30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 539 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 februari 2017

Tijdens het algemeen overleg Handels- en investeringsbevordering op 26 januari 2017 (Kamerstuk 26 485, nr. 240) heeft het kabinet uw Kamer toegezegd een brief te sturen over de impact van de import van palmolie op ontbossing en de verduurzaming van palmolie, onder andere via de RSPO (de Round table for Sustainable Palm Oil; de Rondetafel voor duurzame palmolie).

Recent hebben enkele NGOs gepleit voor een boycot op palmolie als oplossing voor ontbossing. Ontbossing is een groot probleem. Van 1990 tot 2015 verdween 150 miljoen hectare tropisch bos. In deze periode werd ongeveer 17 miljoen hectare palmolie geplant, deels ten koste van bos1. Daarmee is palmolie een relevante factor voor ontbossing. Het kabinet onderschrijft de oproep tot een boycot echter niet, omdat een boycot geen adequate strategie is om het probleem van ontbossing en verduurzaming van palmolie te adresseren.

Palmolie is een relatief efficiënt gewas: één hectare palmolieplantage levert ongeveer vijfmaal zoveel olie op als een hectare raapzaad- of zonnebloemolie. Ondanks dat palmolie 38,7 procent van alle plantaardige olieproductie vertegenwoordigt, gebruikt het slechts 6,6 procent van datzelfde land (soja-, raapzaad-, katoenzaad- en zonnebloemolie nemen mondiaal allen veel meer land in beslag)2. Vervanging van palmolie door andere oliesoorten legt derhalve beslag op meer land. Ook de eigenschappen van palmolie (smaak, structuur) maken dat deze niet zomaar vervangen kan worden door bijvoorbeeld olijfolie.

Daar komt bij dat in de grootste producentenlanden (Indonesië, Maleisië, Papua-Nieuw Guinea, Thailand) ruim veertig procent van het palmolieareaal in gebruik is bij kleine boeren. Het gaat hierbij om miljoenen kleine producenten. Een boycot op palmolie zal deze kleine partijen mogelijk hard treffen.

Het kabinet ziet de oplossing in een integrale palmolieaanpak gericht op verduurzaming. In deze aanpak steunt het kabinet processen richting de verduurzaming aan zowel de aanbod- als de vraagzijde, en zowel nationaal als internationaal. Aan de aanbodzijde van palmolie speelt RSPO-certificering een belangrijke rol. In 2004 hebben bedrijven, telers en maatschappelijke organisaties zich verenigd in de RSPO om gezamenlijk tot een vrijwillige, private standaard voor verduurzaming van de palmolieteelt te komen. In dit platform werken inmiddels ruim 3.000 partijen samen. Van alle wereldwijde palmolie werd eind 2016 twintig procent geteeld volgens de criteria van de RSPO. In het afgelopen decennium is de standaard van de RSPO diverse malen herzien, waarbij de lat steeds hoger is gelegd en ook het toezicht op de naleving is verbeterd. Het kabinet beschouwt de RSPO als een van de hoogste standaarden voor duurzame palmolie en draagt hieraan bij via strategische partners die producenten helpen hun productie te verduurzamen en certificeren.

Een inzet op RSPO-certificering alleen is niet dé oplossing voor alle duurzaamheidsvraagstukken rondom palmolie. Overheden van de producerende landen spelen een belangrijke rol in het invoeren en handhaven van wetgeving voor duurzame palmolie en bosbeheer. Hoewel het kabinet zich blijft inzetten voor de RSPO standaard, is het goed te realiseren dat landen als Indonesië en Maleisië van mening zijn dat hun eigen nationale standaarden ook serieuze overweging verdienen en dat zij pleiten voor convergentie van RSPO en hun standaarden Indonesian Sustainable Palm Oil (ISPO) en Malaysian Sustainable Palm Oil (MSPO). Het kabinet zet daarom economische diplomatie in om de dialoog aan te gaan met deze overheden, zoals bijvoorbeeld recent tijdens de handelsmissie naar Indonesië. Ook financiert het kabinet NGOs zoals Solidaridad, Milieudefensie en International Union for the Conservation of Nature (IUCN) die zich in producerende landen inzetten voor betere wet- en regelgeving op het gebied van ontbossing, landrechten en arbeidsomstandigheden.

