nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 21 november 2005
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In Artikel I, onderdeel D, wordt in artikel 126zk, tweede lid, na «door
hem» ingevoegd: , zoveel mogelijk,.
B
In Artikel II, onderdeel D, komt subonderdeel 1 als volgt te luiden:
1. In het eerste lid, onderdeel 1°, wordt «vervolgd wordt
ter zake van» vervangen door: verdachte is van.
C
Artikel VI, onderdeel G, komt na «wordt» te luiden: «en
126s, eerste lid,» vervangen door «126s, eerste lid, 126zd, eerste
lid, en 126zf, eerste lid,» en komt de zinsnede na «artikel 126m,
eerste lid,» te luiden: 126t, eerste lid, en 126zg, eerste lid, voor
zover het bevel, bedoeld in artikel artikel 126m, derde of vierde lid, onderscheidenlijk
artikel 126t, derde of vierde lid, en artikel 126zg, derde of vierde lid,
ten uitvoer wordt gelegd zonder medewerking van de betrokken aanbieder.
Toelichting
Deze nota van wijziging bevat een drietal verbeteringen van het wetsvoorstel.
Onderdeel A heeft betrekking op de situatie waarin de opsporingsambtenaar
ter uitvoering van de bevoegdheid van het voorgestelde artikel 126zk Sv geconfronteerd
wordt met de onmogelijkheid een persoon bij een voorwerp te vinden dat hij
voor korte tijd wil meenemen voor nader onderzoek. Dat onder die omstandigheden
medeneming toch toegelaten is, wordt verduidelijkt door de toevoeging van «zoveel
mogelijk». Deze zinsnede is ontleend aan artikel 94, derde lid, tweede
volzin, Sv waarin eveneens de afgifte van een bewijs van ontvangst aan de
orde is. Onderdeel B beoogt ten aanzien van de voorgestelde wijziging
van artikel 189, eerste lid, onder 1°, Sr beter tot uitdrukking te brengen
dat de strafbepaling eerst toepassing kan vinden zodra er een verdachte is
geïdentificeerd. Ik verwijs hier verder naar de beantwoording van de
vragen over de voorgestelde wijziging van artikel 189 Sr in het artikelsgewijze
gedeelte van de nota naar aanleiding van het verslag. Onderdeel C, ten slotte,
is louter technisch van aard. De wijziging hangt samen met de vierde nota
van wijziging inzake het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht,
het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met nieuwe
ontwikkelingen in de informatietechnologie (computercriminaliteit II; Kamerstukken
II 2004/05, 26 671, nr. 17).
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner