30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 555 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 augustus 2017

Met deze brief informeer ik u over twee toezeggingen betreffende biobrandstoffen.

Toezegging ketenverantwoordelijkheid

In de brief van 8 september 20161 heb ik naar aanleiding van de Quick scan dubbeltelling biobrandstoffen toegezegd te laten onderzoeken of er voor biobrandstoffen op nationaal niveau ketenaansprakelijkheid kan worden geïntroduceerd. De conclusie van dit onderzoek (zie bijlage)2 is dat de Europese regelgeving lidstaten de ruimte biedt om eisen te stellen aan de keten, maar dat invoeren van ketenaansprakelijkheid in verband met de duurzaamheidseisen amper een toegevoegde waarde heeft. Dit komt omdat niet aan twee voorwaarden voldaan kan worden. Zo heeft de Nederlandse toezichthouder niet de mogelijkheid om fysiek de grondstoffen vanaf de eerste schakel te controleren, omdat het overgrote deel van de grondstoffen niet uit Nederland afkomstig is. Verder is het systeem er niet op gericht om fysiek vast te kunnen stellen of grondstoffen en biobrandstoffen overeenkomen met de kenmerken op de duurzaamheidsverklaringen. Dit is direct het gevolg van de massabalanssystematiek in de Europese Richtlijn hernieuwbare energie3, die het mengen van grondstoffen en biobrandstoffen binnen een bedrijfslocatie toestaat. Dit betekent dat de duurzaamheidskenmerken in de verklaringen die betrekking hebben op een specifieke levering biotische grondstoffen of biobrandstoffen niet overeen hoeven te komen met de duurzaamheidskenmerken van de fysieke levering. Dit maakt fysieke controle in de keten onmogelijk. Uiteraard geldt wel dat het totaal van in- en uitgaande stromen met bijbehorende duurzaamheidskenmerken aan elkaar gelijk moet zijn.

Toezegging Europese implementatie Richtlijn hernieuwbare energie

Tijdens het AO Milieuraad van 14 juni 2016 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 644) heb ik toegezegd uw Kamer informatie toe te sturen over de wijze waarop de bijmenging van biobrandstoffen in Europa geregeld is. In de bijlage van de impact assessment die voor herziening van de Richtlijn hernieuwbare energie (post 2020) in opdracht van de Europese Commissie is uitgevoerd, is een lijst opgenomen waaruit blijkt op welke wijze de lidstaten de hernieuwbare energiedoelstellingen voor vervoer hebben geïmplementeerd4. In dit overzicht is nog niet de implementatie van de ILUC-richtlijn5 meegenomen, omdat de meeste lidstaten net als Nederland daar druk mee bezig zijn.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Kamerstuk 30 196, nr. 472

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Richtlijn 2009/28/EG van het Europees parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L140)

X Noot
5

Richtlijn 2015/1513 van het Europees parlement en de Raad van 9 september 2015 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen

Naar boven