In aanvulling daarop verbindt het kabinet de verduurzaming van palmolie met andere grondstoffenketens door de zogenaamde «landschapsaanpak». Via het Initiatief Duurzame Handel (IDH), World Wildlife Fund en Hivos worden lokale overheden in onder andere Indonesië ondersteund om in samenwerking met lokale organisaties groene groeiplannen te ontwikkelen. Deze richten zich op een integrale aanpak van bosbeheer, palmolie, papier en pulpproductie. Zo gebruiken de gouverneurs in Zuid-Sumatra en West-Kalimantan deze groene groeiplannen om alle activiteiten van bedrijven, NGOs en overheden in hun provincies te coördineren.

Tot slot werkt het kabinet aan de verduurzaming van de vraag naar palmolie.

Op dit moment wordt er wereldwijd meer duurzame (RSPO) palmolie geproduceerd dan verkocht. In Nederland werd in 2015 84 procent van alle palmolie duurzaam (RSPO-gecertificeerd) ingekocht en ligt het bedrijfsleven op koers om voor 2020 honderd procent duurzame palmolie in te kopen. Hiermee behoort Nederland tot de mondiale koplopers in de verduurzaming van palmolie. Daarom richt het kabinet haar aandacht ook op andere overheden, zowel binnen Europa als op andere grote palmoliegebruikers zoals China.

Binnen Europa is Nederland de initiatiefnemer van de Amsterdam Verklaringen voor «100% voor duurzame palmolie in 2020» en «het tegengaan van ontbossing vanuit handelsketens». In 2016 hebben zich twee nieuwe landen hierbij aangesloten waardoor dit initiatief nu gesteund wordt door Duitsland, Denemarken, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Noorwegen en Nederland. Nederland blijft – samen met deze landen – werken aan uitbreiding van de groep.

In China richt het kabinet zich op het palmolieverwerkende bedrijfsleven via de – door Nederland opgerichte – China Sustainable Palm Oil Working group. Hierin deelt Nederland kennis en ervaring over duurzame palmolie met belangstellende Chinese partijen. Deze partijen hebben eind november ook deelgenomen aan de Rondetafel over duurzame palmolie die het kabinet organiseerde tijdens de handelsmissie naar Indonesië. Het doel hiervan is om Chinese partijen te motiveren om ook over te gaan tot inkoop van duurzame palmolie. De Europese en Chinese markt gebruiken samen dertig procent van alle palmolie. Als beide regio’s volledig duurzame palmolie inkopen, is dat een ware markttransformatie naar volledig duurzame palmolie.

Het kabinet is van mening dat dit beleid gericht op verduurzaming langs vier lijnen (nationaal, internationaal en aan vraag- en aanbodzijde) goede kansen biedt om de ambities voor duurzame palmolie op afzienbare termijn waar te maken. Een boycot daarentegen zou – ongetwijfeld onbedoeld – juist de zwaksten in de productieketen het hardst raken en doet geen recht aan alle energie die in de verduurzaming van de palmolieproductie wordt gestoken.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen


X Noot
1

Onderzoek van het Koninklijk Tropenbos Instituut toont aan dat tussen 1990 en 2010 het palmolieareaal in Indonesië, Maleisië en Papoea Nieuw Guinea toenam met 9,6 miljoen hectare, waarvan 3,5 miljoen hectare (36%) ten koste van bos; 397.000 hectare hiervan betrof «onaangetast bos». Zie ook: Gunarso, P, et al (2013) Oil palm and land use change in Indonesia, Malaysia and Papua New Guinea

Naar boven