30 137
Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van de wet tot vaststelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek (Invoeringswet titel 7.17 en titel 7.18 Burgerlijk Wetboek)

nr. 9
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 12 juli 2005

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A van artikel IV wordt als volgt gewijzigd:

a. Onder vernummering van de onderdelen 1 tot en met 13 tot 2 tot en met 14, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

1. Artikel 7.17.1.9 komt te luiden:

Artikel 7.17.1.9

1. Alle mededelingen waartoe de bepalingen van deze titel of de overeenkomst de verzekeraar aanleiding geven, geschieden schriftelijk. De verzekeraar kan zich daarbij houden aan de laatste hem bekende woonplaats van de geadresseerde.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen van lid 1 afwijkende regels worden gesteld ten aanzien van de verzending van mededelingen langs elektronische weg.

b. Aan het slot van artikel 7.17.1.13 lid 3 komt de eerste toe te voegen zin te luiden: Indien een verzekering dekking biedt tegen schade veroorzaakt door risico's als bedoeld in artikel 64 lid 2 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, kan, bij de verwezenlijking van een dergelijk risico of bij een dreiging van het ophanden zijn daarvan, de verzekeraar onderscheidenlijk de verzekeringnemer in afwijking van deze termijn van twee maanden, de overeenkomst met inachtneming van een termijn van zeven dagen opzeggen.

2. Artikel V komt te luiden:

ARTIKEL V

De Pensioen- en spaarfondsenwet wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel 35 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 36

1. De artikelen 7.17.1.5, 7.17.1.10a, eerste lid, 7.17.1.11, tweede tot en met zesde lid, 7.17.1.14 vijfde lid, 7.17.3.6a, 7.17.3.7d, 7.17.3.12a, tweede lid, 7.17.3.13, 7.17.3.14, 7.17.3.15 en 7.17.3.17 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing op verzekeringsovereenkomsten die worden gesloten in verband met een toezegging omtrent pensioen als bedoeld in deze wet, alsmede op verzekeringsovereenkomsten die worden gesloten in verband met een pensioenvoorziening, een deelneming in een pensioenfonds of pensioenregeling of een regeling die op grond van deze wet gelijkgesteld is met een toezegging omtrent pensioen.

2. Het verminderen of vervallen van een uitkering op grond van een verzekeringsovereenkomst als bedoeld in het eerste lid op basis van artikel 7.17.1.6, derde tot en vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is niet mogelijk, tenzij door een persoon aan wie een toezegging omtrent pensioen is gedaan of door een persoon voor wie een pensioenvoorziening, deelneming of regeling geldt die op grond van deze wet daarmee gelijkgesteld is, niet is voldaan aan de in artikel 7.17.1.4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek omschreven mededelingsplicht betreffende zijn risico. In dat geval beperkt de vermindering of het verval van de uitkering zich tot het risico met betrekking tot de in de eerste zin bedoelde persoon. Voorzover de eerste zin in de weg staat aan vermindering dan wel verval van een uitkering, heeft het pensioenfonds of de verzekeraar een recht van verhaal op de werkgever.

3. Een beding als bedoeld in artikel 7.17.1.14, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is nietig wanneer dit is opgenomen in een verzekeringsovereenkomst als bedoeld in het eerste lid.

4. Voor zover bepalingen van de titels 17 en 18 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in strijd zijn met het bij of krachtens deze wet bepaalde, blijven die bepalingen van de titel 17 en 18 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek buiten toepassing.

3. Artikel VI komt te luiden:

ARTIKEL VI

De Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel 32 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 33

1. De artikelen 7.17.1.5, 7.17.1.10a, eerste lid, 7.17.1.11, tweede tot en met zesde lid, 7.17.1.14, vijfde lid, 7.17.3.6a, 7.17.3.7d, 7.17.3.12a, tweede lid, 7.17.3.13, 7.17.3.14, 7.17.3.15, tweede lid en 7.17.3.17 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing op verzekeringsovereenkomsten die worden gesloten in verband met een beroepspensioenregeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van deze wet.

2. Het verminderen of vervallen van een uitkering uit hoofde van een pensioenafspraak of een pensioenrecht op grond van een verzekeringsovereenkomst als bedoeld in het eerste lid op basis van artikel 7.17.1.6, derde tot en met vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is niet mogelijk, tenzij door een deelnemer als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, niet is voldaan aan de in artikel 7.17.1.4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek omschreven mededelingsplicht betreffende zijn risico. In dat geval beperkt de vermindering of het verval van de uitkering zich tot het risico met betrekking tot de in de eerste zin bedoelde persoon. Voorzover de eerste zin in de weg staat aan vermindering dan wel verval van een uitkering, heeft het beroepspensioenfonds of de verzekeraar een recht van verhaal op de werkgever.

3. Een beding als bedoeld in artikel 7.17.1.14, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is nietig wanneer dit is opgenomen in een verzekeringsovereenkomst als bedoeld in het eerste lid.

4. Voor zover bepalingen van de titels 17 en 18 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek strijden met het bij of krachtens deze wet bepaalde blijven die bepalingen van de titels 17 en 18 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek buiten toepassing.

Indien het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2003 ingediende voorstel van wet voor een nieuwe regeling voor verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling (Wet verplichte beroepspensioenregeling) (Kamerstukken II 2003/04, 29 481) tot wet is verheven en in werking is getreden, komt artikel VI als volgt te luiden:

ARTIKEL VI

De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel 67 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 67a. Verhouding tot titel 7.17 en titel 7.18 van het Burgerlijk Wetboek

1. De artikelen 7.17.1.5, 7.17.1.10a, eerste lid, 7.17.1.11, tweede tot en met zesde lid, 7.17.1.14, vijfde lid, 7.17.3.6a, 7.17.3.7d, 7.17.3.12a, tweede lid, 7.17.3.13, 7.17.3.14, 7.17.3.15, tweede lid en 7.17.3.17 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing op verzekeringsovereenkomsten die worden gesloten in verband met een beroepspensioenregeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van deze wet.

2. Het verminderen of vervallen van een uitkering op grond van een verzekeringsovereenkomst als bedoeld in het eerste lid op basis van artikel 7.17.1.6, derde tot en met vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is niet mogelijk, tenzij door een deelnemer als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, niet is voldaan aan de in artikel 7.17.1.4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek omschreven mededelingsplicht betreffende zijn risico. In dat geval beperkt de vermindering of het verval van de uitkering zich tot het risico met betrekking tot de in de eerste zin bedoelde persoon. Voorzover de eerste zin in de weg staat aan vermindering dan wel verval van een uitkering, heeft het beroepspensioenfonds of de verzekeraar een recht van verhaal op de beroepspensioenvereniging of de werkgever.

3. Een beding als bedoeld in artikel 7.17.1.14, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is nietig wanneer dit is opgenomen in een verzekeringsovereenkomst als bedoeld in het eerste lid.

4. Voor zover bepalingen van de titels 17 en 18 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek strijden met deze wet blijven die bepalingen van de titel 7.17 en 7.18 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek buiten toepassing.

Naar boven