30 139 Veteranenzorg

Nr. 219 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2019

In reactie op de gewijzigde motie van de leden Karabulut en Kerstens (Kamerstuk 30 139, nr. 217) deel ik u het volgende mee.

Ik deel de overweging dat Defensie een bijzondere zorgplicht heeft voor veteranen. Die zorgplicht komt tot uitdrukking in het bestaande zorgsysteem voor de veteraan en zijn relatie. Om het zorgsysteem te benaderen bestaat een eenduidig veteranenloket ondergebracht bij het Veteraneninstituut. Daar kunnen zowel de post-actieve militair als zijn/haar relatie terecht met hun vragen en voor het krijgen van die bijzondere zorg. De actief dienende militair met een zorgvraag kan zich melden bij de militair arts, bedrijfsmaatschappelijk werk, de geestelijke verzorging of de commandant. Defensie kijkt zorgvuldig naar de ontwikkelingen in de zorg en daar waar ruimte is voor verbetering wordt dit actief opgepakt.

Het zorgsysteem voor veteranen is gericht op een spoedig herstel en re-integratie. Daarbij bestaat een goed sociaal vangnet in het geval dat sprake is van blijvende invaliditeit.

Ik kan me dan ook niet herkennen in de overige overwegingen die worden benoemd in de motie van de leden Karabulut en Kerstens.

Waar het gaat om het invoeren van het gewijzigde PTSS-protocol heb ik in de Veteranennota (Kamerstuk 30 139, nr. 218) de stand van zaken gemeld. Het is mijn streven zo snel als mogelijk hierover te spreken met de Centrales voor Overheidspersoneel.

Ik ontraad u deze motie aan te nemen.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

Naar boven