30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 197 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juni 2013

Naar aanleiding van het stenografisch verslag van het ordedebat van 30 mei jl. informeer ik u, mede namens de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,via deze brief over de stand van zaken van het SER-traject om te komen tot een Energieakkoord voor duurzame groei. Tevens informeer ik u over de voorziene betrokkenheid van de Tweede Kamer, zoals toegezegd tijdens het AO over het parlementair onderzoek «Kosten en effecten klimaat- en energiebeleid» op diezelfde dag.

Het kabinet heeft vanaf het begin steun uitgesproken voor het traject om te komen tot een nationaal energieakkoord. Uw Kamer is hierover per brief geïnformeerd op 28 november 2012 en 12 maart 2013.1 Het kabinet beschouwt een Energieakkoord voor duurzame groei als een aanvulling op haar strategie om tot een samenhangende langjarige aanpak voor de energietransitie te komen met een breed draagvlak in parlement en samenleving.

Vanaf het begin van het traject heeft het kabinet vijf uitgangspunten gehanteerd.

  • a. Aansluiting bij het regeerakkoord, financiële kaders en fiscale randvoorwaarden. Het akkoord dient onder meer geen (fiscale) maatregelen te bevatten die leiden tot een lastenverzwaring of tot extra uitgaven voor de overheid waarvoor geen adequate dekking bestaat. Voorts dient het akkoord in lijn met de Fiscale agenda2 per saldo niet te leiden tot verdere complicering van het fiscale stelsel (stijging uitvoeringskosten of administratieve lasten).

  • b. Het akkoord dient bij te dragen aan groene groei en ambitieus internationaal klimaatbeleid. Er zijn daarbij kansen, bijvoorbeeld ten aanzien van werkgelegenheid in de bouw, afspraken met beleggers over financiering en meer aandacht voor innovatie bij de uitrol van duurzame energie. Het kabinet zal hierbij letten op wat per saldo het effect is op de koopkracht en concurrentiepositie. De doorrekening moet daar uitsluitsel over geven.

  • c. Aansluiting bij EU energie- en klimaatdoelen: het maatregelenpakket moet zorgen dat de doelen voor 2020 ten aanzien van CO2-reductie, duurzame energie en energiebesparing gehaald worden. Maar ook is van belang dat het akkoord ons op koers brengt voor 80 tot 95% CO2-reductie in 2050.

  • d. Concrete afspraken over private bijdragen: het gaat er hierbij om dat het akkoord niet alleen beleidsinstrumenten bevat, maar ook commitments voor private investeringen.

  • e. Aansluiten bij internationale context: het klimaat en de energiemarkt moeten in een internationale context worden bezien. Dat betekent ook dat voor internationale problemen nationale afspraken niet effectief zijn en dat internationale afspraken noodzakelijk zijn.

Het kabinet werkt constructief mee aan een akkoord dat recht doet aan de bovenstaande uitgangspunten. De onderhandelingen hierover vinden nog volop plaats. Het kabinet heeft richting de SER partijen aangegeven dat een eventueel akkoord voor het zomerreces gereed dient te zijn. Het akkoord wordt doorgerekend om een inschatting te krijgen van de effecten op de concurrentiepositie, verduurzaming, werkgelegenheid en koopkracht.

Het kabinet hecht groot belang aan een breed draagvlak in parlement en samenleving. Indien er een akkoord is, kan er uiteraard desgewenst een technische briefing worden georganiseerd. De onderdelen van een eventueel akkoord die van invloed zijn voor de begroting komen via de verschillende begrotingsstukken naar uw Kamer en zullen tijdens de bespreking van de relevante begroting met uw Kamer besproken kunnen worden. Ook zullen elementen terugkomen in reeds aangekondigde beleidsbrieven.

De minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Kamerstuk 30 196. nr. 187 en 189.

X Noot
2

Kamerstuk 32 740, nr. 1.

Naar boven