen jaarwerkprogramma’s worden uitgevoerd. In de nota Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid geeft het kabinet onder meer aan hoe ze wil bijdragen aan productiviteitsverbetering, voedselzekerheid en duurzame ketenontwikkeling. Het kabinet investeert hierin 400 miljoen euro per jaar. Eind 2008 is het onderzoekprogramma Innovatie Eiwitketens gestart, waarin wordt geïnvesteerd in technologie, marktontwikkeling en consumentengedrag met betrekking tot eiwitten. Er is een dialoog met grote ketenpartijen en maatschappelijke partijen gevoerd. Deze heeft bijgedragen aan een beleidsagenda, die binnenkort naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Ter illustratie hierbij de probleemschets die in deze dialoog tot stand is gekomen:

kst-30196-56-2.gif

– In 2008 is een eerste pilotproject gestart met CO2-afvang bij de elektriciteitscentrale van EON op de Maasvlakte. Eind 2008 heeft het Kabinet twee projecten geselecteerd op het gebied van ondergrondse opslag van CO2 en daarvoor een budget van 60 miljoen euro beschikbaar gesteld.

– De duurzaamheidcriteria voor gebouwen en bouwwerken zijn nagenoeg geharmoniseerd en geüniformeerd en hebben hun plaats gekregen in de criteria voor Duurzaam Inkopen.

– Het «concept cradle to cradle» wordt toegepast in gebiedsontwikkeling in Venlo, Almere en Hoofddorp. Toepassing bij productontwikkeling wordt door verschillende ontwerpers, adviseurs en bedrijven in praktijk gebracht. Ook bij gebouwontwerp wordt het toegepast in Venlo (Innovatoren in de Floriade), Wageningen (nieuwbouw instituut voor ecologisch onderzoek) en de renovatie van het VROM-gebouw. Veel bedrijven passen het concept toe bij hun productontwikkeling en het Rijk ondersteunt dit met leerwerkprogramma’s voor koplopende bedrijven en overheden. In het programma Duurzaam Inkopen waren eind 2008 voor zes productgroepen aanvullende wensen opgesteld die zijn geïnspireerd door C2C; eind dit jaar moeten het er vijfentwintig zijn.1

– Duurzame bedrijfsvoering bij het Rijk is uitgewerkt tot een werkprogramma onder leiding van BZK, waarin alle ministeries participeren.

Er gebeurt veel en de eerste resultaten worden zichtbaar. Het beeld is ook, dat het voor een deel «papier en proces» is, waarvan burgers en bedrijven nog weinig merken. De bijdrage van de overheid aan de maatschappelijke dialoog blijft achter bij de oorspronkelijke verwachting van een jaar geleden.

Zorgpunt is ook, dat we de doelen voor duurzame energie in 2020 niet dreigen te halen. Op deze punten heeft het kabinet aanvullende maatregelen genomen, die in de volgende paragraaf worden beschreven.

13 februari 2009: Nederlandse overheid koploper CO2 reductie door duurzaam inkopen

De Nederlandse overheid reduceert 47% CO2 uitstoot op haar inkoopactiviteiten door middel van het aanschaffen van zogenaamde «groene» producten, goederen en diensten. Dit is gebleken uit onderzoek verricht door accountants- en adviesorganisatie PricewaterhouseCoopers (PwC)in opdracht van de Europese Commissie. Van de zeven onderzochte landen heeft Duitsland (9%) het minste CO2 reductie op haar inkoopbeleid kunnen bewerkstelligen. Tevens is gebleken dat Europese overheden door middel van duurzaam inkopen gemiddeld 1% aan kosten besparen. In de 7 landen is gekeken hoe zij zijn omgegaan met het kopen van duurzame goederen. Het onderzoek wijst uit dat duurzaam inkopen heeft geleid tot een gemiddelde CO2 reductie op overheidsinkopen van 25% in de onderzochte landen. Gebleken is dat veel CO2 wordt bespaard door inkoop van groene stroom. Ook de CO2 reductie bij de inkoop van kleding, schoonmaak en papier lig relatief hoog. Volgens Peter van Driel, verantwoordelijk voor de publieke sector binnen PwC, moeten de verschillende Nederlandse overheden eraan werken om dit percentage te verhogen: «Als de Nederlandse publieke sector voldoet aan de meest strenge criteria voor deze 10 productgroepen kan dit maximaal leiden tot een CO2 reductie van ongeveer 94%.»

Bron: www.ezpress.eu/news/9764/ (artikel ingekort)

5. Extra inspanningen voor duurzaamheid

Het kabinet wil werk, bedrijvigheid en soliditeit herstellen in de context van behoud van sociale samenhang en bevorderen van een duurzame en innovatieve economie. Het neemt aanvullende initiatieven over de hele breedte van onderwerpen die in de Monitor Duurzaam Nederland aan de orde zijn gesteld. Een groot deel is van budgettaire aard, zoals aanvullende financiering om de 20%-doelstelling voor duurzame energie in 2020 te halen, voor een sloopregeling voor vervuilende auto’s en het bevorderen van energiebesparing. Daarnaast zijn ook niet budgettaire maatregelen relevant, zoals de Crisis- en herstelwet, die onder leiding van de Minister President zal worden ingediend.

Het kabinet heeft in Werken aan toekomst oog voor solidariteit tussen de verschillende groepen en sectoren, maar ook tussen de verschillende generaties, onder meer door maatregelen te nemen om de houdbaarheid van de collectieve voorzieningen te waarborgen. Het kabinet wil de economie niet herstellen in zijn oude toestand, maar de crisis benutten om doorgeschoten onevenwichtigheden weer in balans te brengen. Nederland kan beter voorbereid op de toekomst uit de crisis komen, als het de samenleving op cruciale punten, zoals onderwijs, arbeidsmarkt, duurzame energie, mobiliteit en steden, structureel versterkt.

De grootste problemen die er zijn (mondiale biodiversiteit en klimaat) lossen we echter niet op door alleen te focussen op wat we binnen de grenzen van Nederland kunnen doen. Onze verantwoordelijkheid ligt ook buiten onze grenzen, vooral met het oog op de grote hoeveelheid grondstoffen en goederen die Nederland importeert. Nederland heeft, samen met andere rijke landen, een verantwoordelijkheid voor het tegengaan van verder verlies van biodiversiteit en het beperken van de CO2-uitstoot. In EU-verband zal worden ingezet op het verkleinen van onze ecologische voetafdruk.

Aan het KADO-programma worden de volgende thema’s toegevoegd, met de in het kader vermelde doelen en resultaatbeelden:

5.1 Duurzame globalisering en klimaat

Om een impuls te geven aan een vorm van globalisering die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling moet effectief gebruik worden gemaakt van de internationaal opgebouwde posities in relevante fora. Hierbij kunnen«best practices» in eigen land internationaal onder de aandacht worden gebracht. Voorts wordt in multilateraal en Europees verband aandacht worden gevraagd voor het gebruik van non-trade concerns (NTC’s)1 – duurzaamheidvraagstukken in de context van handel, zoals zorgen over het milieu, respect voor mensenrechten en arbeidsnormen en dierenwelzijn – en zal de rol en inbreng van ontwikkelingslanden in het streven naar internationale duurzaamheid worden ondersteund. Ook in internationaal verband zal de aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen worden versterkt. Eén van de middelen is een Handvest voor Duurzaam Economisch Handelen. Daarnaast bestaat op grond van de OESO-richtlijnen in beginsel een mogelijkheid voor (organisaties van/voor) consumenten om informatie te vragen aan bedrijven onder andere op het vlak van productiewijzen en de mate waarin bedrijven verantwoordelijkheid nemen in de keten.

Lange termijndoelBevorderen van duurzame internationale ontwikkeling en het tot stand brengen van een nieuw klimaatakkoord, waarbij ontwikkelingslanden een effectieve inbreng hebben
Resultaatbeeld 2011– Een effectieve, eerlijke en alomvattende klimaatovereenkomst voor de periode na 2012 is tot stand gebracht en geïmplementeerd1. De EU draagt haar «fair share» bij aan de financiering van mitigatie en adaptatie, met name ten behoeve van de meest kwetsbare ontwikkelingslanden. De financiële architectuur ter ondersteuning van het internationaal klimaatbeleid is tot stand gebracht. – In het kader van het Initiatief Duurzame Handel (IDH) is een verbeterprogramma voor soja uitgevoerd, met als doel het draagvlak voor duurzaam geproduceerde soja in de sector te vergroten en daarmee de toekomstige implementatie van de Round Table-standaard voor duurzame soja te bevorderen. – In de Kabinetsbrief Non Trade Concerns en handelsbeleid is de inzet van het kabinet beschreven en vermeld welke resultaten worden beoogd op het gebied van internationale duurzaamheid op basis van multilaterale afspraken, waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van ontwikkelingslanden – Als vervolg op de G20 top in april jl., ondersteunt Nederland samen met Duitsland de vervolgdiscussie over het Handvest op het gebied van Duurzaam Economisch Handelen. – Bestaande OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen worden effectiever gebruikt bij de informatieverschaffing over productiewijzen en de mate waarin bedrijven verantwoordelijkheid nemen in de keten.

1 De Kabinetsreactie op het IBO «Toekomstig internationaal klimaatbeleid» en op internationale aspecten van WRR-rapport «klimaatstrategie-tussen ambitie en realisme», de nota Toekomstig internationaal klimaatbeleid (21 september 2007), de nota Internationaal Klimaatbeleid (29 april 2008), de instructie voor de Internationale klimaatconferentie te Poznan (17 november 2008) en Uitkomst klimaatconferentie Poznan, (13 februari 2009).

5.2. Biodiversiteit

De voortgaande aantasting van biodiversiteit wereldwijd en de daarmee gepaard gaande bedreiging van de productiviteit van ecosystemen vereisen een andere manier van consumeren en produceren. Het Rijk heeft recent het uitvoeringsprogramma biodiversiteit uitgebracht. Mede op initiatief van het bedrijfsleven is de taskforce biodiversiteit in het leven is geroepen. Deze heeft de opdracht gekregen een visie en plan van aanpak te ontwikkelen voor het verminderen van het beslag op natuurlijke hulpbronnen. Ook zal de taskforce aangeven wat Nederland kan doen voor het behoud van waardevolle ecosystemen in binnen- en buitenland. De taskforce gaat werken met platforms waarin betrokken organisaties samen maatregelen bedenken en proefprojecten starten. Het kabinet heeft de ambitie goede voorstellen snel in de praktijk te brengen.

Via het REDD-mechanisme (Reducing Emissions from Deforestation and forest Degradation) wordt een bijdrage geleverd aan het reduceren van emissies ten gevolge van ontbossing en bosdegradatie in ontwikkelingslanden.

Lange termijndoelVerder verlies van biodiversiteit in Nederland en daarbuiten als gevolg van het handelen van Nederland tot staan brengen
Resultaatbeeld 2011:– De taskforce heeft een langetermijn visie en transitieaanpak geformuleerd. Het kabinet heeft daarover een standpunt in genomen en de uitvoering gestart. – Het kabinet heeft bijgedragen aan het reduceren van emissies ten gevolge van ontbossing en bosdegradatie (REDD) in ontwikkelingslanden, door middel van medefinanciering van de Forest Carbon Partnership Facility van de Wereldbank, waarmee landen ondersteuning krijgen voor het opbouwen van noodzakelijke capaciteit, het opzetten van een institutioneel raamwerk en het ontwikkelen van een plan van uitvoering. Tevens heeft het kabinet met de financiering van enkele demonstratieprojecten in Bolivia, Indonesië, Mali en Tanzania bijgedragen aan het opdoen van ervaring met REDD op lokaal en regionaal niveau. – Het voorstel voor het Green Development Mechanism is ingebracht op de biodiversiteitstop in 2010 (COP-CBD) in Japan en is een begin gemaakt met de realisatie. – Het Uitvoeringsprogramma biodiversiteit is volgens planning uitgevoerd.

5.3. Innovatie voor duurzame ontwikkeling

Innovatie is onmisbaar voor een transitie naar een duurzame samenleving. Het verbetert bovendien de concurrentiekracht. Nederland wil zijn sterke punten uitbuiten. Het kabinet heeft geld uitgetrokken om een verdere impuls aan Duurzaam ondernemen te geven. Meer specifiek wil Nederland op het gebied van de biobased economy1 in de wereld een rol van betekenis vervullen. Voor deze ontwikkeling is een samenspel van de agro-industrie, de chemie en de logistieke sector van belang. Dit zijn drie sectoren waar Nederland sterk in is. In de biobased economy is de productie van chemicaliën, materialen en energie voor een aanzienlijk deel gebaseerd op groene grondstoffen. Op deze wijze kunnen substantiële reducties van CO2 worden bereikt.

25 februari 2009: Rotterdam benoemt klimaatdirecteur

Als eerste grote Nederlandse gemeente benoemt Rotterdam een klimaatdirecteur. Zo wil de gemeente de oorzaken en gevolgen van de klimaatverandering sneller en efficiënter aanpakken en de commerciële kansen daarvan beter benutten. De programmadirecteur Klimaat is verantwoordelijk voor de verdere vormgeving en uitvoering van de gemeentelijke inbreng in het Rotterdam Climate Initiative, Rotterdam Climate Proof (het klimaatadaptatieprogramma) en het Rotterdam paviljoen op de World Expo Shanghai 2010. De samenhang van het complete klimaatsdossier wordt daarmee versterkt en de uitvoering en realisatie versneld. Directeur Paula Verhoeven: «het klimaatdenken moet in alle haarvaten van de gemeentelijke organisatie een rol spelen. Ik ben er trots op dat Rotterdam de visie en durf heeft toonaangevend te willen zijn als het gaat om klimaatdenken. De opgaven zijn groot maar bieden ook zeer veel kansen voor de verdere ontwikkeling van stad en haven. Zeker omdat Rotterdam het gehele klimaatdossier aanpakt: we werken hard aan het beïnvloeden van de oorzaken én de gevolgen van de klimaatveranderingen. Met als resultaat een gezonde stad waar het prettig is om te wonen. Bovendien leidt onze aanpak van het klimaatdossier ook tot extra economische kansen.»

Bron: Bestuursdienst Gemeente Rotterdam

Een ander terrein is de elektrische auto. In Nederland is veel kennis voorhanden om de elektrische auto binnen afzienbare tijd in ons dagelijks leven een plek te geven. Kennis daarover is nu nog verspreid. Het kabinet maakt zich er sterk voor om deze kennis te bundelen in een consortium en initiatieven tot uitvoering te brengen.

Lange termijn–doelInnovatie draagt bij aan duurzame ontwikkeling van de samenleving.
Resultaatbeeld 2011:– Biobased economy. Met het Innovatieprogramma Groene Grondstoffen van de Maatschappelijke Innovatieagenda Energie wordt een belangrijke impuls gegeven aan de ontwikkeling van de biobased economy. – De FES-projecten Innovatie, Ruimtelijk-economisch Beleid en Milieu en duurzaamheid worden versneld uitgevoerd. – Duurzaam ondernemen en duurzame agrarische sector. Het kabinet trekt een bedrag van 60 miljoen euro uit om duurzaam ondernemen in het algemeen te bevorderen en nog eens 50 miljoen voor de agrarische sector. – Kennis voor duurzame ontwikkeling • De kennistrajecten rond klimaatadaptatie zijn goed op gang gekomen. • Als uitvloeisel van de verkenning Schaarste & Transitie zijn de geïdentificeerde kennisvragen opgepakt door de kennis- en adviesinstellingen en zijn nieuwe inzichten waar mogelijk al meegenomen in internationale onderhandelingen.

Bovendien worden de bestaande KADO-thema’s aangevuld met de volgende resultaatbeelden.

Duurzame energieAanvullende resultaten 2009–2011: – In de SDE-tender is 500 MW extra capaciteit wind op zee gecommitteerd. – De SDE-regeling zal ruimer en robuuster worden gefinancierd uit een opslag op het elektriciteitstarief. Daarmee wordt langjarige zekerheid gegeven over de beschikbaarheid van voldoende middelen voor de bijdrage van de SDE aan het bereiken van de ambitie van 20% duurzame energie in 2020. Bij de vormgeving zijn koopkrachteffecten en budgettaire beheersbaarheid meegewogen.
Duurzaam bouwenAanvullende resultaten 2009–2011: – In 2009 is bepaald hoe de € 320 miljoen die in het aanvullend beleidsakkoord extra is vrijgemaakt voor energiebesparing in gebouwen, zal worden ingezet – Er is in 2009 een akkoord met gemeenten en provincies gesloten over maatregelen die de overheden gezamenlijk in gang zetten. – De uitvoeringsalliantie «klimaatbestendige steden» met de G4 is opgericht en er is een actieprogramma opgesteld (2009) en in uitvoering (2010–2011), gericht op een duurzame en toekomstbestendige stedelijke inrichting. – In 2009 is het Programma duurzame gebiedsontwikkeling opgesteld, waarin het kabinet zijn visie op een aanpak van duurzame gebiedsontwikkeling heeft neergelegd en, in samenspraak met koplopers en in wisselwerking met de praktijk, een actieprogramma geformuleerd. – Met het oog op gezonde leefomgeving worden in samenwerking tussen bedrijfsleven, overheid en kennisinstituten in 2009 twee pilots gestart om criteria voor een «gezond ontwerp leefomgeving» te kunnen vastleggen.

