30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 176 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 mei 2012

Op verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken d.d. 15 mei 2012 geef ik u een eerste reactie op de recente publicatie van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), een samenvatting van het rapport «Roads from Rio+20, pathways to achieve global sustainability goals by 2050» en worden met deze brief openstaande vragen beantwoord over de kabinetsinzet voor de VN Conferentie voor Duurzame Ontwikkeling (ook wel Rio+20 genoemd, 20 t/m 22 juni 2012, Rio de Janeiro) voor zover deze niet reeds zijn beantwoord met de brief van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van 11 mei 2012 (Kamerstuk 30 196, nr. 174).

PBL-rapport «Roads from Rio+20, pathways to achieve global sustainability goals by 2050»

De op 15 mei 2012 verschenen samenvatting van het PBL-rapport «Roads from Rio+20» laat zien dat er in potentie voldoende mogelijkheden bestaan om internationaal overeengekomen doelen op het gebied van honger, voedsel, biodiversiteit, energie en klimaat in de komende decennia te halen. Het rapport verkent hiertoe mogelijke paden wat betreft inspanningsniveau, de samenhang tussen thema’s en de consequenties voor de korte termijn. De grootste belemmering ligt in de bestuurlijke en institutionele voorwaarden. De afgelopen twintig jaar is op cruciale thema’s weinig vooruitgang geboekt. Als we afgesproken doelen willen halen, zal de huidige aanpak moeten worden aangepast. Het rapport schetst samenhangende paden, die aangeven welke technische maatregelen nodig zijn om na Rio+20 internationale duurzaamheidsdoelen wél te halen. De cruciale opgave is om deze maatregelen ook werkelijk te implementeren. Het stelt internationale beleidsmakers een pragmatische benadering voor waarmee de volgende stappen te zetten zijn:

  • een gedeelde toekomstvisie voor 2050

  • versterkte korte termijn doelen, afgeleid van het lange termijn doel

  • krachtig overheidsbeleid, dat voortbouwt op de kracht in de samenleving van zowel burgers als bedrijven

  • versterking van mondiaal bestuur via een drietal complementaire routes.

Het kabinet verwelkomt het rapport en deelt de analyse. Deze analyse kan een belangrijke bijdrage leveren aan het concretiseren van doelen en acties die het resultaat zijn van Rio+20. Het rapport geeft aan dat een pragmatische aanpak nodig is, waarbij steeds kleine stappen in de richting naar een groene, inclusieve economie worden gezet. De inzet van Nederland en de EU bij Rio+20 is gericht op het formuleren van acties en doelen om vergroening van economie te concretiseren. Nederland bepleit in de hervorming van de VN-architectuur voor duurzame ontwikkeling uitwisseling van goede voorbeelden middels een (peer) review mechanisme. Bij de hervorming van internationale beleidsvorming steunt Nederland de visie dat beleidscoherentie tussen lange en korte termijn moet worden verbeterd met het oog op duurzaamheid.

Daarnaast spreekt het rapport over de noodzaak van het stellen van lange termijn doelen en een visie voor 2050. Het kabinet vindt dat coherentie tussen de sociale, economische en milieu-pijler van duurzame ontwikkeling noodzakelijk is voor de aanpak van overlappende uitdagingen, dat in potentie de doelen tegelijk kunnen worden behaald en dat er dus geen fundamentele tegenstelling hoeft te zijn tussen armoedebestrijding (waaronder toegang tot voedsel, water en energie) en duurzame omgang met onze leefomgeving. Het kabinet steunt vanuit die gedachte ook het initiatief om Sustainable Development Goals op te stellen, om richting te geven aan internationale beleidsvorming en een coherent post 2015 ontwikkelingsraamwerk te scheppen, waarin de drie dimensies van duurzame ontwikkeling integraal zijn afgewogen. Deze doelen kunnen bijdragen aan de door het rapport bepleite gedeelde visie voor 2050.

Het kabinet onderschrijft de stelling van het rapport dat inspanningen van maatschappelijke organisaties, bedrijven en overheden elkaar moeten versterken en wijst op het belang van initiatieven van de private sector. Het kabinetsbeleid is gericht op het faciliteren en versterken van maatschappelijke initiatieven, zoals onder meer blijkt uit het topsectorenbeleid, de Green Deals en het Initiatief Duurzame Handel.

Aanvullende informatie over Rio+20

Het kabinet heeft u de kabinetsinzet voor de VN Conferentie over Duurzame Ontwikkeling toegezonden in de brief van 11 mei 2012. Hieronder geef ik, zoals door u verzocht, aanvullende informatie.

