30 196
Duurzame ontwikkeling en beleid

30 800 XI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2007

nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 april 2007

De duurzame leefomgeving is één van de zes pijlers van dit kabinet. Onderdeel van het streven naar een duurzame leefomgeving is de ontwikkeling van markten voor duurzame producten. Een wezenlijke bijdrage aan deze ontwikkeling kan worden geleverd door een overheid die het goede voorbeeld geeft en daarmee duurzame producten en innovaties stimuleert. Daarom zal dit kabinet de reeds in gang gezette activiteiten op het gebied van duurzaam inkopen voortzetten en daar in het kader van het kabinetsprogramma nieuwe accenten in leggen. Bij brief van 14 juli 20061 is toegezegd u begin 2007 te rapporteren over de voortgang. Hierbij bied ik u namens het kabinet de rapportage duurzame bedrijfsvoering overheden 2006 aan. Deze laat zien dat de overheden al een eind op weg zijn, maar dat duurzaamheid nog forse stappen vergt.

Concrete doelstellingen

Vòòr 2006 was stimulering van duurzaam inkopen door overheden onderdeel van het programma PreDO (met preventie naar duurzaam ondernemen, looptijd 2001–2005). In die periode waren er nog geen concrete doelstellingen voor duurzaam inkopen. De vorige rapportage2 liet zien dat dit heeft geleid tot een keur aan activiteiten. Sinds 2006 wordt inhoud gegeven aan de motie Koopmans/De Krom, waarin de regering wordt verzocht om uiterlijk in 2010 bij 100% van de rijksaankopen en -investeringen duurzaamheid als zwaarwegend criterium mee te nemen. Deze doelstelling is door het kabinet overgenomen. Het betreft een resultaatsverplichting: wanneer op het moment van aanbesteden milieu- en sociale criteria beschikbaar zijn, worden deze gehanteerd.

De andere overheden hebben een ambitie van 50% uitgesproken. Om deze concrete resultaten te boeken, is een intensivering van de beleidsinspanningen nodig, zonder te vervallen in een grote bureaucratie. Om hieraan invulling te geven is door de gezamenlijke overheden het, in de genoemde brief aangekondigde, programma Duurzame Bedrijfsvoering Overheden (DBO) opgezet. Dit programma faciliteert en stimuleert de overheden. Voorop blijft staan dat elke overheid zelf verantwoordelijk is voor de eigen resultaten. Wel kan het centraal registreren en rapporteren van de voortgang een steun in de rug voor voorlopers en een duwtje in de rug van achterblijvers zijn. Daarom is de Monitor DBO 2006 uitgevoerd, die in het licht van de nieuwe doelstellingen is te zien als nulmeting.

Het duurzame einddoel is een ideale wereld waarin niemand met zijn keuzes een ander, elders of later, negatief belast. Voor de duurzaam inkopen-doelstellingen in 2010 worden ambitieuze milieuen sociale criteria opgesteld waarmee de negatieve belasting al fors vermindert. Een overheid koopt voor 100% duurzaam in als het ingekochte voldoet aan die criteria. Deze aanpak kan verschuivingen in de markt teweeg brengen, hetgeen voor achterblijvers een moeilijke boodschap zal zijn. Ik zie vooral kansen voor innovatie en vind verduurzaming van de productie onderdeel van de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de ondernemer.

Dit kabinet kiest er voor om de criteria zo ambitieus mogelijk te stellen, voor zover de financiële en juridische mogelijkheden dat toelaten. Daarmee worden de koplopers onder de bedrijven beloond en worden alle andere bedrijven gestimuleerd hun producten te verduurzamen. Ook bevordert dit innovaties.

Het kabinet ziet het als maatschappelijke verantwoordelijkheid van overheden en semi-overheden om op deze manier bij te dragen aan het versneld ontstaan van markten voor duurzame producten. De criteria worden zo praktisch mogelijk, zodat de overheden deze op een eenduidige manier en zonder veel bureaucratie kunnen toepassen. Daar waar een overheid het in een specifieke situatie noodzakelijk acht bepaalde criteria niet toe te passen, dient die overheid zich hierover te verantwoorden.

Concrete resultaten

De bijgaande rapportage bevat de concrete resultaten over duurzaam inkopen uit de Monitor 2006. Ook zijn vragen gesteld over de borging van duurzaamheid in het beleid en de organisatieprocessen, nodig om duurzaam inkopen meer te verankeren. Omdat een duurzame bedrijfsvoering meer betreft dan alleen inkopen, omvatten het programma DBO en de monitor ook de thema’s energiebesparing, mobiliteitsmanagement en milieumanagement. Op deze plaats wil ik de meest essentiële uitkomsten voor duurzaam inkopen er uit lichten en de best scorende organisaties complimenteren.

De cijfers zijn gebaseerd op vragen over reeds beschikbare criteria voor de productgroepen bedrijfskleding, busvervoer, catering, dienstauto’s, drukwerk, gebouwen, groenvoorziening, ICT-hardware en schoonmaak. Deze productgroepen omvatten ruwweg 10–15% van het totale inkoopvolume en de onderstaande resultaten slaan dus slechts op dit deel van het inkoopvolume. Niet elke overheid is op alle genoemde productgroepen bevraagd. Er is gevraagd naar de laatste substantiële aanbesteding in de afgelopen twee jaar. De uitkomsten zijn gesommeerd op basis van de jaarlijkse inkoopvolumes.

De ministeries hebben 50% van hun gemeten inkopen duurzaam ingekocht. Voor nog eens 42% van de inkopen wordt al een deel van de vereiste duurzaamheidscriteria toegepast. De respons van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit leidt tot een score van 100% duurzaam inkopen voor de ingekochte productgroepen.

De 30 agentschappen die hebben gereageerd, laten voor de gemiddeld slechts drie gerapporteerde productgroepen een score van 79% duurzaam zien. Dit is een goede stimulans de criteria voor andere productgroepen ook toe te passen zodra deze beschikbaar komen. De agentschappen Centrale Archief Selectiedienst, Octrooicentrum Nederland, CJIB, DLG en RIVM scoren 100%.

De provincies zijn met 25% duurzaam inkopen voor de gemeten productgroepen halverwege hun ambitie van 50%. Diverse kleine productgroepen worden vaak duurzaam ingekocht maar een grote als busvervoer loopt nog achter en drukt daarmee de score. Het feit dat provincies busvervoer pas sinds kort zelf moeten aanbesteden, speelt daarbij een rol. Geen enkele provincie scoort 100%.

De waterschappen lijken met 61% duurzaam inkopen al aan hun ambitie van 50% te voldoen. Zij geven zelf echter aan dat de score erg vertekent, omdat het verduurzamen van een aantal nog niet gemeten productgroepen, zoals in de grond-, weg- en waterbouw, nog een hele opgave zal zijn.

De grote gemeenten kopen 35% van de gemeten productgroepen duurzaam in, de middelgrote gemeenten zitten op 41%. De kleine gemeenten kopen 49% duurzaam in, vooral door een goede score voor gebouwen, op veel kleine productgroepen scoren ze lager dan andere de gemeentecategorieën. Elf van de 74 deelnemende gemeenten scoorden 100%, maar vaak betrof het in die gevallen slechts enkele productgroepen. Daarom volsta ik met de eervolle vermelding van Alkmaar, Hilversum en Steenbergen (4–5 productgroepen duurzaam).

