30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 248 HERDRUK1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juni 2014

Met genoegen bied ik u hierbij, mede namens de Minister voor Wonen & Rijksdienst en de Staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu, de eerste Voortgangsrapportage aan die de Voorzitter van de SER op 20 juni ontving uit handen van de Voorzitter van de Borgingscommissie van het Energieakkoord voor Duurzame Groei2.

Het Energieakkoord voor Duurzame Groei is een uniek Nederlands product waaraan vele partijen hebben gewerkt. Het dient twee doelen: het realiseren van zowel een duurzame energiehuishouding als groene groei. Daaraan hebben de bijna 50 partijen in het Energieakkoord zich verbonden. Met het ondertekenen van het akkoord hebben we een onomkeerbare stap gezet op de weg naar een duurzame energiehuishouding.

De doelen in het Energieakkoord staan vast en zijn niet heronderhandelbaar. Enkele belangrijke doelen zijn: gemiddeld 1,5% energiebesparing per jaar en 100PJ finale energiebesparing in 2020; 14% duurzaam opgewekte energie in 2020 en 16% in 2023; een positie in de top-10 van de Clean Tech Ranking in 2030; 15.000 nieuwe voltijdsbanen.

Het Energieakkoord is zowel een product als een proces. Iedere partij is verantwoordelijk voor de uitvoering van de onderdelen waarvoor die betreffende partij het trekkerschap op zich genomen heeft. Gezamenlijk zijn de partijen verantwoordelijk voor het halen van de doelen en het succesvol uitvoeren en uitwerken van het totale akkoord. Daarom vormen de partijen gezamenlijk de Borgingscommissie.

De uitvoering van het Energieakkoord is op gang gekomen. Op dit moment ligt het accent op het scheppen van de juiste voorwaarden voor het bereiken van de doelen. Voorwaarden scheppen is vaak een taak voor het Rijk. Inmiddels is een aantal voorwaardenscheppende instrumenten gerealiseerd. Ik noem enkele in het oog springende voorbeelden:

  • Per 1 januari 2014 is het verlaagd tarief van energiebelasting voor het opwekken van lokale energie in werking getreden. Leden van coöperaties en verenigingen van eigenaren krijgen een belastingkorting van 7,5 cent/kWh op hun gezamenlijk opgewekte hernieuwbare energie.

  • Het Nationaal Energiebespaarfonds is opgericht. Het verstrekt goedkope leningen aan eigenaar-bewoners voor energiebesparing in hun woning. Het Nationaal Energiebespaarfonds is gevuld met geld van het Rijk (75 miljoen euro), de Rabobank (175 miljoen euro) en de ASN Bank (50 miljoen euro).

  • Dit fonds legt een basis voor verhoging van de werkgelegenheid in de bouw, lagere energierekeningen voor bewoners en meer energiebesparing in de gebouwde omgeving.

  • De eerste «erkende maatregellijsten» voor energiebesparing, waaraan bedrijfsleven en overheden samen hebben gewerkt, zijn gereed. De lijsten zijn voor en door het bedrijfsleven opgesteld. Dit zorgt voor een goede aansluiting op de situatie in betrokken sectoren en verzekert dat het gaat om rendabele besparingen. De lijsten maken onderdeel uit van de vierde tranche van wijzigingen van het Activiteitenbesluit en worden binnenkort naar de Tweede Kamer gestuurd.

De Borgingscommissie geeft drie punten mee die op korte termijn aandacht behoeven. Ik geef hieronder kort aan hoe deze punten worden aangepakt.

  • 1. Sluiten van de kolencentrales uit de jaren tachtig: voor de kolencentrales hebben partijen een technische commissie bij de SER ingesteld die alle opties onderzoekt om tot een alternatieve uitwerking te komen. Partijen zijn in gesprek over een alternatieve regeling, waarbij rekening wordt gehouden met de onderling samenhangende afspraken in het Energieakkoord en volledig recht wordt gedaan aan het mededingingskader. Partijen verwachten er voor de zomer uit te komen.

  • 2. Uitvoering van het verlaagd tarief van energiebelasting voor het opwekken van lokale energie: er is regelmatig overleg tussen EZ en andere betrokken partijen bij lokale energieopwekking. Dit overleg is bedoeld om kennis uit te wisselen en knelpunten te signaleren en waar mogelijk op te lossen. Waar relevant, zullen we de uitkomsten verwerken in onder andere regelgeving en het nieuwe Belastingplan.

  • 3. Betrekken van omwonenden en andere direct betrokkenen bij de besluitvorming rond windenergie op land: er gebeurt veel om de betrokkenheid bij de besluitvorming rond wind op land te versterken. Het Rijk vult de formeel geregelde planparticipatie actief in door omwonenden en andere betrokkenen in een vroeg stadium uit te nodigen en te informeren. Andere overheden wordt gevraagd hetzelfde te doen. Bovendien wordt bevorderd dat initiatiefnemers financiële participatie in hun plannen mogelijk maken. Tot slot wordt eraan gewerkt om actieve participatie te verankeren in de gedragscode van de sector. De sector geeft aan dat de gesprekken hierover zich in de afrondende fase bevinden.

Het scheppen van voorwaarden is essentieel, maar een eerste stap. Het is aan marktpartijen, overheden, NGO’s en consumenten om deze voorwaarden en mogelijkheden te benutten voor het realiseren van feitelijke productie van duurzame energie, energiebesparing en daarmee groene groei. Ik geef u een voorbeeld van de manier waarop partijen dat doen:

Een brede coalitie van bedrijfsleven en milieuorganisaties heeft «Kleur uw gemeente groen» ontwikkeld. Dat is een one-stop-shop-aanpak ter ondersteuning van regionale/lokale initiatieven om eigenaar-bewoners te stimuleren hun woning energiezuiniger te maken. Deze aanpak is in verschillende varianten al toegepast in onder meer Hardenberg, Dedemsvaart, Goes en Den Haag.

In de praktijk van de uitvoering van het Energieakkoord kunnen onduidelijkheden, uitdagingen en zelfs problemen ontstaan. Ik vertrouw erop dat we in de Borgingscommissie optimale manieren vinden om deze praktijksignalen te benutten voor het verder verbeteren van deze voorwaarden, en de gevonden oplossingen om te zetten in «best practices».

Naar mijn mening hebben partijen gezamenlijk een goede start gemaakt met vele onderdelen van het Energieakkoord.

Ik vertrouw erop dat de rapportage van volgend jaar de eerste effecten laat zien: groei in de productie van hernieuwbare energie, feitelijke energiebesparing en nieuwe «groene» banen.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

I.v.m. een correctie in de aanhef en ondertekening.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven