30 164
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven

nr. 4
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD

VOORSTEL VAN WET

1. In artikel I, I, onder 1, stond in plaats van «de titels IVa tot en met V en Vb»: de titels IVa tot en met Vb.

MEMORIE VAN TOELICHTING

1. De laatste alinea van het onderdeel «Het materiële strafrecht» luidde na de derde volzin:

«Onderhavig wetsvoorstel kan eveneens in dit licht worden gezien; een analyse van de toepassings-mogelijkheden van strafvorderlijke bevoegdheden – die ook de Raad noodzakelijk achtte – heeft geleid tot de constatering dat verdere verbeteringen kunnen worden bevorderd. Dit wetsvoorstel wil derhalve mede tegemoet komen aan eerder geuite zorgen van de Raad van State over de afstemming tussen het materiële en formele strafrecht, zodat bevorderd wordt dat terroristische misdrijven in een vroegtijdig stadium kunnen worden opgespoord en de tenuitvoerlegging van voorbereidingen beter kan worden voorkomen.»

2. De vier laatste volzinnen aan het slot van de zesde alinea van het onderdeel «Bevoegdheden inzake onderzoek van voorwerpen, vervoermiddelen en kleding» ontbraken.

3. De zevende alinea in het onderdeel «Het opsporingsbegrip» ontbrak.

4. De laatste vijf volzinnen van de negende alinea in het onderdeel «Het opsporingsbegrip» ontbraken.

5. De drie volzinnen na de eerste volzin van de twaalfde alinea in het onderdeel «Het verkennend onderzoek» ontbraken.

6. Als laatste zin van de achttiende alinea in het onderdeel «Het verkennend onderzoek» was toegevoegd:

«In het kader van een verkennend onderzoek is geen toepassing van bijzondere opsporingsbevoegdheden mogelijk.»

7. De negentiende alinea in het onderdeel «Het verkennend onderzoek» luidde:

«Aan de zorgvuldige toepassing van het verkennend onderzoek en de hier voorgestelde bevoegdheid draagt ook bij dat de officier van justitie pas een verkennend onderzoek kan starten na toestemming van het College van procureurs-generaal. De daarvoor geldende procedure is opgenomen in de Aanwijzing bijzondere opsporingsbevoegdheden.

Het doel van de bewerking is gelijk aan het doel van het verkennend onderzoek. Het dient de opsporing van terroristische misdrijven voor te bereiden. Vastgesteld moet worden of, en zo ja welke, personen terroristische misdrijven beramen of plegen. Op basis daarvan kan een opsporingsonderzoek worden gestart. Verkennend onderzoek is zelf geen opsporing, maar betreft de voorbereiding van opsporing.»

8. De twee laatste volzinnen van de derde alinea van het onderdeel «Geheimhouding van processtukken» luidden:

«In dat geval kan – vgl. artikel 282 Sv – het onderzoek op de terechtzitting ook telkenmale maximaal drie maanden worden geschorst. De voorgestelde wijziging van artikel 21, vijfde lid, Sv waarborgt verder dat de vordering tot verlenging van de voorlopige hechtenis telkens wordt behandeld door de meervoudige kamer (vgl. artikel I, onderdeel A).»

9. De drie laatste volzinnen van de vierde alinea van het onderdeel «Geheimhouding van processtukken» ontbraken.

10. De negende alinea van de toelichting op de artikelen 126zk tot en met 126zm Sv ontbrak.

Naar boven