De goede scores van de gemeenten zouden wat mij betreft aanleiding kunnen zijn voor de gemeenten om hun ambitie, nu 50% in 2010, te verhogen.

Omdat duurzaam inkopen niet altijd mogelijk is, wordt ook compensatie toegepast. Zo kan ik u melden dat een gezamenlijke aanbesteding wordt gehouden voor klimaatcompensatie van de vliegreizen van tien departementen. Omdat de andere drie departementen reeds zelfstandig voorzien in compensatie, worden straks alle dienstreizen per vliegtuig van de ministeries gecompenseerd. Dit past goed in het streven naar een qua energieverbruik klimaatneutrale Rijksoverheid in 2012, zoals verwoord in het Nationaal Milieubeleidsplan 4. Momenteel wordt onderzocht welke strategie hiertoe het beste in.

Concrete vervolgstappen

Het jaar 2007 staat voor het programma DBO vooral in het teken van het ontwikkelen en vaststellen van vereiste criteria per productgroep. De criteria zullen qua duurzaamheid zo ambitieus zijn dat een betekenisvolle verschuiving in de markt teweeg wordt gebracht, waarbij wel de mogelijkheden voor concurrentiestelling en draagvlakontwikkeling in de gaten worden gehouden. Over de concept-criteria wordt een openbare consultatieronde gehouden. Marktpartijen en andere betrokkenen wordt actief om hun kennis gevraagd. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan het ontwikkelen van criteria over de sociale impact van productgroepen, gezien de achterstand in kennis hierover ten opzichte van de milieu-impact. Ook wordt geparticipeerd in kennisuitwisseling in Europees verband, waarbinnen Nederland een voorloperspositie inneemt.

De overheden worden geholpen met de implementatie van de criteria door een traject van kennisoverdracht en hulpmiddelen, waarbij de website www.senternovem.nl/duurzaaminkopen een centrale plek inneemt. Hierbij wordt samengewerkt met allerlei relevante organisaties.

Slot

In het Voortgangsonderzoek Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen werd op basis van oudere gegevens geconcludeerd dat duurzaam inkopen slechts beperkt van de grond is gekomen (u door de toenmalig staatssecretaris van Economische Zaken toegezonden op 15 februari jl.)1. Naar aanleiding van de nieuwe cijfers uit de Monitor DBO 2006 kan ik concluderen dat de overheden inmiddels zeker op de goede weg zijn. Er zijn grote verschillen tussen organisaties, maar de hoge scores van sommige organisaties laten zien dat het heel goed mogelijk is om de bedrijfsvoering duurzamer te maken. Het programma Duurzame Bedrijfsvoering Overheden zal dit de komende jaren faciliteren en stimuleren. Ik verwacht u daarom na de monitor 2008 te kunnen berichten dat er grote stappen zijn gezet die bijdragen aan een duurzame samenleving en de doelstelling binnen bereik brengen.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

RAPPORTAGE DUURZAME BEDRIJFSVOERING OVERHEDEN 2006

1. Inleiding

Het Programma Duurzame Bedrijfsvoering Overheden heeft tot doel de verduurzaming van de bedrijfsvoering te stimuleren, faciliteren en registreren. Het programma is van de gezamenlijke overheden, het ministerie van VROM is de trekker en SenterNovem de primaire uitvoerder. Het programma is opgezet om de inzet op dit thema te intensiveren naar aanleiding van de doelstelling om als Rijk in 2010 in 100% van de rijksaankopen en -investeringen duurzaamheid als zwaarwegend criterium mee te nemen, zoals toegelicht in de bij deze rapportage horende brief. De andere overheden hebben vervolgens een ambitie van 50% uitgesproken. Het programma heeft als looptijd 2006–2010.

De registratiefunctie is bedoeld om de voortgang te monitoren, kan voor achterblijvers een duwtje in de rug betekenen en voor voorlopers juist een steun in de rug. Deze rapportage is de eerste onder de vlag van DBO maar past in een reeks. Begin 2005 is de vorige rapportage duurzame bedrijfsvoering overheid verschenen (Kamerstuk II, 2004–2005, 29 800 XI, nr. 103), toen nog vanuit het programma Predo (Met preventie naar duurzame ontwikkeling, 2002–2005).

Deze rapportage is gebaseerd op de Monitor DBO 2006, die in opdracht van het programma in het najaar van 2006 is uitgevoerd door bureau Significant. In 2008 en 2010 zullen wederom monitors worden uitgevoerd en rapportages worden opgesteld. In tegenstelling tot de rapportage uit 2005 is deze rapportage sterk kwantitatief van aard, aansluitend bij de concrete doelstellingen voor duurzaam inkopen.

Elke organisatie is zelf verantwoordelijk voor de eigen voortgang. Elke deelnemer aan de monitor krijgt de eigen resultaten toegestuurd om verantwoording te kunnen afleggen aan de eigen volksvertegenwoordiging en anderen. Voor het Rijk zijn met dat doel in deze rapportage cijfers per ministerie opgenomen, voorzien van een korte toelichting van het desbetreffende ministerie. Voor de provincies, waterschappen en gemeenten worden de cijfers per sector weergegeven.

Paragraaf 2 beschrijft de methodische kant van de monitor, inclusief de nuances die men bij de gepresenteerde cijfers in aanmerking moet nemen. Paragraaf 3 geeft de uitkomsten per overheidssector, paragraaf 4 geeft de uitgesplitste resultaten van de ministeries.

Voor het Rijk wordt door het programma DBO samengewerkt met de nieuwe Chief Procurement Officer (CPO) en zijn Regiebureau Inkoop Rijksoverheid, alsmede met de Coördinerend Directeuren Inkoop van de departementen. De CPO heeft als opdracht onder andere duurzaam inkopen binnen het Rijk te bevorderen. Deze functie is ingesteld als vervolg op het rijksprogramma Professioneel Inkopen en Aanbesteden.

2. Methodiek van de monitor

2.1 Duurzaam inkopen

Duurzaam inkopen begint idealiter met het formuleren van toegespitst inkoopbeleid en het inbedden hiervan in de organisatie. In de monitor zijn vragen gesteld over deze borging van duurzaamheid in het inkoopbeleid en in de processen. De antwoorden zijn gesommeerd tot percentages die een beeld geven van de mate waarin de betreffende organisatie structureel aan duurzaam inkopen werkt.

De kern van duurzaam inkopen is vervolgens het toepassen van duurzaamheidscriteria in de aanbesteding, op zo’n manier dat het resultaat van die aanbesteding voldoet aan de criteria. In de monitor is voor 13 productgroepen gevraagd of de aanbesteding aan bepaalde criteria voldoet. Deze criteria zijn grotendeels afkomstig uit de reeds beschikbare en via www.senternovem.nl/duurzaaminkopen voor iedereen toegankelijke criteria, opgenomen in de zogenaamde Menukaart. Voor deze en andere productgroepen zullen in 2007 volgens een nieuwe systematiek criteriasets worden ontwikkeld die beter aansluiten bij de inmiddels geformuleerde concrete doelstellingen. Deze kunnen licht afwijken van de in deze monitor gehanteerde criteria. In de monitor 2008 zal hiermee vanwege de vergelijkbaarheid van de cijfers rekening worden gehouden.