Inzet van Nederland en de Europese Unie

In reactie op vragen van de fracties van onder meer CDA, D66 en Groen Links, kan worden bevestigd dat de beoogde inzet van Nederland beschreven staat in brief van 11 mei. Nederland heeft zich aangesloten bij de inzet van de Europese Unie, die ondermeer verwoord is in de Europese raadsconclusies over Rio+20 van 9 maart j.l. Volgend op deze raadsconclusies en de bespreking in de Informele Milieuraad op 19 april jl. heeft de Europese Unie een aantal voorstellen voor concrete doelen ingebracht in het onderhandelingsproces. Deze zijn gericht op duurzame energie, water, landbeheer en ecosystemen, oceanen en efficiënt gebruik van hulpbronnen en afval. Klimaat is geen specifiek thema op Rio+20. Het is nog niet duidelijk of er internationaal voldoende steun zal zijn voor het overnemen van deze doelen in de slotverklaring. De EU heeft de afgelopen jaren veel initiatieven genomen gericht op verduurzaming, waaronder de Roadmap Resource Efficiency.

Stand van zaken van de onderhandelingen

De concept slotverklaring is met alle amendementen, na intensieve onderhandelingen, uitgegroeid tot een lange onderhandelingstekst, waarover op veel punten nog geen overeenstemming bestaat. Er vindt een extra voorbereidende onderhandelingsweek plaats van 29 mei tot 2 juni. In deze fase is het niet meer mogelijk nieuwe voorstellen te doen, maar wordt geprobeerd vooral op al voorliggende punten compromissen te sluiten.

Groene economie

In de aanloop naar Rio wordt uitgebreid gesproken over de reikwijdte van dit begrip, waarbij de context van duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding in relatie tot groene economie centraal staat op deze conferentie. In antwoord op vragen van meerdere fracties over de definitie van de groene economie, is van belang aan te geven dat er nog geen eensluidende internationaal gedeelde definitie van groene economie bestaat. Van belang is dat elk land op zijn eigen manier en met zijn eigen omstandigheden invulling hieraan kan geven, gericht op economische groei en ontwikkeling, verbeterd menselijk welzijn en sociale rechtvaardigheid, terwijl de milieurisico’s en de ecologische schaarste afnemen. Vergroening van de economie is geen doel op zich, maar een middel om verduurzaming te realiseren. Zoals onder andere UNEP aangeeft, is het daarbij nodig om per thema of sector veranderingen te realiseren om de wereld duurzaam te beheren en armoede te bestrijden. Vergroening van de economie is een proces, waarbij beprijzing van milieuschadelijke effecten en het afbouwen van onduurzame subsidies belangrijke instrumenten zijn. Voorstellen hierover maken deel uit van de Europese inzet voor de conferentie.

Rol bedrijfsleven

Het bedrijfsleven speelt bij de ontwikkeling van een groene economie een cruciale rol. Steeds meer bedrijven integreren innovatie en concrete duurzame initiatieven in hun lange termijn bedrijfsstrategie en businessmodellen. Transparantie en rapportages, bijvoorbeeld volgens de lijn van het Global Reporting Initiative, vormen een belangrijk middel om dit zichtbaar te maken. Samenwerking met overheden en andere stakeholders in de productieketen, bijvoorbeeld middels publiek private samenwerkingsverbanden, zijn daarbij belangrijk. Duidelijke informatie aan consumenten is van belang, zodat deze een goed geïnformeerde duurzame keuze kan maken uit het aanbod. In reactie op vragen vanuit de CDA-fractie over het belang van de private sector, heeft het Kabinet als gastland opgetreden voor de officiële VN consultaties van het internationale bedrijfsleven op 11 en 12 april jl. Daar bleek opnieuw de grote betrokkenheid van het bedrijfsleven, zeker in Nederland, bij dit onderwerp. De conferentie heeft concrete aanbevelingen en acties voor het Rio+20 proces opgeleverd, die bijdragen aan de transitie naar een groene economie. Kernwoorden daarbij zijn innovatie, samenwerking en nieuwe bestuurlijke modellen.

Indicatoren

De fracties van CDA en Groen Links hebben vragen gesteld over indicatoren. Er zijn de laatste jaren veel goede internationale initiatieven op het gebied van indicatoren, waarbij Nederlandse organisaties, zoals het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een belangrijke rol spelen. Een nieuw systeem voorstellen is niet noodzakelijk,wel zoveel mogelijk gebruik proberen te maken van reeds bestaande initiatieven en deze uitbouwen en versterken. Daar is onder andere de internationale taskforce voor het meten van duurzame ontwikkeling mee bezig. De voorstellen van deze taskforce worden begin juni verwacht en vormen naar verwachting een goed kader voor de meetbaarheid, vergelijkbaarheid en zichtbaarheid van duurzame ontwikkeling. Het opzetten van een Nederlandse commissie voor de ontwikkeling van indicatoren acht ik op dit moment niet wenselijk.

Voedsel, duurzame landbouw, grondstoffen en bossen

In reactie op vragen van de fracties van PvdA, D66, Partij voor de Dieren, en zoals aangegeven in de brief van 11 mei jl., vormen voedselzekerheid, duurzame landbouw en toegang tot voedsel van voldoende kwaliteit voor iedereen belangrijke speerpunten voor de inzet van Nederland. Ook voor de EU geldt dit als prioriteit. De aandacht is hierbij gericht op verhoging van de voedselproductie door meer, efficiënter en duurzamer te produceren, het belang van kleine voedselproducenten in ontwikkelingslanden en specifiek de rol van vrouwen daarbij. Ook moet rekening worden gehouden met klimaatverandering, waartoe verhoogde landbouwproductie, grotere weerbaarheid tegen klimaatverandering en minder uitstoot van broeikasgassen van belang zijn.

