30 137
Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van de wet tot vaststelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek Invoeringswet titel 7.17 en titel 7.18 Burgerlijk Wetboek

nr. 7
VERSLAG

Vastgesteld 1 juli 2005

De vaste commissie voor Justitie1 belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

I. Algemeen

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Ook zij hechten aan inwerkingtreding van dit wetsvoorstel per 1 januari 2006. Deze leden merken echter wel op dat het wetsvoorstel tot vaststelling van titel 7.17 en titel 7.18 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek (Kamerstuk 19 529) ook nog niet aanvaard is door de Eerste Kamer. Acht de regering het uitgesloten dat de plenaire behandeling in de Eerste Kamer nog leidt tot noodzakelijk geachte wijzigingen in het onderhavige wetsvoorstel, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Resteren er na het overleg met het Verbond van Verzekeraars en de Nederlandse Orde van Advocaten nog geschilpunten over de inhoud van het onderhavige wetsvoorstel, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Zo ja, welke? Waarom is ook niet overleg gevoerd met consumentenorganisaties?

Relatie tot Zorgverzekeringswet

De leden van de CDA-fractie begrijpen dat de nieuwe Zorgverzekeringswet reeds gebaseerd is op het nieuwe verzekeringsrecht en dat daarom gelijktijdige inwerkingtreding gewenst is. In de Nadere memorie van antwoord ten behoeve van de Eerste Kamer meldt de regering dat de ruimte voor toepassing van artikel 7.17.1.4 en verder (meldingsplicht) door de acceptatieplicht in de Zorgverzekeringswet wordt verkleind. Kan de regering in een uitputtend overzicht aangeven wat de gevolgen zijn van de nieuwe Zorgverzekeringswet en de bijbehorende invoeringswet voor de toepassing van de dwingendrechtelijke bepalingen uit het met het onderhavige wetsvoorstel in werking tredende nieuwe verzekeringsrecht, zo vragen deze leden.

Afstemming met de pensioenwetgeving

De leden van de CDA-fractie constateren dat met dit onderhavige wetsvoorstel (in artikel 36 Pensioen- en spaarfondsenwet, hierna PSW) een aantal bepalingen uit titel 7.17 niet van toepassing wordt verklaard op levensverzekeringen, waarop de bepalingen van de PSW van toepassing zijn. De artikelen 7.17.1.10a lid 1, 7.17.1.14 en 7.17.3.15 lid 2 en 7.17.3.17 NBW regelen onder meer de mogelijkheden voor verzekeraars om niet-betaalde premies te verrekenen met de premievrije waarde dan wel de uitkering of de verzekering te laten vervallen als aan de mededelingsplicht niet is voldaan. De leden van de CDA-fractie constateren voorts dat artikel 4 Regelen verzekeringsovereenkomsten PSW bepaalt dat de verzekeringnemer de verzekeraar de financiële middelen en de inlichtingen verstrekt, die deze nodig heeft om de verplichtingen te kunnen nakomen die als gevolg van deze regeling op hem rusten. Daarbij is tevens bepaald dat de verzekeraar niet aansprakelijk is voor een verzuim van de verzekeringnemer wat betreft de hiervoor genoemde verplichtingen. Zien de leden van de CDA-fractie het goed dat als gevolg daarvan artikel 36 PSW strijdig is met artikel 4 Regelen verzekeringsovereenkomsten PSW? Zo ja, leidt dit niet tot de noodzaak om artikel 36 PSW in overeenstemming te brengen met de uitgangspunten van artikel 4 Regelen verzekeringsovereenkomsten PSW, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie constateren voorts dat artikel 7.17.3.15 lid 1 NBW wel van toepassing wordt verklaard op levensverzekeringen, waarop de PSW van toepassing is. Deze bepaling legt een verplichting op de verzekeraar om de werknemers en hun partners en kinderen in te lichten bij premieachterstand. De leden van de CDA-fractie vragen echter hoe dat voorschrift zich verhoudt tot de huidige regeling omtrent de gevolgen van niet-betalen van de premie. Dit is geregeld in artikel 3a PSW, waar de meldingsplicht op de werkgever rust. Dient daarom ook artikel 7.17.3.15 lid 1 NBW niet uitgezonderd te worden in voorgestelde artikel 36 PSW, zo vragen de aan het woord zijnde leden.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I. Burgerlijk Wetboek

Wanneer verwacht de regering een conclusie te trekken over de noodzaak en het belang van een titel 16 inzake de kansspelen en andere spelen, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Welke overwegingen, mede in het licht van het kansspelbeleid, spelen daarbij een rol?