Per productgroep is gevraagd naar de laatste substantiële aanbesteding in de afgelopen twee jaar. Per productgroep zijn enkele criteria als vereist aangemerkt, zonder dat dit kenbaar was voor de respondent. Indien is geantwoord dat het resultaat van de aanbesteding aan de vereiste criteria voldoet, is de inkoop van die productgroep als duurzaam bestempeld. In paragraaf 3 is in een tabel weergegeven hoeveel organisaties een productgroep duurzaam hebben ingekocht.

Er is verondersteld dat alle aanbestedingen van die productgroep voor een heel jaar tot hetzelfde al dan niet duurzame resultaat hebben geleid. Het jaar-inkoopvolume in euro’s is overgenomen uit de Nalevingsmeting Europese aanbestedingsregels uit 2005 van het ministerie van Economische Zaken.

Door het optellen van de volumes per productgroep is in een percentage uit te drukken welk deel van de totale inkoop van alle productgroepen duurzaam is ingekocht. Dit is in paragraaf 3 weergegeven als «duurzaam ingekocht volume». Tevens is aangegeven hoeveel productgroepen het betreft, omdat dit per sector cq ministerie verschilt. Het volume in euro’s is als grootheid voor optellen gebruikt, omdat er geen andere grootheid beschikbaar is waarop alle inkopen zijn uit te drukken (b.v. CO2-uitstoot). Door in paragraaf 4 tegelijk het aantal duurzaam ingekochte productgroepen te noemen, wordt het effect genuanceerd dat productgroepen met grote volumes meer invloed hebben op de score dan productgroepen met kleine volumes.

Drie productgroepen zijn wel bevraagd maar niet in de percentages opgenomen. Het betreft inhuur externen, hout en verhardingen. Aan het eind van paragraaf 3 worden deze separaat behandeld.

Er is voor gekozen een inkoop alleen duurzaam te noemen als het resultaat voldoet aan alle vereiste criteria. Een intentie (het meenemen van een criterium als wegingsfactor in de aanbesteding) is dus niet relevant. Ook resultaten die aan een deel van de vereiste criteria voldoen, zijn als niet duurzaam aangemerkt. Omdat in dit laatste geval wel degelijk sprake is van het toepassen van het duurzaamheids-gedachtengoed, is in paragraaf 4 apart in beeld gebracht hoeveel productgroepen de mnisteries «deels duurzaam» hebben ingekocht. Deze zijn echter niet in percentages uit te drukken omdat de criteria per productgroep zich tot elkaar verhouden als appels en peren.

De Monitor houdt geen rekening met gezamenlijke aanbestedingen. Waar dat aan de orde was, is toch gevraagd de gegevens per organisatie te verstrekken. In sommige gevallen is dat achterwege gelaten, waardoor een kleiner aantal productgroepen wordt gerapporteerd. Bij de volgende monitor zal worden bekeken of dit te vereenvoudigen is.

Gezien al het bovenstaande resulteert de Monitor in een gestructureerde meting van de voortgang, maar kennen de uitkomsten een beperkte hardheid. De cijfers mogen dus niet worden opgevat als geldend voor de hele populatie of voor het totale inkoopvolume van een organisatie. Er is sprake van een momentopname van een deel van de inkoop. Vele productgroepen zijn niet opgenomen in de cijfers (o.a. grote delen van de Bouw- en GWW-sector, welzijn, allerlei machines en voertuigen, financiële producten, stadsbeheer, hulpverlening). Toch biedt dit een goede indicatie van de huidige stand van duurzaam inkopen; voldoende om als referentie te dienen voor de Monitor 2008, waarbij uiteraard een mogelijk verschil in criteria zorgvuldig zal worden behandeld. Op basis van de in 2007 te ontwikkelen criteria kunnen dan ook over andere productgroepen worden gevraagd, maar vanwege de administratieve belasting zal wederom een keuze moeten worden gemaakt.

2.2 Klimaatneutrale overheid, energiebesparing, mobiliteitsmanagement, milieumanagement

Duurzaam wordt de bedrijfsvoering niet alleen door duurzaam inkopen. Wat je hebt ingekocht, moet je ook duurzaam gebruiken.

De term klimaatneutrale overheid slaat op de ambitie die is verwoord in het Nationaal Milieubeleidsplan 4 dat de Rijksoverheid in 2012 qua energiegebruik klimaatneutraal wil zijn. Dit kan door duurzaam inkopen of de andere drie thema’s hiervoor in te zetten, of door klimaatcompensatie: de negatieve duurzaamheidsimpact compenseren door investeringen met een positieve duurzaamheidsimpact zoals de aanplant van bomen.

Er is in de Monitor voor elk van de vier onderwerpen een aantal vragen gesteld aan de rijksorganisaties. Voor klimaatneutrale overheid gingen deze over het hebben van beleid hiervoor, het in kaart brengen van klimaateffecten van de organisatie en rapportage aan het management over de voortgang. Voor energiebesparing en mobiliteitsmanagement is gevraagd naar de aanwezigheid van beleid en naar een aantal concrete doelstellingen en maatregelen. Voor milieumanagement is gevraagd naar het hebben van een, al dan niet gecertificeerd, milieumanagementsysteem en de reikwijdte daarvan. De bevestigende antwoorden zijn door middel van puntentoekenning vervat in een scoringspercentage per onderwerp.

Deze vragen zijn alleen aan de ministeries en agentschappen voorgelegd. De gemiddelde score per onderwerp is in paragraaf 3 weergegeven. Paragraaf 4 bevat per individueel ministerie een totaalscore voor de vier onderwerpen.

3. Uitkomsten per overheidssector

Onderstaande tabel geeft een beeld welke productgroepen zijn gemeten, hoeveel organisaties deze hebben beantwoord als zijnde ingekocht in de laatste twee jaar (staat tussen haakjes) en hoeveel daarvan voldoen aan de duurzaamheidscriteria. Voorbeeld: van de ministeries hebben er vijf de laatste twee jaar een substantiële aanbesteding gedaan voor bedrijfskleding; bij drie daarvan voldoet het resultaat aan de criteria die als vereist zijn aangemerkt.

 MinisteriesAgent-schappenProvinciesWater-schappenGemeenten 100 000+Gemeenten 50k-100kGemeenten 50 000-
Respons1330917151643
Bedrijfskleding3 (5)0 (2)1 (5)1 (4)3 (9)0 (2)0 (1)
ICT-hardware5 (12)10 (16)3 (6)5 (12)5 (11)6 (14)11 (25)
Catering3 (11)3 (6)4 (5)1 (4)5 (8)4 (5)2 (4)
Electriciteit10 (13)3 (7)4 (7)5 (12)7 (12)10 (11)8 (17)
Dienstauto’s6 (13)4 (6) 3 (6)4 (8)3 (5)3 (9)
Gebouwen (nieuwbouw) – (0)– (0)4 (4)1 (7)0 (3)5 (14)
Gebouwen (Renovatie) 2 (3)0 (4)1 (2)0 (5)0 (1)0 (6)
Groenvoorziening 2 (2)3 (6)7 (8)7 (10)7 (7)7 (18)
Schoonmaak6 (11)8 (9)     
Drukwerk3 (12)5 (15)     
Busvervoer  1 (5)    

Door deze resultaten te combineren met de inkoopvolumes zoals beschreven in paragraaf 2.1 is het duurzaam ingekocht volume in een percentage uit te drukken. Dit kan per organisatie (paragraaf 4 doet dit voor ministeries) maar kan, door de volumes van de respondenten op te tellen, ook per sector. In de onderstaande staatjes worden deze percentages per sector weergegeven. Tevens worden de andere scores uit de monitor, tot stand gekomen zoals beschreven in paragraaf 2, weergegeven. Het «onderzocht volume» maakt duidelijk dat de gemeten productgroepen slechts staan voor een deel van het totale inkoopvolume van de respondenten.

De cijfers worden per sector gepresenteerd, omdat de bevraagde productgroepen verschillen en het duurzaam ingekocht volume dus niet bij elke sector op hetzelfde slaat.

Ministeries (kerndepartementen)
Aantal deelnemers13 uit 13Aantal bevraagde productgroepen7
Borging in beleid49%Duurzaam ingekocht volume50%
Borging in processen46%Onderzocht volume tov totaal volume8%*
    
Klimaatneutraal:33%Energiebesparing:56%
Mobiliteitsmanagement:68%Milieumanagement:38%

* Cijfer exclusief Algemene Zaken, Defensie en de Belastingdienst.

De score van 50% voor de Rijksorganisaties is een flinke stap in de richting van de 100%-ambitie. Als daarbij wordt vermeld dat voor nog eens 42% van het onderzochte volume al een deel van de duurzaamheidscriteria wordt toegepast, dan lijkt de doelstelling van 100% voor de gemeten productgroepen binnen bereik te komen. Twee departementen, BZK en LNV, scoren al 100% en zijn dus het bewijs dat het zeker kan. Hierbij moet natuurlijk meteen worden aangegeven dat de scores slechts 8% van alle inkopen betreffen (gemeten volume in euro). Voor vele productgroepen is nog geen score bekend. Daaronder zitten ook productgroepen waar het toepassen van duurzaamheid nog in de kinderschoenen staat. Omdat daar op korte termijn criteria voor worden ontwikkeld, moet het mogelijk zijn om ook die inkopen in 2010 duurzaam te laten verrichten.

Agentschappen
Aantal deelnemers30 uit 40 (>100)Aantal bevraagde productgroepen9
Borging in beleid20%Duurzaam ingekocht volume79%*
Borging in processen24%Onderzocht volume tov totaal volumen.b.
    
Klimaatneutraal:10%Energiebesparing:15%
Mobiliteitsmanagement:59%Milieumanagement:17%

* Cijfer voor 21 agentschappen, voor de overige ontbraken gegevens.

Voor de Monitor zijn 40 agentschappen benaderd, namelijk diegene die door de Coördinerend Directeur Inkoop van elk departement relevant werden geacht. Helaas zijn niet voor alle agentschappen volumes bekend van hun totale inkoop, zodat niet is te zeggen welk deel daarvan in het onderzoek is betrokken.

De sectorscore van 79% duurzaam inkopen klinkt prachtig. Er zijn inderdaad vele agentschappen die grote of kleinere stappen hebben gezet op weg naar de doelstelling van 100%. Een nuancering is dat de agentschappen van de 9 bevraagde productgroepen er gemiddeld slechts 3 hebben ingevuld. De score voor die andere 6 is dus niet bekend. Deels betreft het productgroepen die in de onderzoeksperiode niet zijn ingekocht, deels zijn de vragen niet beantwoord omdat voor de inkoop werd meegelift met het kerndepartement (hoewel de monitor ook dan om invulling verzocht). Ook kunnen er andere redenen voor non-respons zijn geweest.

Opvallend is dat de borging van duurzaamheid in beleid en processen bij agentschappen een stuk lager is dan bij de kerndepartementen (hoewel daar de variatie groot is). Dit maakt de duurzaam inkopenscore meer afhankelijk van de incidentele inzet bij aanbestedingen. Hier ligt dus nog een uitdaging.

Provincies   
Aantal deelnemers9 uit 12Aantal bevraagde productgroepen7
Borging in beleid17%Duurzaam ingekocht volume25%
Borging in processen22%Onderzocht volume tov totaal volume18%

De vertegenwoordigers van de provincies in het programma DBO laten weten dat de score de vraag oproept of duurzaam inkopen op dit moment voldoende aandacht krijgt. De provincies mogen meer ambitie uitstralen dan ze nu doen. Dit kan een extra impuls krijgen door elkaar daar in IPO-verband ook op aan te spreken.

De vertegenwoordigers vinden het verheugend dat op vrijwel alle gemeten productgroepen meerdere provincies duurzaam inkopen, dit maakt het mogelijk van elkaar te leren. Voor de productgroep busvervoer is de score nog beperkt, hetgeen vanwege de omvang van de productgroep een fors effect heeft op de totaalscore. Dit heeft te maken met het feit dat de concessieverlening onlangs voor het eerst bij provincies is neergelegd. Duurzaamheid is dan niet het eerste aandachtspunt. Dit laat onverlet dat de huidige concessies al diverse duurzaamheidsaspecten kennen en er in IPO-verband contact is om over dit proces van elkaar te leren.

Waterschappen   
Aantal deelnemers17 uit 27Aantal bevraagde productgroepen7
Borging in beleid18%Duurzaam ingekocht volume61%
Borging in processen28%Onderzocht volume tov totaal volume13%

De Unie van Waterschappen laat weten dat de score een vertekenend beeld geeft. Een groot aantal productgroepen is niet gemeten, zoals in de grond-, weg- en waterbouw. De Unie voorziet dat het verduurzamen van deze productgroepen nog een hele opgave zal zijn, zodat de ambitie van 50% zeker nastrevenswaardig blijft.

Gemeenten 100 000+   
Aantal deelnemers15 uit 25Aantal bevraagde productgroepen7
Borging in beleid32%Duurzaam ingekocht volume35%
Borging in processen36%Onderzocht volume tov totaal volume19%
Gemeenten 50 000–100 000  
Aantal deelnemers16 uit 30 (40)Aantal bevraagde productgroepen7
Borging in beleid18%Duurzaam ingekocht volume41%
Borging in processen28%Onderzocht volume tov totaal volume12%
Gemeenten 50 000-  
Aantal deelnemers43 uit 75 (393)Aantal bevraagde productgroepen7
Borging in beleid11%Duurzaam ingekocht volume49%
Borging in processen15%Onderzocht volume tov totaal volume9%

Vanwege de administratieve belasting van de monitor is voor de middelgrote en kleine gemeenten een steekproef getrokken uit de totale populatie die tussen haakjes is vermeld.

De VNG laat weten de score van gemiddeld ruim 40% duurzaam inkopen bij gemeenten verrassend hoog te vinden, ook in het licht van de inspanningsverplichting van 50%. Bezien zal moeten worden of deze score even hoog blijft als ook andere inkooppakketten bij de monitor kunnen worden betrokken.

Gemeenten onderzoeken of zij voor klimaatneutraal inkopen en CO2-compensatie aansluiting kunnen zoeken bij programma’s van het Rijk.

De drie overige productgroepen

Er zijn drie productgroepen waarover de Monitor 2006 wel vragen bevatte, maar die niet in de percentages per sector of ministerie zijn verwerkt. Het betreft inhuur externen, verhardingen en hout. Voor geen van de drie productgroepen waren criteria in de in paragraaf 2.1 genoemde menukaart beschikbaar, zodat de overheden niet eerder kennis hadden kunnen nemen van de bevraagde criteria. Bij het Programma DBO leefde wel de behoefte informatie over de stand van zaken te verkrijgen, vanwege het opstellen van criteria nieuwe stijl en, met name voor hout, de (politieke) relevantie.

