30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 154 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 december 2011

Op 1 december heb ik samen met de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie overlegd met de Vaste Kamercommissie voor Infrastructuur en Milieu over duurzaam inkopen en palmolie. Het Algemeen Overleg bood te weinig tijd om op de vele vragen in te gaan. Ik heb toegezegd de vragen aan mijn adres schriftelijk te beantwoorden, waaraan ik voor het onderdeel duurzaam inkopen met deze brief graag voldoe. Voor de vraag van GroenLinks over biobrandstoffen verwijs ik naar mijn brief van 16 november jl. (Kamerstuk 32 357 nr. 32).

Ik ben verheugd over de waardering die sprak uit de bijdrage van alle leden voor de hoofdlijnen van de nieuwe aanpak van duurzaam inkopen. Bedrijven zijn primair verantwoordelijk voor verduurzaming van de markt. De overheid biedt kansen door duurzaam en innovatiegericht in te kopen. Niet een landelijk minimum staat meer centraal, maar ambitie, innovatiebevordering en eigen accenten die overheden hierin kunnen leggen. Door daarbij wel gebruik te maken van landelijk uniforme instrumenten, wordt in lijn met de vraag van de PvdA voorkomen dat het diffuus wordt voor aanbieders.

Zelf voer ik de regie op het vertalen van duurzaamheiddoelen in concrete instrumenten en op het stimuleren van de toepassing daarvan. Een goede uitvoering in het hele inkoopproces vergt verdere professionalisering van de bedrijfsvoeringsdisciplines, waarvoor de collega’s van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie primair aan de lat staan. Ik ben verheugd dat het bedrijfsleven een actieve bijdrage wil blijven leveren.

In deze brief houd ik de thematische volgorde aan van mijn eerdere brief van 31 oktober jl. (Kamerstuk 30 196, nr. 147).

Verbetering aanbestedingspraktijk

Het CDA en D66 hebben gevraagd hoe ik invulling geef aan het professionaliseren van het opdrachtgeverschap, naar de rol van PIANOo daarbij en de inhoud van de aangekondigde handreikingen. De website van PIANOo is het centrale digitale informatiepunt. Daarop worden de bestaande handvatten voor het meenemen van duurzaamheid in het hele inkoopproces bij elkaar gezet en er wordt met vele partijen samengewerkt om lacunes op te vullen, zoals op het terrein van contractmanagement, total cost of ownership en functioneel specificeren.

Daarnaast worden bijeenkomsten en andere activiteiten gericht op professionalisering op elkaar afgestemd. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervult daarin een sleutelrol. Belangrijke thema’s zijn de dialoog tussen vrager(s) en aanbieders, het meer functioneel specificeren (met als voorloper de GWW-sector), innovatiegericht aanbesteden (met als primaire trekker het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie) en het vergroten van het besef bij bestuurders dat een professionele inkoopfunctie goud waard is.

Uiteraard is het, zoals GroenLinks stelt, wenselijk dat bij aanbestedingen wordt gekeken naar het hele kostenplaatje (total cost of ownership). Dat proberen we zoveel mogelijk te bevorderen. In antwoord op D66 kan ik melden dat voor het Rijk wordt overlegd met het ministerie van Financiën om barrières, zoals tussen investerings- en exploitatiebudgetten, te identificeren en te slechten. Voor andere overheden zullen we oplossingen aanreiken en, door bestuurders erbij te betrekken, bevorderen dat deze oplossingen worden doorgevoerd. Voor het aangedragen geval inzake het hergebruik van oude camera’s heb ik het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gevraagd dit uit te zoeken.