Artikel II. Wetboek van Koophandel

Kan de regering nader toelichten waarom de huidige bepalingen over oogstverzekeringen weinig gelukkig zijn uitgevallen, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Deze leden hebben op grond van de huidige praktijk nog niet de overtuiging dat deze bepalingen aan de praktijk kunnen worden overgelaten.

Artikel IV. Vastelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek

Artikel 7.17.1.9

De leden van de CDA-fractie constateren dat op grond van het nieuwe verzekeringsrecht (art. 7.17.1.9 NBW) de verzekeraar mededelingen waartoe de bepalingen van titel 7.17 of de overeenkomst de verzekeraar aanleiding geven, schriftelijk doen. Van deze bepaling kan niet ten nadele van de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde worden afgeweken (art. 7.17.1.16 lid 2 NBW). Daarmee wijkt deze regeling af van artikel 3:37 lid 1 BW. Kan de regering nader toelichten waarom zij deze afwijking nog steeds wenselijk vindt, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Deze leden vragen dit ook nader toe te lichten in relatie tot de Aanpassingswet richtlijn inzake elektronische handel, die op 24 mei 2004 in werking is getreden. Sinds die tijd is het mogelijk dat een overeenkomst, waarbij uit de wet voortvloeit dat zij slechts in schriftelijke vorm geldig of onaantastbaar tot stand komt, ook langs elektronische weg tot stand komt indien voldaan wordt aan een aantal voorwaarden zoals die beschreven zijn in art. 6:227a BW. Ook algemene voorwaarden kunnen langs elektronische weg ter beschikking worden gesteld indien de overeenkomst langs elektronische weg tot stand komt (art. 6:234 lid 1 BW). Daarnaast hebben de leden van de CDA-fractie begrepen dat ook in de Wet financiële dienstverlening en het daarop gebaseerde Besluit financiële dienstverlening als ook in de (nieuwe) Pensioenwet de mogelijkheid tot het verstrekken van informatie langs elektronische weg aan polishouders en deelnemers in een pensioenregeling wordt uitgebreid. De leden van de CDA-fractie vragen de regering ook of het bij de beoordeling van de wenselijkheid van een mededeling langs elektronische weg voor de regering relevant is of de ontvanger van de informatie daarmee expliciet heeft ingestemd.

Artikel 7.17.1.13

In het voorgestelde derde lid wordt bepaald dat de verzekeraar de overeenkomst met inachtneming van een termijn van 7 dagen kan opzeggen. De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering daarbij denkt aan vormen van groot molest. Zij constateren echter dat de voorgestelde bepaling geen beperking geeft en slechts spreekt over «de in de overeenkomst vermelde gronden». Wordt door het ontbreken van een nadere afbakening de positie van de verzekerde niet onnodig benadeeld, zo vragen deze leden.

Artikel 7.17.2.9c

De leden van de CDA-fractie hebben begrip voor de keuze voor een opschortingsrecht maar vragen wel hoe lang deze opschorting kan duren en of de benadeelde recht kan hebben op een voorschot, indien de omstandigheden dat vereisen.

De voorzitter van de commissie,

De Pater-van der Meer

Adjunct-griffier van de commissie,

Beuker


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), De Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GL), Rouvoet (CU), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), De Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Van der Laan (D66), Visser (VVD), Azough (GL), Vacature (LPF), Vacature (SP) en Vacature (VVD).

Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Varela (LPF), Joldersma (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Karimi (GL), Hermans (LPF) en Vergeer (SP), Örgü (VVD).

Naar boven