Voor inhuur externen geldt dat dit een heel groot volume betreft. Voor kerndepartementen, agentschappen en diensten geldt dat het globaal twee keer zo groot is als de in bovenstaande tabel genoemde productgroepen samen. Voor de doelstelling van 100% duurzaam inkopen is dit dus een zeer belangrijk pakket. Omdat er geen goede criteria beschikbaar waren, is deze productgroep buiten de kwantitatieve scores gehouden. Meetellen zou de scores te veel beïnvloeden. Wel is aan te geven dat één van de gevraagde criteria slechts door een kwart van de organisaties is toegepast, bij de andere criteria was dit nog minder; van brede duurzame inhuur externen is dus zeker nog geen sprake.

Voor verhardingen en hout zijn de antwoorden niet verwerkt in de geaccumuleerde percentages, omdat er geen betrouwbare volumegegevens in euro beschikbaar zijn. Voor verhardingen geldt dat de zes provincies die dit inkochtten meestal wel positief scoren op enkele criteria op het vlak van hergebruik van materiaal, maar geen van allen volledig duurzaam zijn. Van de waterschappen zijn vier van de vijf aanbestedingen juist volledig duurzaam. Hier is mogelijk van elkaar te leren.

Voor hout geldt dat de onderzoeksvraag, of het hout met een certificaat betrof, door 88% van de inkopende overheden met ja is beantwoord; in 2004 was dit nog slechts 7%.

Klimaatneutrale overheid, energiebesparing, mobiliteitsmanagement, milieumanagement

We kunnen constateren dat er al veel gebeurt op het vlak van mobiliteitsmanagement, hoewel het veelal inspanningen betreft en concrete duurzaamheidsresultaten niet zijn bevraagd. Voor energiebesparing kennen de ministeries aanmerkelijk meer uitgewerkt beleid dan de agentschappen. Met het verdisconteren van de Europese Energiedienstenrichtlijn in de inkoopcriteria en de uitwerking van de besparingsdoelstelling van het nieuwe kabinet kunnen op dit vlak concrete resultaten worden geboekt. De scores op klimaatneutrale overheid en milieumanagement, waarvoor een meer integrale aanpak van het milieuvraagstuk nodig is, blijven duidelijk achter.

4. Scores per ministerie

Net als tussen de sectoren, zijn de cijfers van de ministeries maar beperkt onderling vergelijkbaar. Het aantal ingekochte productgroepen en hun volume kan verschillen, dus de percentages duurzaam ingekochte productgroepen en duurzaam ingekocht volume kennen per departement een andere berekeningsgrondslag. De cijfers voor borging in beleid en processen, en voor KEMM, zijn wel vergelijkbaar. Per ministerie zijn ook cijfers voor agentschappen opgenomen, voor zover daar antwoorden van zijn verkregen. Het aantal agentschappen waar de cijfers voor gelden, staat steeds bovenaan de tabelletjes.

Hoewel een vergelijking van volumescores dus beperkingen kent, is wel een vergelijking te trekken tussen de al dan niet duurzaam ingekochte productgroepen. In onderstaande tabel is dat voor de ministeries inzichtelijk gemaakt. De aparte categorie «deels duurzaam» betreft productgroepen waar het departement wel een deel van de duurzaamheidscriteria heeft toegepast, maar niet alle vereiste om de inkoop van de desbetreffende productgroep duurzaam te noemen. De categorie «beargumenteerd» (alleen bij de Belastingdienst) betreft een productgroep, waarvoor deze organisatie het noodzakelijk achtte een duurzaamheidscriterium niet toe te passen. In de brief aan de Kamer van 14 juli 2006 is deze mogelijkheid opgenomen. Het ministerie van Financiën licht dit verderop toe.

kst-30196-14-1.gif

In de tabel is goed te zien dat er maar weinig productgroepen zijn waar een departement helemaal geen duurzaamheidscriteria heeft toegepast. In volume betreft dit ruim 6%. Naast de 50% volume die de kerndepartementen duurzaam hebben ingekocht, is er 42% waarvoor sommige criteria zijn toegepast. Dit zegt dus niets over de productgroepen waarvoor geen antwoorden zijn verstrekt, omdat ze de afgelopen twee jaar niet zijn ingekocht. Met ruim 1% voor de categorie «beargumenteerd» maakt dit 100%.

Hieronder zijn de scores per ministerie samengevat en voorzien van commentaar door het ministerie zelf. Elke organisatie is immers zelf verantwoordelijk voor het verduurzamen van de eigen bedrijfsvoering. Omdat voor agentschappen wel sprake is van ministeriële verantwoordelijkheid zijn de cijfers voor de agentschappen samengevoegd per departement. Voor de juiste interpretatie van de cijfers wordt verwezen naar paragraaf 2.1.

KD staat in de tabellen voor kerndepartement, het beleidsdeel van het ministerie, ter onderscheiding van AG, van agentschappen en diensten. Het aantal agentschappen waarvoor de cijfers gelden, staat vermeld (bij AZ: #1).

Ministerie van Algemene Zaken

 KDAG#1 KDAG#1
Borging in beleid8%0%Beantwoorde productgroepen52
Borging in processen28%0%Duurzaam ingekochte productgroepen2 = 40%0%
KEMM22%0%Duurzaam ingekocht volume36%0%
   Onderzocht volume tov totaal volumen.b. 

Reactie van het ministerie:

Het ministerie herkent de score van 36%. Vanwege de omvang van het departement wordt weinig eigen beleid gevoerd en vooral meegelift op gezamenlijke aanbestedingen. Toch neemt het ministerie zich voor om de komende tijd in ieder geval duurzaamheid te borgen in het inkoopbeleid en de -processen.

Het percentage omtrent duurzaam inkopen is bij het agentschap nul omdat bij Algemene zaken waar mogelijk de apparaatsinkopen in hoofdzaak zijn gebundeld. Voor inkopen die voortvloeien uit gekregen opdrachten zijn tot op heden de condities vanuit de opdrachtgever maatgevend en zijn de huidige -meerjarigecontracten geldend. In deze zal in samenspraak met de -collectieveopdrachtgevers bekeken worden op welke wijze invulling kan worden gegeven aan de criteria van duurzaam inkopen.

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

 KDAG#3 KDAG#2
Borging in beleid92%6%Beantwoorde productgroepen7gem. 2,5
Borging in processen83%19%Duurzaam ingekochte productgroepen7 = 100%gem. 80%
KEMM62%20%Duurzaam ingekocht volume100%99%
   Onderzocht volume tov totaal volume13% 

Reactie van het ministerie:

Het ministerie is verheugd te zien dat zijn beleid vruchten afwerpt. Door consequente aandacht voor het thema duurzaamheid, onder andere met behulp van een speciale ambassadeur in de organisatie, blijkt het mogelijk om de doelstellingen te halen. BZK realiseert zich dat de meting slechts enkele productgroepen betreft, maar spreekt het vertrouwen uit dat het fundament is gelegd om de toekomstige criteria voor duurzaam inkopen volledig te implementeren.