Verbetering criteria

Ik vind de piramide zoals de afgevaardigde van het CDA die tijdens het AO uitdeelde, met onder elkaar een algemeen duurzaamheidsideaal, themaspecifieke ambities, gunningcriteria en ten slotte minimumeisen als basis, goed aansluiten bij mijn wensbeeld voor duurzaam inkopen en gebruik deze graag in het overleg met betrokken partijen. De vragen van CDA en ChristenUnie of ik inhoudelijke ambities, stippen op de horizon, wil opstellen, zijn dan ook bevestigend te beantwoorden. Ik laat, conform het advies, de potentiële duurzaamheidwinst van duurzaam inkopen onderzoeken. Door deze te leggen naast de landelijke milieuambities wil ik de ambities voor duurzaam inkopen bepalen. Die wil ik vertalen naar de marktsectoren en vervolgens richtinggevend laten zijn voor de criteria. Daarmee weten leveranciers waar naar toe gewerkt moet worden. Door de ambities geregeld, bijvoorbeeld parallel aan het nationale milieubeleid, bij te stellen, is er sprake van de voortdurende verbeteringen in het systeem waar de PvdA om vraagt. Op verzoek van de VVD informeer ik u begin volgend jaar graag over de prioritaire sectoren en over mijn eerste denkbeelden wat betreft de beoogde duurzaamheidwinst.

De focus van duurzaam inkopen komt te liggen op de dialoog tussen vrager en aanbieders over doelen en functies, en daarmee ook over innovatiemogelijkheden. De criteria moeten daar naadloos op aansluiten. In lijn met vragen van CDA, D66 en PvdA wil ik daar waar dat bruikbaar is, handvatten geven om functionele prestaties te formuleren, zoals geleverde vervoerkilometers in plaats van voertuigen. Innovaties vallen niet buiten de boot omdat de minimumeisen zoveel mogelijk de vorm van doelcriteria krijgen. Bovendien zal bij actualiseringsprocessen rekening worden gehouden met nieuwe ontwikkelingen die relevant zijn voor het hele inkoopproces. Dit in antwoord op vragen van D66 terzake. Richting de ChristenUnie geef ik aan dat de minimale eisen uiteraard strenger kunnen worden ingezet, mits de markt dat aan kan. Overigens stelde GroenLinks dat doelvoorschriften zouden moeten worden gecombineerd met productcriteria, maar de intentie is juist om productcriteria meer doelgericht te maken, niet om deze te vervangen door criteria die geen productrelatie meer hebben.

Wanneer vragers en aanbieders zullen nadenken en in dialoog treden met elkaar over duurzaamheid in het hele inkoopproces en criteria en andere handvatten beschikbaar zijn om daar op maat invulling aan te geven, worden de criteria niet langer als afvinklijstjes gebruikt, zo meld ik de VVD. De ChristenUnie heeft gevraagd hoe de Kamer wordt betrokken bij de wijziging van de criteria. Ik stel mij voor over de voortgang van de hierboven genoemde activiteiten de Kamer in de loop van volgend jaar te informeren.

Een praktisch aspect is de bewijsvoering door bedrijven en de rol van keurmerken daarbij. De ChristenUnie vroeg zich af waarom er zoveel nadruk wordt gelegd op de eigen verklaring. Bedrijven kunnen bij hun inschrijving volstaan met een eigen verklaring om hoge administratieve lasten te voorkomen. Alleen bij het bedrijf waaraan de overheid voornemens is het contract te verlenen, kunnen vervolgens bewijsstukken zoals een keurmerk worden opgevraagd. Zoals bekend kan in aanbestedingen niet rechtstreeks naar keurmerken worden gevraagd. Het CDA vraagt of de overheid dit kan sanctioneren en wat de rol van keurmerken in het nieuwe beleid is. Het Rijk heeft momenteel geen sanctiemiddelen om op te treden tegen overheden die in aanbestedingen naar keurmerken vragen. In het kader van de Aanbestedingswet wordt een commissie van aanbestedingsexperts ingesteld waar bedrijven klachten kunnen indienen. Daarnaast geeft het wetsvoorstel Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten («Nerpe», Kamerstuk 32 157) de Minister van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie de mogelijkheid om bij een schending van het Europese aanbestedingsrecht in te grijpen door middel van een aanwijzing. Ik wil met de stakeholders bezien welke rol keurmerken nog kunnen spelen. Als we namelijk meer functioneel en doelgericht te werk gaan, sluit dat minder goed aan op de gedetailleerde specificaties die keurmerken vaak kennen.

De ChristenUnie heeft diverse vragen gesteld over de sociale voorwaarden. Men wenst een minder vrijblijvende ketenverantwoordelijkheid en een stappenplan voor het niet meer tolereren van overtredingen van de arbeidsnormen en mensenrechten. Ook is gevraagd of er faire electronica beschikbaar is, wat de gevolgen zijn van ons beleid voor fabrikanten die samenwerken met een bedrijf dat de normen schendt (er werd gerefereerd aan Foxconn, waarover eerder Kamervragen zijn gesteld) en of de drempel omlaag kan, zeker waar keteninitiatieven bestaan.

Alom wordt erkend dat van bedrijven niet kan worden verwacht dat zij de hele keten kunnen beïnvloeden. Wat hierin redelijk is, is van allerlei factoren afhankelijk. Daarom vragen de sociale voorwaarden een redelijke inspanning. De plicht daarover openbaar te rapporteren maakt dit bepaald niet vrijblijvend. Helaas kunnen pas resultaatverplichtingen worden gebruikt als er bedrijven zijn die resultaat kunnen garanderen. In de sectoren waarvan bekend is dat er schendingen plaatsvinden, zoals de electronica, zijn er helaas nog geen bedrijven bekend die kunnen garanderen dat in hun keten geen schendingen plaatsvinden. De redelijke inspanning vergt van bedrijven dat ze directe toeleveranciers aanspreken en bij gebleken onwil bezien of het contract kan worden beëindigd. Richting partijen verderop in de keten kan met toeleveranciers worden samengewerkt, al dan niet in keteninitiatieven.

Tot slot is het vragen van de genoemde openbare rapportage niet proportioneel voor kleine opdrachten, zodat er om juridische redenen een drempel is ingebouwd. Dat een bedrijf kan volstaan met het lidmaatschap van een keteninitiatief doet daar niet aan af, omdat we zo’n lidmaatschap niet mogen verplichten en dus rekening moeten houden met inschrijvers die individueel de redelijke inspanning zullen verrichten.

De VVD heeft gevraagd om alle aanvullende sociale criteria te schrappen. Ik vind dat geen goed voorstel. Een deel van de aanvullende sociale normen is gebaseerd op conventies van de International Labour Organisation. Het betreft: veilige en gezonde werkplek, werktijden, leefbaar loon. Nederland is gehouden deze ILO-normen te bevorderen. Ook de aanvullende normen voor eerlijke handel en leefbaar inkomen zijn belangrijk. Deze normen zijn niet discriminatoir, wij vragen geen keurmerk. Ik wil de voortgang die in deze sector wordt gemaakt juist ondersteunen en bovendien het doel om te streven naar een beter inkomen voor de boeren niet wegstrepen. Ik herhaal dat ik bereid blijf om in samenwerking met het bedrijfsleven te zoeken naar één doelformulering waar beide normen onder zijn te vatten.

Innovatiegericht inkopen

Het kabinet streeft er naar om 2,5% van de inkoopbudget van de overheden in te zetten voor innovatiegerichte aankopen. ChristenUnie en GroenLinks vragen dit te verhogen, laatstgenoemde lijkt ook te verlangen dat innovaties bovendien aan stevige duurzaamheideisen voldoen. De 2,5% moet gezien worden als een richtgetal. In welke mate innovatiegericht inkopen mogelijk blijkt, is afhankelijk van factoren als de ontwikkelingen in een sector, de complexiteit van de aanbesteding en de benodigde investeringen.

Europese ontwikkelingen

De VVD, D66 en de PvdA hebben gevraagd naar de relatie met het Europese beleid voor duurzaam inkopen. Ik heb al gezegd dat wij voorloper zijn. Het kabinet brengt onze inzichten in bij de Europese beleidsontwikkeling. Er is veel belangstelling voor onze zienswijze en (leer-)ervaringen, zowel bij de Commissie als bij andere landen. Op aandringen van Nederland wil de Commissie nu gezamenlijk de prioritaire productgroepen bepalen en zijn voornemens om criteria te maken voor enkele kleine productgroepen ingetrokken. Omdat Europa nauwelijks stakeholders bij de actualisaties betrok, heb ik de inbreng van Nederlandse stakeholders zelf georganiseerd. Daarnaast probeert het kabinet de mogelijke verplichtstelling van criteria tegen te houden en sta ik in ieder geval pal voor ons eigen ambitieniveau.

Evaluatie en monitoring

GroenLinks en ChristenUnie hebben de betrouwbaarheid van de Monitor Duurzaam Inkopen 2010 aan de orde gesteld. Ik heb al gezegd dat de monitor op zich betrouwbaar is. Wel kan er zeker een verschil zijn tussen het gebruik van de criteria – daar is bij de monitor naar gevraagd – en de duurzaamheid van de daadwerkelijk geleverde producten. Onafhankelijke controle zoals de ChristenUnie voorstelt, lijkt me een te groot middel met onevenredige lasten. De verantwoordelijkheid voor het controleren dat de overeenkomst na een aanbesteding correct wordt uitgevoerd, ligt bij de aanbestedende dienst zelf, en bij de leverancier voor zover het zijn toeleverketen betreft. Zij kunnen dat steekproefsgewijs of op basis van signalen nagaan.

De PvdA vraagt zich af of monitoring wel zin heeft als je niet precies het effect kunt meten. Enerzijds heeft evaluatie en monitoring zin om te beoordelen of overheden het instrumentarium (kunnen) toepassen en, in lijn met een vraag van D66, de voortgang te borgen. Anderzijds heeft het zin om te bezien wat het effect in de markt is, kwalitatief en zo mogelijk kwantitatief. Omdat dit effect niet uitsluitend door duurzaam inkopen wordt bewerkstelligd, wil ik een onderdeel duurzaam inkopen meenemen in de brede Monitor Duurzaam Nederland.

Overige vragen

De PvdA heeft gevraagd hoe het staat met de positie van streekproducten in het duurzaam-inkopenbeleid. Onlangs is de consultatie afgerond over een geactualiseerd concept-criteriadocument voor catering. De opstellende werkgroep kon niet tot een sluitende definitie van streekproducten komen. Bovendien is er geen duidelijkheid over de vraag of streekproducten beter zijn voor het milieu. De werkgroep heeft voorgesteld in het gepubliceerde document geen eisen te formuleren maar in de voorbereidingsfase aandacht te besteden aan aspecten rond streekproducten.

Naar aanleiding van een opmerking van de Partij voor de Dieren wijs ik erop dat in hetzelfde document uitgebreid wordt ingegaan op vele aspecten van duurzaamheid, waaronder dierenwelzijn.

De ChristenUnie heeft gevraagd of ik er op ga toezien dat huisbankier RBS het beleid ten aanzien van clustermunitieproducenten aanscherpt. Vanuit het ministerie van Financiën is hierover regelmatig overleg met RBS. RBS heeft aangegeven haar beleid met betrekking tot clustermunitie te baseren op het Verdrag inzake Clustermunitie en tevens te hebben geconcludeerd dat geen van haar cliënten uit de defensie-industrie inbreuk maakt op dit Verdrag. RBS heeft inmiddels wel toegezegd haar beleid inzake clustermunitie te zullen evalueren.

Ik ga er van uit de vragen uit het Algemeen Overleg afdoende te hebben beantwoord.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma

Naar boven