30 131
Nieuwe regels betreffende maatschappelijke ondersteuning (Wet maatschappelijke ondersteuning)

nr. 70
AMENDEMENT VAN HET LID VERBEET C.S.

Ontvangen 26 januari 2006

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Na artikel 17 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 17a

1. Een verzoek om een aanvullende uitkering omvat:

a. een verklaring voor het feit dat de door het college gemaakte kosten hoger zijn dan de daarvoor verstrekte uitkering ingevolge deze wet;

b. een overzicht van de maatregelen die het college heeft genomen dan wel in de toekomst zal nemen om een situatie als bedoeld in onderdeel a te voorkomen, en

c. een toelichting op het bedrag waarom wordt verzocht.

2. Een aanvullende uitkering wordt slechts toegekend voorzover:

a. voldaan is aan de gestelde vormvoorschriften;

b. de gemaakte kosten de toegekende uitkering met minimaal tien procent overstijgen;

c. de uitkomst van de beoordeling van het effect van de maatschappelijke ondersteuning op de mate waarin de ingezetenen van de gemeente in staat zijn mee te doen ingevolge het compensatiebeginsel en van het gevoerde gemeentelijk beleid en de uitvoering daarvan daartoe aanleiding geeft.

3. De toetsingscommissie beoordeelt of een verzoek voldoet aan de in het eerste en tweede lid genoemde voorwaarden en adviseert Onze Minister. Indien de toetsingscommissie van oordeel is dat een gemeente in aanmerking komt voor een aanvullende uitkering, dan is de hoogte van deze uitkering gelijk aan het verschil tussen de werkelijke lasten die de gemeente ingevolge het compensatiebeginsel heeft en 110% van de toegekende uitkering.

4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Toelichting

Dit amendement beoogt analoog aan de Wet werk en bijstand te voorzien in de mogelijkheid van een aanvullende uitkering die onder strikte voorwaarden door de minister van VWS kan worden verstrekt. Dat is nodig indien het verdeelmodel zoals dat voorgesteld is voor de WMO onverhoeds voor individuele gemeenten zo uitpakt dat zij redelijkerwijs in financiële zin niet kunnen voldoen aan de eisen die het compensatiebeginsel stelt. Ook indien zich in de loop van de tijd ontwikkelingen voordoen waar in het verdeelmodel niet in is voorzien, kan de aanvullende uitkering worden verstrekt. Uiteraard dient bij herhaalde constatering van gebreken in het verdeelmodel op adequate wijze aanpassing van het verdeelmodel plaats te vinden.

Duidelijke voorwaarden voor de aanvullende uitkering zijn dan ook dat het college van burgemeester en wethouders een gemotiveerd verzoek hiertoe doet, waarbij beargumenteerd wordt waarom de integratie-uitkering niet volstaat. Daarbij moet men zich baseren op het compensatiebeginsel en op argumenten waarmee wordt aangetoond dat het verdeelmodel het gemeentebestuur redelijkerwijs niet voorziet in voldoende financiële armslag. Teneinde deze regeling alleen van toepassing te doen zijn in situaties van overmacht en onvoorziene omstandigheden wordt in het tweede lid, onderdeel a, de eis gesteld dat er sprake moet zijn van een tekort dat groter is dan tien procent van de beschikbaar gestelde integratie-uitkering WMO.

Verbeet

Rouvoet

Kant

Kraneveldt

Naar boven