Bij komende aanbestedingen zal worden gekeken naar de criteria van duurzaamheid en de mogelijkheden om deze effectief in te passen. Vanuit het kerndepartement zal hierbij specifieke aandacht uitgaan naar de communicatie met en ondersteuning van de diverse organisatieonderdelen.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

 KDAG#0 KDAG#0
Borging in beleid79% Beantwoorde productgroepen5 
Borging in processen34% Duurzaam ingekochte productgroepen1 = 20% 
KEMM67% Duurzaam ingekocht volume15% 
   Onderzocht volume tov totaal volume4% 

Reactie van het ministerie:

In 2006 heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken beleid vastgesteld voor duurzame bedrijfsvoering. Naast een aantal besparende maatregelen is duurzaam inkopen een integraal onderdeel van het beleid voor duurzame bedrijfsvoering en zijn procedurele maatregelen genomen om duurzame inkoop te borgen. Dit vertaalt zich in de goede scores op de borging in beleid en op KEMM. Het gepresenteerde resultaat dat het ministerie 15% duurzaam heeft ingekocht, is teleurstellend. Buitenlandse Zaken heeft in de afgelopen jaren veel energie gestoken in duurzaamheid en wel degelijk resultaten bereikt. Deze komen in de score niet tot uitdrukking omdat wel veel duurzaamheidscriteria zijn opgenomen in de aanbestedingsdocumenten maar net niet genoeg om volledig duurzaam te zijn. De grafiek aan het begin van paragraaf 4 laat zien dat dit voor vier van de vijf ingekochte productgroepen het geval is. Dit biedt het ministerie wel de mogelijkheid om met enkele aanvullende eisen de inkoop van deze productgroepen in één klap duurzaam te maken hetgeen in 2007 zal worden opgepakt. Ook zal aandacht worden gegeven aan de borging in processen. Het ministerie onderstreept het belang dat duurzaamheidscriteria tijdig beschikbaar komen zodat duidelijk is aan welke eisen moet worden voldaan. Ook is het van belang dat bij interdepartementale inkoopsamenwerking waarborgen worden ingebouwd zodat voldaan wordt aan alle beschikbare duurzaamheidcriteria.

Ministerie van Defensie

Onderstaande cijfers zijn voor het kerndepartement en de uitvoerende diensten samen.

 KDAG#0 KDAG#0
Borging in beleid83% Beantwoorde productgroepen7 
Borging in processen66% Duurzaam ingekochte productgroepen3 = 43% 
KEMM72% Duurzaam ingekocht volume50% 
   Onderzocht volume tov totaal volumen.b. 

NB: De productgroepen bussen en verhardingen zijn door Defensie wel ingekocht, maar zijn, omdat men alleen de vragenlijst voor kerndepartementen voorgelegd heeft gekregen, niet beantwoord.

Reactie van het ministerie:

Het ministerie herkent zich in de goede cijfers voor de borging van duurzaamheid in beleid en processen. Het ministerie zal in de komende periode actief bijdragen aan het verbeteren van duurzaamheidscriteria en de verdere ontwikkeling van de menukaarten. Naast drie duurzaam ingekochte productgroepen zijn er drie productgroepen waarbij al een deel van de vereiste duurzaamheidscriteria wordt toegepast. Het ministerie heeft daarom de vaste overtuiging op de goede weg te zijn met duurzaamheid. Dit geldt ook voor de bij het ministerie niet gemeten productgroepen als gebouwen en groenvoorziening. Wel houdt het ministerie vast aan de mogelijkheid om in specifieke gevallen duurzaamheidscriteria beargumenteerd niet toe te passen. Zo zal militair materieel in de allereerste plaats moeten voldoen aan de operationele eisen. Bij de keuze van het materieel spelen milieu- en sociale eisen een belangrijke rol maar voorop staat dat het materieel onder sterk wisselende omstandigheden op een voor het personeel veilige wijze inzetbaar moet zijn.

Ministerie van Economische Zaken

 KDAG#3 KDAG#3
Borging in beleid83%36%Beantwoorde productgroepen4gem. 3
Borging in processen56%30%Duurzaam ingekochte productgroepen1 = 25%gem. 78%
KEMM50%24%Duurzaam ingekocht volume12%73%
   Onderzocht volume tov totaal volume 6% 

Reactie van het ministerie:

De cijfers van het ministerie van Economische Zaken laten een divers beeld zien. Het kerndepartement beschikt weliswaar over het milieucertificaat NEN-EN-ISO 14 001:2004 (onlangs verlengd voor een periode van drie jaar) en past voor alle ingekochte produkten duurzaamheidscriteria toe, maar dit resulteert niet in een hoge score. Om de 100% doelstelling te bereiken zullen dan ook nog de nodige stappen moeten worden gezet. Hiermee is reeds een aanvang gemaakt.

Daartegenover blijken de agentschappen flinke vorderingen te hebben gemaakt. Dit neemt niet weg dat SenterNovem grote ambities heeft rond de eigen duurzame bedrijfsvoering en duurzaam inkopen. In 2006 is een intern projectteam van start gegaan. De eerste resultaten zijn terug te vinden in een relatief goede score voor beleid en voor KEMM (klimaatneutrale rijksoverheid, energiebesparing, milieu- en mobiliteitsmanagement). De score voor duurzaam inkopen is weliswaar mooi, maar betreft slechts sommige kleine productgroepen. Met het ingeslagen pad zal naar verwachting in 2008 een nog hogere score bereikt worden rond duurzaam inkopen.

Een en ander is ook van toepassing op de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). De NMa heeft geen antwoorden gegeven voor de productgroepen waarop het meelift met het kerndepartement. De NMa geeft aan dat duurzaamheid voor het komend jaar op de agenda staat om tot nog betere uitkomsten te komen. Wellicht kan het daarbij gebruik maken van de ervaringen van OctrooiCentrum Nederland (100% duurzaam).

Tenslotte, bij Agentschap Telecom en Economische VoorlichtingsDienst waren geen cijfers beschikbaar. EZ zegt toe bij de volgende monitor, in 2008, een compleet beeld te verschaffen.

Ministerie van Financiën

 *KD-BD *KD-BD
Borging in beleid56%25–88Beantwoorde productgroepen 6–6
Borging in processen74%74–74Duurzaam** ingekochte productgroepen 50%-66%
KEMM88%87–88Duurzaam** ingekocht volume57%35%-60%
   Onderzocht volume tov totaal volume 21%-n.b.

* Scores zijn voor kerndepartement en Belastingdienst samen. In de volgende kolom apart.

** Inclusief productgroepen waarbij een criterium beargumenteerd niet is toegepast. Het betreft bedrijfskleding bij de Belastingdienst (Douane), die om veiligheidsredenen niet wordt teruggenomen.

Reactie van het ministerie:

De getoonde resultaten weerspiegelen de inspanningen van het ministerie. Kerndepartement en Belastingdienst kopen elk drie productgroepen duurzaam in en gebruiken voor de overige productgroepen ook duurzaamheidscriteria maar net niet alle in de monitor vereiste. Voor sommige productgroepen worden zelfs extra, niet in de monitor vereiste, duurzaamheidscriteria toegepast. Inmiddels is voor de catering met ingang van 2007 het inkoopvolume biologische producten bij de Belastingdienst aanzienlijk uitgebreid waardoor thans wel wordt voldaan aan alle criteria. Zoals in de voetnoot bij de tabel wordt vermeld, is de productgroep bedrijfskleding ook duurzaam ingekocht echter het vereiste duurzaamheidscriterium «het retour nemen van afgedankte kleding» is met neen beantwoord. De reden hiervoor is dat de Belastingdienst de afgedankte kleding laat vernietigen vanwege veiligheidsoverwegingen. Veiligheid is ten aanzien van dit specifieke duurzaamheidscriterium zwaarwegender. Dit is conform de uitgangspunten genoemd in de brief van 14 juli 2006 (Kamerstuk ll, 2005–2006, 30 300 Xl, nr. 134). Uitgangspunt is in 2010 100% duurzaam in te kopen.

