30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 550 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2017

Hierbij stuur ik u de door de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) opgestelde jaarrapportage Hernieuwbare energie vervoer in Nederland 20161. Uit de jaarrapportage blijkt dat de brandstofleveranciers aan hun wettelijke verplichting hebben voldaan.

Uit het register van de NEa blijkt dat in Nederland in 2016 geen biobrandstoffen uit palmolie en sojaolie zijn bijgemengd. Biodiesel bestond bijna geheel uit dubbel tellende geavanceerde biobrandstoffen, vooral uit gebruikt frituurvet. Van de jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer is dan ook 80% gehaald door inzet van deze geavanceerde biobrandstoffen. Dat betekent een stijging ten opzichte van de 72% in 2015 (dit is inclusief dubbeltelling). Op basis van de werkelijke energie-inhoud stijgt het aandeel van 56% in 2015 naar 66% in 2016. Uit de jaarrapportage blijkt dat het aandeel van de meest geavanceerde biobrandstoffen in de totale brandstofmix in 2016 0,2% was (op basis van de werkelijke energie-inhoud). Dit is gelijk aan het percentage in 2015. Een voorbeeld van een zeer geavanceerde biobrandstof is biogas geproduceerd uit stedelijk afval en zuiveringsslib. Samen vormt dit bijna een kwart van het totaal van de categorie «meest geavanceerd». Het aandeel conventionele biobrandstoffen is gedaald tot 1,4% en bestaat bijna geheel uit bioethanol. In 2016 is voor de eerste keer biokerosine in het Register Energie voor Vervoer ingeboekt. Het betreft kleine hoeveelheid, maar een belangrijke ontwikkeling, aangezien biokerosine momenteel het enige alternatief is voor fossiele kerosine.

Doordat er in 2016 meer dubbel tellende biobrandstoffen zijn ingezet is dit jaar voor het eerst de fysieke hoeveelheid gedaald en wel met 1,3%. Deze afname is geen verklaring voor de recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Uit die laatste cijfers blijkt dat er in 2016 minder biobrandstoffen zijn uitgeslagen naar de Nederlandse markt dan op basis van de gegevens uit 2016 in het Register Energie voor Vervoer verwacht zou mogen worden. In mijn Kamerbrief van 8 september 20162 heb ik aangegeven dat een wijziging van de regelgeving in 2015 de mogelijke oorzaak kan zijn van een dergelijk verschil. Op dit moment ben ik met de NEa, het CBS en het bedrijfsleven in gesprek op welke manier het verschil het beste kan worden verkleind. Daarbij wil ik de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en de overheid zoveel mogelijk beperken. Voor het einde van het jaar informeer ik u hoe ik dit definitief wil regelen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 30 196, nr. 472

Naar boven