In de komende periode begint de discussie over de herziening van de Europese Duurzaamheidstrategie, mede in verband met de herziening van de Lissabonstrategie. Het kabinet zet voor beide in op een Europese rol als voortrekker en voorbeeld van mondiale duurzame ontwikkeling.

6. Verdere stappen KADO

Het kabinet heeft met Werken aan toekomst het beleidskader geschetst waarmee flinke aanvullende stappen worden gezet richting duurzaamheid. In de komende tijd moet blijken dat het vergroenen en versterken van de economie, het scheppen van arbeidsplaatsen en het oplossen van mondiale vraagstukken hand in hand kunnen gaan. Dit vraagt betrokkenheid en vastberadenheid. En het vraagt samenspel tussen overheid, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers.

De maatschappelijke dialoog gericht op maatschappelijk verantwoord consumeren en produceren, zal worden voortgezet en geïntensiveerd. Het is verheugend, dat velen hierin een rol willen hebben. Het kabinet zal de SER vragen een rol in te spelen en aan te geven welke conclusies hij trekt uit de Monitor Duurzaam Nederland en welke mogelijkheden hij ziet – ook in het licht van de economische crisis – om de transitie naar een duurzame economie verder te brengen. Het kabinet neemt deel aan initiatieven in de samenleving, zoals de nationale Dag van de Duurzaamheid, die dit jaar op 9/9/9 op initiatief van het Urgenda-platform zal worden georganiseerd. Tijdens deze dag staan duurzaamheidinitiatieven centraal. Bewindspersonen en ambtenaren gaan in gesprek met bedrijven, overheden, particulieren en maatschappelijke organisaties. De ervaringen uit het veld vormen een inspiratiebron en worden benut om het duurzaamheidbeleid waar nodig aan te scherpen en verbindingen te leggen.

Actuele gebeurtenissen, zoals de klimaatconferentie in Kopenhagen, worden aangegrepen om het maatschappelijke debat over duurzaamheid verder aan te jagen en als kabinet het belang van duurzame ontwikkeling te onderstrepen.

In Werken aan toekomst heeft het kabinet aangegeven, dat de noodzakelijke aandacht voor de economische crisis op korte termijn moet én kan worden benut om ook de structurele agenda voor de lange termijn gezamenlijk op te pakken. We willen niet op de pof leven en geen hypotheek op de toekomst leggen. Er is een wereld te winnen!

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. G. Koenders


XNoot
1

Verschenen op 10 februari 2009, opgesteld door CBS, CPB, PBL en SCP.

XNoot
2

De voortgangsrapportage over de Kabinetsbrede Aanpak Duurzame Ontwikkeling (KADO) is aangekondigd in de brief van 16 mei 2009; Kamerstukken II, 2007–2008, 30 196, nr. 32.

XNoot
1

Monitor Duurzaam Nederland, p. 123.

XNoot
2

Voor de Randstad heeft het kabinet een ruimtelijk toekomstperspectief vastgelegd in de Structuurvisie Randstad 2040. De keuzes passen bij aanbevelingen uit Nederland Later (MNP, 2007) en zijn beoordeeld duurzaamheids- en milieueffecten. Met name de verstedelijkingsstrategie in combinatie met de mobiliteitskeuzes én de inzet met betrekking tot groen en blauw (naar een «Groenblauwe Delta») dragen daar aan bij. Zie Tweede Kamer, Vergaderjaar 2008–2009, 31 089, nrs. 21, 26, 27, 28 en 29.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Cradle to cradle is een ontwerpconcept dat past in duurzame ontwikkeling: producten, bouwwerken en fysieke structuren moeten zodanig worden ontworpen dat ze volledig kunnen worden hergebruikt, in biologische zin dan wel in technische zin.

XNoot
1

De kabinetsvisie over Non Trade Concerns en handelsbeleid wordt een dezer dagen door staatssecretaris Heemskerk naar de Tweede Kamer gezonden.

XNoot
1

Overheidsvisie op de bio-based economy in de energietransitie, TK 2007–2008, 29 575, nr. 16.

Naar boven