Zodra de ontbrekende duurzaamheidscriteria in de verschillende productgroepen definitief zijn vastgesteld, zullen deze op basis van de uitgangspunten genoemd in bovengenoemde kamerbrief van worden toegepast.

De scores op borging in beleid en met name die voor borging in processen en KEMM laten zien dat het ministerie duurzaamheid zeker hoog in het vaandel heeft staan. Er is een apart actieprogramma duurzame Belastingdienst 2006–2010. Ook is de doelstelling om al in 2010 klimaatneutraal zijn met de bedrijfsvoering, in plaats van de Rijksbrede ambitie dit in 2012 te bereiken.

Ministerie van Justitie

 KDAG#4 KDAG#4
Borging in beleid4%2%Ingevulde productgroepen4gem. 2,5
Borging in processen24%4%Duurzaam ingekochte productgroepen0 = 0%gem. 60%
KEMM9%23%Duurzaam ingekocht volume0%95%
   Onderzocht volume tov totaal volume8% 

Reactie van het ministerie:

In het rapport wordt onderscheid gemaakt tussen het kerndepartement en de agentschappen. Binnen Justitie zijn dit de zelfstandig aanbestedendediensten. Het resultaat duurzaam inkopen van deze diensten is voor het kerndepartement 0% en van 4 van de totaal 7 agentschappen 95%.

Er wordt in de praktijk door alle diensten gebruik gemaakt van raamcontracten voor hun aanschaf van duurzaam geproduceerd papier, milieuvriendelijke drukwerk, duurzame en sociaal verantwoorde catering, milieuvriendelijke kantoorartikelen, milieuvriendelijke dienstauto’s etc. Bovendien is in recent door de beleidsdirectie Inkoop, Huisvesting en Milieu ontwikkelde standaard aanbestedingsdocumenten een afzonderlijke paragraaf voor duurzaam inkopen opgenomen. De diensten binnen Justitie worden hiermee gewezen op het belang dat het kabinet hecht aan duurzaam inkopen en milieu en gemotiveerd om sociale criteria waar mogelijk en beschikbaar toe te passen. Voor informatie over criteria wordt daarin verwezen naar onder andere de site van SenterNovem en het Milieuloket. De nu nog lage scores voor borging in beleid en processen zullen de volgende meting aanzienlijk hoger uitvallen.

De 0%-score van het kerndepartement is teleurstellend. Voor twee van de vier ingekochte productgroepen zijn wel duurzaamheidscriteria toegepast, maar niet alle vereiste. Daar waar milieucriteria beschikbaar zijn, worden deze bij de gezamenlijke en individuele aanbestedingen toegepast. In een enkel geval, zoals de niet in de monitor bevraagde aanbesteding papier, zelfs verdergaand dan op de SenterNovem-site. Het lijkt erop dat het gebruik van soms andere criteria dan de nu gemeten criteria, heeft bijgedragen aan de lage score. Verder wordt opgemerkt dat de vragen vanuit de inkoopfunctie zijn beantwoord. De vragen betreffen echter voor een deel andere bedrijfsvoeringsonderdelen (o.a. vervoer, milieu). Een en ander betekent dat als straks de nieuwe criteria duidelijk zijn en de vragen gerichter worden uitgezet, de score beduidend hoger zal uitvallen.

Het ministerie schaart zich achter de doelstelling van 100% duurzaam inkopen. Wel wordt een voorbehoud gemaakt voor de toepassing van criteria die op gespannen voet staan met de taakuitoefening van Justitie.

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

 KDAG#5 KDAG#5
Borging in beleid79%14%Beantwoorde productgroepen5gem. 2,4
Borging in processen28%12%Duurzaam ingekochte productgroepen5 = 100%gem. 33%
KEMM40%13%Duurzaam ingekocht volume100%10%
   Onderzocht volume tov totaal volume11% 

Reactie van het ministerie:

Uitvoering van het duurzaam inkoopbeleid wordt op het moment binnen LNV gestimuleerd. LNV koopt, waar mogelijk, duurzaam in en betrekt milieu- en sociale criteria in het inkoopproces. Men is op de hoogte van duurzaamheidscriteria, die bij LNV-brede aanbestedingen toegepast moeten worden (middels de Leidraad Aanbestedingen 2006).

In de binnenkort aan te passen Nota inkoopbeleid zal duurzaam inkopen als zwaarwegend criterium worden meegenomen. Er is een tijdspad vastgesteld richting 100% duurzaam inkopen voor alle productgroepen in 2010. Dat dit voor de door het kerndepartement gerapporteerde vijf productgroepen al is gelukt, is erg stimulerend.

Bij de implementatie van bedrijfsinterne milieuzorg binnen LNV zal er vooral ingezet worden op de aspecten rond duurzaamheid: People, Planet en Profit.

LNV richt zich vooral op de milieuonderwerpen die in overeenstemming zijn met de maatschappelijke voorbeeldfunctie van het ministerie en waarbij we het beslag op de milieugebruiksruimte wezenlijk kunnen verminderen, zoals de stimulering van «groene» producten (bijv. bio-catering, papier, inventaris, groene stroom), het gebruik van drink- en oppervlakte water (kwantiteit en kwaliteit) en de preventie en scheiding van afval.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

 KDAG#3 KDAG#2
Borging in beleid8%25%Beantwoorde productgroepen2gem. 5
Borging in processen56%40%Duurzaam ingekochte productgroepen0 = 0%gem. 70%
KEMM41%20%Duurzaam ingekocht volume0%93%
   Onderzocht volume tov totaal volume11% 

Reactie van het ministerie:

Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft voor de indicator «mate waarin duurzaam is ingekocht» 0 procent gescoord. In deze reactie willen we het resultaat op het onderdeel duurzaam inkopen in het juiste perspectief plaatsen. OCW is bevraagd op zeven productgroepen. Vier van de ondervraagde productgroepen konden niet worden beantwoord, omdat OCW deze in de afgelopen twee jaar niet heeft aanbesteed, zijnde ICT-hardware, schoonmaakdienstverlening, groenvoorziening en catering. Deze productgroepen zijn aanbesteed in 2002–2003 in verband met de verhuizing van OCW naar de Hoftoren in Den Haag en vallen derhalve buiten de scope van deze monitor. OCW heeft hierop derhalve niet kunnen scoren, maar heeft voor de contracten voor schoonmaakdienstverlening en catering wel degelijk bewust op duurzaamheid ingezet.

Voor de twee productgroepen die wel zijn beantwoord, zijn milieucriteria meegewogen als selectie- of gunningcriterium in de aanbesteding: Dienstauto’s (als participant in interdepartementale PIT aanbesteding), drukwerk (PIT aanbesteding). Echter, de geselecteerde partijen voldoen niet aantoonbaar aan alle in de monitor vereiste duurzame aspecten.

Er blijft van de ondervraagde inkooppakketten eigenlijk één aanbesteding over waar OCW aan zet was om een milieuvriendelijk product te selecteren: bedrijfskleding. Hierbij is duurzaamheid als criterium meegenomen, zonder dat dit – alles afwegende – heeft geleid tot de keuze voor een partij die op dit aspect het beste scoorde.

Voor de productgroepen waar in het verleden geen milieucriteria hebben meegewogen in de beoordeling, geldt dat dit vanaf 1 januari 2007 wel gaat gebeuren. De goede scores van de agentschappen laten zien dat het ministerie de doelstelling van duurzaam inkopen zeker onderschrijft.

Op het moment dat de monitor werd ingevuld was het milieuzorgsysteem nog in opbouw. Inmiddels geldt dat duurzaam inkopen als speerpunt voor 2007 is benoemd. Daarnaast worden duurzame alternatieven in de specificatiefase van een aanbesteding als verplichte stap meegenomen. Met de milieubeleidsverklaring die is getekend door de pSG zijn de doelen rondom milieu en ook duurzaam inkopen op het hoogste niveau van het departement vastgelegd. In december 2006 heeft OCW overigens het ISO 14 001 certificaat verkregen. Naast de scores voor inkoop zullen dus ook de scores voor borging en voor KEMM de volgende meting beduidend hoger uitvallen.

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

 KDAG#1 KDAG#0
Borging in beleid67%48%Beantwoorde productgroepen6 
Borging in processen41%41%Duurzaam ingekochte productgroepen4 = 67% 
KEMM39%16%Duurzaam ingekocht volume65% 
   Onderzocht volume tov totaal volume11% 

Reactie van het ministerie:

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) hecht grote waarde aan duurzaamheid bij inkoop. SZW neemt actief deel aan het interdepartementale kernteam Duurzaam Inkopen (DUIN) waarin initiatieven worden uitgewerkt om duurzaamheid te bevorderen. Ook participeert SZW in het programma Duurzame Bedrijfsvoering Overheden (DBO), waarbij SZW trekker is van een werkgroep om sociale criteria voor inkoop en aanbestedingen uit te werken.

Uit de cijfers blijkt dat SZW duurzaamheid bij inkoop heeft opgenomen in het departementale beleid en de inkoopprocessen. Het bereikte resultaat van 65% voor het kerndepartement is een goede stap op weg en weerspiegelt de ambities van SZW. De komende jaren zullen wij in samenwerking met andere departementen en SenterNovem flinke stappen zetten om het bereikte resultaat verder te verbeteren. Het realiseren van de doelstellingen in de brief aan uw Kamer over «100% duurzaamheid» staat daarbij centraal.

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

 KDAG#1 KDAG#0
Borging in beleid 0%0%Beantwoorde productgroepen7 
Borging in processen26%0%Duurzaam ingekochte productgroepen5 = 71% 
KEMM37%0%Duurzaam ingekocht volume95% 
   Onderzocht volume tov totaal volume5% 

Reactie van het ministerie:

Verkeer en Waterstaat herkent zich in de resultaten van de monitor conform de vastgestelde scoringsmethodiek. Voor een aantal productgroepen, waaronder ICT-hardware, zijn mantelovereenkomsten gesloten ten tijde dat er nog geen duurzaamheidscriteria voor deze productgroepen voorhanden waren. Bij hernieuwde aanbesteding zullen nieuw ontwikkelde criteria in de aanbestedingsprocedure worden meegenomen, teneinde ook voor deze productgroepen te voldoen aan de vastgestelde ambities en doelstellingen voor 2010.

Verkeer en Waterstaat participeert actief in het programma DBO om in de toekomst een evenwichtig beeld te presenteren van de mate waarin VenW duurzaam inkoopt. Momenteel maakt duurzaam inkopen op het gebied van grond- weg en waterbouw (GWW) nog geen onderdeel uit van de monitor. RWS draagt in het programma bij aan het realiseren van specifieke criteria en de wijze waarop duurzaam inkopen structureel kan worden verankerd in de contractering van marktpartijen.

Het interne beleid van Verkeer en Waterstaat is er het komende jaar op gericht om duurzaamheid structureel te borgen in de bedrijfsvoering om de overheidsdoelstellingen te realiseren onder de voorwaarde dat de bestuurlijke lasten en de kosten beheersbaar blijven.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

 KDAG#4 KDAG#4
Borging in beleid 0%18%Beantwoorde productgroepen5gem. 3
Borging in processen 7%23%Duurzaam ingekochte productgroepen1 = 20%gem. 58%
KEMM22%27%Duurzaam ingekocht volume17%91%*
   Onderzocht volume tov totaal volume7% 

* Van één agentschap waren geen volumecijfers bekend, dus deze score slaat op 3 agentschappen.

Reactie van het ministerie:

VWS heeft als doelstelling om voor 2010, voor Rijksaankopen en -investeringen 100% duurzaamheid als zwaarwegend criterium mee te nemen, tenzij overtuigend kan worden aangegeven waarom het niet duurzaam kon.

Het resultaat van 17% (één productgroep) dat nu naar voren komt als duurzame inkopen lijkt een lage score. Voor de andere vier ingekochte productgroepen zijn echter ook al duurzaamheidscriteria toegepast en kan de volgende aanbesteding dus eenvoudig duurzaam scoren.

VWS heeft zich ten doel gesteld om in 2007 duurzame inkopen als onderdeel van het beleid in het inkoopproces op te nemen. Het doel hiervan is een verbinding te maken vanuit de praktijk van alle dag (inkoop van diensten, werken en leveringen) met duurzame inkopen. De menukaarten van de productgroepen (opgesteld door SenterNovem) worden tijdens het inkoopproces zoveel als mogelijk toegepast. Vanuit het interdepartementale Kernteam Duurzaam Inkopen zullen meetings voor (operationele) inkopers worden georganiseerd waaraan VWS zal deelnemen om de kennis met betrekking tot duurzame inkopen te vergroten en verder uit te dragen binnen de VWS organisatie. Daarnaast zullen via informatiebijeenkomsten en nieuwsbrieven de aanbestedende diensten worden betrokken bij dit proces. In 2007 zullen de bovenstaande maatregelen via inkoopactieplannen in de bestaande inkoopprocessen worden geïmplementeerd.

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

 KDAG#1 KDAG#1
Borging in beleid71%83%Beantwoorde productgroepen66
Borging in processen83%83%Duurzaam ingekochte productgroepen2 = 33%33%
KEMM87%87%Duurzaam ingekocht volume41%n.b.
   Onderzocht volume tov totaal volume9% 

Reactie van het ministerie:

Als trekkend ministerie van het programma DBO ziet VROM voor zichzelf een voorbeeldfunctie weggelegd. Daarom is het verheugend te zien dat de scores op borging in processen en op KEMM, en voor het agentschap ook op borging in beleid, de hoogste van alle ministeries zijn. De scores voor duurzaam inkopen steken daar helaas een beetje bij af. Voor de vier niet als duurzaam betitelde productgroepen worden al wel duurzaamheidscriteria toegepast, alleen niet alle in de monitor vereiste. VROM zal de nieuw te ontwikkelen criteria toepassen zodra deze beschikbaar zijn, zodat het beperkte huidige duurzame volume zo snel als mogelijk wordt uitgebreid tot 100%.


XNoot
1

Brief van toenmalig Staatssecretaris Van Geel (Kamerstuk II, 2005–2006, 30 300 XI, nr. 134) ter uitwerking van de motie Koopmans/De Krom (II, 2004–2005, 29 800 XI, nr. 130). De brief is besproken in Algemeen Overleg op 4 oktober 2006 (Verslag: II, 2005–2006, 30 196, nr. 10).

XNoot
2

Kamerstuk II, 2004–2005, 29 800 XI, nr. 103.

XNoot
1

Kamerstuk II, 2006–2007, 26 485, nr. 42.

Naar boven