30 139 Veteranenzorg

Nr. 237 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 oktober 2020

Uw Kamer heeft mij per brief d.d. 3 september 2020 gevraagd te reageren op de brief die u op 15 augustus 2020 heeft ontvangen van Y.H. te W. inzake nuancering theorie en praktijk bij de toepassing van voorzieningen van gewonde veteranen. Mijn reactie op deze brief volgt hierna, waarbij ik niet in zal gaan op de individuele casuïstiek van dhr. Y.H. Met hem is inmiddels hierover contact opgenomen.

Voor de bijzondere zorgplicht zoals verankerd in de Veteranenwet en met name het materiele deel, heeft Defensie voor de uitvoering daarvan een contract met ABP afgesloten. Het onderdeel Bijzondere Regelingen Defensie (BRD) van het ABP voert onder andere de Voorzieningenregeling uit. Defensie en BRD houden elk kwartaal een overleg over de wijze van de uitvoering en BRD legt daarover verantwoording af. Een van de prestatie-indicatoren is klanttevredenheid en die scoort door de jaren heen een zeven gemiddeld. Dit laat onverlet dat gewonde veteranen ontevreden kunnen zijn over de behandeling door BRD en is de beleving soms negatief als een gevraagde voorziening niet wordt toegekend of de behandeling van een aanvraag lang duurt. Mogelijkheden voor bezwaar en beroep staan hierbij altijd open. Het beeld dat BRD voorzieningen afwijst op financiële gronden is onjuist. Het gaat om uitvoering van rechtspositionele regelingen, waarbij een rechtmatigheidstoets plaatsvindt al dan niet gebaseerd op het advies van een specialist, zoals een verzekeringsarts.

Als het gaat om de duidelijkheid over de voorzieningen verwijs ik naar mijn kamerbrief van 29 januari 2019 (Kamerstuk 30 139, nr. 208), waarmee ik u heb geïnformeerd naar aanleiding van een toezegging over dit onderwerp uit het nota overleg van 25 juni 2018.

Waar het gaat om nieuw beleid heb ik u in de Veteranennota van vorig jaar en van dit jaar geïnformeerd over het voornemen tot herziening van het stelsel van uitkeringen en voorzieningen. In deze aankomende stelselwijziging neem ik nadrukkelijk de gemaakte opmerkingen mee die dhr. Y.H. te W. in zijn brief maakt door een hedendaagse en toekomstbestendig systeem te ontwikkelen waarin de veteraan meer centraal staat, gericht op gezondheid en zelfredzaamheid.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

Naar boven