Voor duurzame productiviteitsverhoging bestaat geen «one-size-fits-all», maar is maatwerk nodig op basis van wat boeren willen en kunnen. Intensieve samenwerking met boeren en het bedrijfsleven door de hele keten zijn hierbij van groot belang. Tegengaan van verspilling van voedsel (in de productieketen en bij de consument) alsook goede informatie aan consumenten zijn verder daarbij van groot belang.

Veel van bovenstaande elementen worden ook door de VN Speciale Rapporteur over het Recht op Voedsel, de heer de Schutter, in zijn rapport aangegeven. Het aspect landrechten is daarbij tevens van groot belang. Het Committee on World Food Security (CFS) heeft recent de Voluntary Guidelines on the Responsible Governance and Tenure of Land, Fisheries and Forests in the Context of National Food Security tot stand gebracht, waaraan ook Nederland actief heeft deelgenomen in de onderhandelingen. Het geeft aanwijzingen aan investeerders voor best practices evenals handvatten aan NGO’s, die opkomen voor de (grond)gebruiksrechten van rurale gemeenschappen. Ook Nederland laat deze richtlijnen doorwerken in zijn eigen programma’s.

Voor wat betreft ontbossing streeft Nederland met de EU ernaar dat in 2020 duurzaam bosbeheer en de oppervlakte gecertificeerd bos aanzienlijk vergroot is en dat het verlies van bossen in 2 030 daadwerkelijk is gestopt. Internationale samenwerking is hierbij essentieel. Het tegengaan van ontbossing en de aanpak van handel in illegaal gekapt hout zijn belangrijke thema’s voor Nederland.

Maatschappelijk middenveld

Het kabinet – Staatssecretaris Knapen – heeft het Nationaal Platform voor Rio+20 opgericht en ondersteund in zijn actieve rol in het voorbereidingsproces. Dit platform onder voorzitterschap van prof. Dr. Ir. Louise O. Fresco heeft het afgelopen jaar veel activiteiten ontplooid met als hoogtepunt de manifestatie «Rio aan de Maas», die op 30 mei plaats vindt in Rotterdam. Er is veel met het Nationaal Platform gesproken en van gedachten gewisseld. In reactie op de vraag van de VVD-fractie, kan worden bevestigd dat veel prioriteiten overlappen met de Nederlandse inzet zoals het ontwikkelen van indicatoren voor duurzame ontwikkeling, het zoeken naar innovatieve mogelijkheden voor financiering voor duurzame ontwikkeling, het delen van kennis, het beschermen van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, het verbeteren en verhogen van de landbouwproductie en het integraal aanpakken van waterbeheer.

Oceanen

De fracties van Groen Links, D66 en Partij voor de Dieren hebben vragen gesteld over oceanen. Er is een nieuw proces gestart gericht op de totstandkoming van een kader voor de bescherming en het duurzaam gebruik van mariene biologische diversiteit in gebieden buiten de nationale rechtsmacht. Meer in het bijzonder betreft het hier het openen van onderhandelingen over de totstandkoming van een aanvullende overeenkomst bij het VN Zeerechtverdrag. Aan de orde moeten komen onder andere de ontwikkeling van een netwerk van beschermde mariene gebieden, de opstelling van milieueffectbeoordelingen voor menselijke activiteiten, te nemen beheersmaatregelen en de regulering van de toegang tot mariene genetische bronnen evenals de eerlijke en billijke verdeling van de opbrengsten daarvan. Voor de Noordoost Atlantische Oceaan bespreekt Nederland de ontwikkeling van beschermde gebieden internationaal in OSPAR verband. Nederland en de EU nemen actief deel aan de onderhandelingen in de werkgroep m.b.t. het Zeerechtverdrag. Overigens is het verzet van een aantal westerse landen, waaronder Canada, IJsland, Japan, Korea, Noorwegen en VS, tegen een aanvullende overeenkomst nog groot. Het bereiken van duurzame visserij en een niveau van Maximale Duurzame Oogst van visbestanden in 2015 vormen ook onderdeel van de inzet op oceanen.

Financiering

In antwoord op de vraag van de D66-fractie kan worden bevestigd dat voor de begroting van 2013 besloten is vast te houden aan het percentage 0,7% BNP voor ODA, conform de OESO-DAC criteria voor ODA. Andere EU lidstaten worden opgeroepen serieus te werken aan de ambitie van 0,7% BNP voor ODA in 2015, zoals besproken tijdens de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking van 15 mei 2012. Daarnaast pleit Nederland voor een open discussie over de rol van ODA in het kader van het post-2015 raamwerk voor ontwikkeling, gezien het veranderde maatschappelijke, politieke en financieel-economische speelveld.

Nederlandse delegatie

De fractie van de Partij voor de Dieren stelde een vraag over de delegatiesamenstelling. Zoals toegelicht in het verantwoordingsdebat van 24 mei zal Minister-President Rutte niet deelnemen aan Rio+20.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma

Naar boven