30 196
Duurzame ontwikkeling en beleid

31 700 XI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) en van de begrotingsstaat van het Waddenfonds voor het jaar 2009

nr. 51
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 maart 2009

Tijdens de behandeling van de VROM-begroting op 18 en 20 november jl. door uw Kamer is een motie aangenomen over duurzaam inkopen (motie Spies, Tweede Kamer, 2008–2009, 31 700 XI, nr. 53).

In deze motie wordt de regering verzocht om uiterlijk in het eerste kwartaal van 2009 en voordat de criteria definitief worden de Kamer over de inhoud en de voortgang van het proces te informeren. Daarnaast wordt de regering gevraagd om aan te geven in hoeverre de criteria voor duurzaam inkopen kunnen worden aangesloten bij gangbare «dynamische» keurmerken en bij welke productgroepen relatief gezien de meeste duurzaamheidswinst te halen is.

Ik stel het op prijs u tussentijds kort te informeren over de voortgang met de uitvoering van deze motie.

Bij de behandeling van de motie heb ik aangegeven dat ik deze motie zie als een ondersteuning van het beleid. Verder ben ik toen kort ingegaan op het onderwerp keurmerken en heb ik aangegeven dat het tegen de Europese regels is te werken met keurmerken. Dat geldt naar verwachting in beginsel ook voor dynamische keurmerken. Dit omdat het bezwaar vanuit Europa niet zo zeer betrekking heeft op het al dan niet dynamisch karakter van keurmerken. Het bezwaar van het voorschrijven van een specifiek keurmerk ligt in het impliciet uitsluiten van andere manieren om aan te tonen dat aan criteria van duurzaamheid wordt voldaan. Dat neemt niet weg dat het de moeite waard is te onderzoeken in welke mate Brussel bereid is mee te denken met oplossingen waarin, meer dan thans voorzien, ruimte is voor dynamische keurmerken. De gesprekken hierover zullen op korte termijn worden opgestart. Ik verwacht dat ik u terzake bij het verschijnen van de tweede voortgangsrapportage duurzaam inkopen, waarop ik in het slot van deze brief nader terugkom, verder zal kunnen informeren.

Met de nu voorliggende brief informeer ik u verder over lopend onderzoek en een aantal reeds langer lopende maar voor het grootste deel nog niet afgeronde, activiteiten die verband houden met de punten die in de motie naar voren komen.

Vooraf hecht ik eraan nog eens op te merken, dat ik het tot stand brengen van zo ambitieus mogelijke duurzaamheidcriteria en het bevorderen van de zo breed mogelijke toepassing daarvan, beschouw als één van de speerpunten van mijn beleid. Met genoegen stel ik vast dat bij veel inkopende partijen enthousiasme bestaat om de duurzaamheidcriteria toe te passen.

Al eerder heb ik een extern bureau gevraagd om een onderzoek te doen naar de effecten van duurzaam inkopen. Het onderzoek moet gegevens opleveren over de effecten van duurzaam inkopen op de markt (treden er wellicht verschuivingen op in het aanbod), de effecten op het milieu (bijvoorbeeld in welke sectoren wordt de meeste duurzaamheidwinst behaald) en mogelijke andere aspecten. Dit onderzoek zal naar verwachting in maart kunnen worden afgerond.

Een ander relevant gegeven is het tweejaarlijks monitoringonderzoek waarbij wordt onderzocht hoe overheden de afgelopen periode de ontwikkelde duurzaamheidcriteria m.b.t. een aantal productgroepen waarvan de criteria al beschikbaar waren, in de praktijk hebben toegepast. Daarbij komt ook meer inzicht beschikbaar in de algemene attitude van overheden m.b.t. duurzaam inkopen. Ook hier verwacht ik de definitieve resultaten binnen korte tijd te ontvangen. Deze zal ik u z.s.m. separaat toezenden.

Vervolgens is van belang dat inmiddels voor de meeste van de 80 productgroepen de duurzaamheidcriteria beschikbaar zijn. Zoals u bekend, geschiedt vaststelling van duurzaamheidcriteria door de Stuurgroep Duurzame Bedrijfsvoering Overheden waarin alle overheden waarvoor criteria worden ontwikkeld, vertegenwoordigd zijn (zie ook mijn brief van 25 maart 2008, TK 2007–2008 Kamerstuk 30 196, nr. 21, waarin het proces van de totstandkoming van criteria wordt beschreven). In maart a.s. zal het proces van opstelling van criteria zijn afgerond en zullen naar verwachting de duurzaamheidcriteria voor alle productgroepen beschikbaar zijn. Dat betekent dat er in de praktijk mee gewerkt kan worden. Ik spreek hier liever niet van definitieve criteria omdat dat suggereert dat individuele overheden daarvan niet kunnen afwijken en bovendien dat ze voor langere tijd vast liggen. Ook dat laatste is niet het geval omdat nu al, parallel aan de afronding van de eerste versie van de criteria, wordt bezien hoe de criteria de komende tijd kunnen worden herzien. Daarbij gaat het om:

• een actualisering van de criteria,

• de aanpassing van de eisen aan de laatste ontwikkelingen, zodat zo veel mogelijk innovatie kan worden gestimuleerd,

• de eventuele mogelijkheden van dynamische criteria,

• meer algemene verbeteringen in de formulering,

• een eventuele wijziging in het proces van opstelling van criteria onder meer in relatie tot de betrokkenheid van stakeholders.

Verder is onlangs verschenen een rapport van de Europese Commissie over duurzaam inkopen in zeven koploperlanden van de Europese Unie, waaronder Nederland; voor uw informatie is een kopie bijgevoegd.1 Een eerste globale beschouwing van dit rapport levert op dat Nederland qua effectiviteit van duurzaam inkopen bij de reductie van CO2-emissies, met afstand, het beste scoort. Met betrekking tot de implementatie scoort ons land in dit rapport overigens laag. Dat is ook niet onlogisch omdat het rapport betrekking had op de jaren 2006 en 2007, toen er in Nederland nog maar in beperkte mate sprake was van duurzaam inkopen. Verder werden in het onderzoek de prestaties langs de meetlat van de EU-criteria gelegd, maar deze wijken op belangrijke punten af van die van Nederland.

Tot slot noem ik u nog een onderzoek van de Algemene Rekenkamer waarin wordt bezien welk beleid het Rijk heeft ontwikkeld om de doelstelling m.b.t. duurzaam inkopen in 2010 te halen en hoe de toepassing daarvan in de inkooppraktijk verloopt. De resultaten van dat onderzoek zijn nog niet beschikbaar.

Eerder heb ik uw Kamer toegezegd halfjaarlijks te rapporteren over de voortgang van het beleid. De eerste voortgangsrapportage heb ik u gezonden bij brief van 14 november jl. (TK 2008–2009, 30 196, nr. 44).

Dat betekent dat de tweede voortgangsrapportage in mei a.s. beschikbaar is. Ik stel mij voor u bij die gelegenheid over de overige zaken die ik in het voorgaande heb genoemd en over de verdere voortgang van het proces te informeren. Daarbij zal ik u eveneens een meer integrale visie geven op alle onderwerpen die in de motie aan de orde worden gesteld en tevens uw meer specifieke vragen beantwoorden.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven