nr. 53
AMENDEMENT VAN HET LID VAN MILTENBURG C.S. TER VERVANGING
VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 501
Ontvangen 20 januari 2006
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Onder plaatsing van de aanduiding «1» voor de bestaande tekst,
worden aan artikel 11 drie nieuwe leden toegevoegd, luidende:
2. Het college van burgemeester en wethouders stelt ingezetenen van
de gemeente en in de gemeente belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen
vroegtijdig in de gelegenheid zelfstandig voorstellen voor het beleid inzake
maatschappelijke ondersteuning te doen.
3. Het college van burgemeester en wethouders verschaft informatie
die nodig is ter uitvoering van het bepaalde in het eerste en tweede lid.
4. Onverminderd het eerste lid vergewist het college van burgemeester
en wethouders zich bij de voorbereiding van het beleid tevens van de belangen
en behoeften van ingezetenen die hun belangen en behoeften niet goed kenbaar
kunnen maken.
II
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
A. Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst
en aan dat eerste lid wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: alsmede aan één
of meerdere niet gebonden personen van wie een terzake kundig advies kan worden
verwacht.
B. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:
2. Het college van burgemeester en wethouders voegt bij de voordracht
tot vaststelling door de gemeenteraad tevens een motivering hoe het de belangen
en behoeften van personen als bedoeld in artikel 11, tweede lid, heeft gewogen.
Toelichting
Artikel 11 heeft betrekking op de burger- en cliëntparticipatie bij
de voorbereiding van het beleid van de gemeente. Daarbij is artikel 150 van
de Gemeentewet onverkort van toepassing. In dat artikel wordt bepaald dat
de gemeente voor deze participatie een verordening moet opstellen waarin onder
meer wordt vastgelegd hoe de gemeente zijn beleidsvoornemens kenbaar maakt,
hoe de mening van de belanghebbenden wordt gepeild, hoe de gemeente over de
ingebrachte meningen rapporteert en hoe belanghebbenden hun beklag kunnen
doen over de uitvoering van de verordening.
De toevoeging van het tweede lid strekt ertoe zeker te stellen dat belanghebbenden
in een zeer vroeg stadium van de beleidsontwikkeling mede de agenda van dat
beleid kunnen beïnvloeden.
De toevoeging van het derde lid strekt ertoe dat belanghebbenden ook in
deze fase van de beleidsontwikkeling over relevante informatie kunnen beschikken
waarop zij hun vroegtijdige inbreng kunnen baseren.
De toevoeging van het vierde lid strekt ertoe om duidelijk te maken dat
het college van burgemeester en wethouders bij de formulering van het beleid
en de opstelling van het plan de plicht hebben om na te gaan of niet slechts
de wensen en opvattingen van het mondige dan wel het dominante deel van de
bevolking hun weg vinden. Ook de ideeën, wensen en opvattingen van enkelingen,
kleine groepen of groepen die kun mening moeilijk kenbaar kunnen maken, zijn
ontvankelijk in deze procedure en zullen moeten worden gewogen.
Artikel 12 heeft betrekking op de advisering van belanghebbenden over
het gemeentelijke plan. De toevoeging van de laatste zinsnede strekt ertoe
behalve de vertegenwoordigers van bestaande cliëntorganisaties ook onafhankelijke
niet gebonden personen bij de advisering te betrekken. De in deze zinsnede
genoemde «terzake kundigheid» kan onder meer voortvloeien uit
de behartiging van een ongeorganiseerd belang, uit kennis en ervaring of uit
relevante beroepsuitoefening.
Overeenkomstig artikel 3:7 van de Algemene wet bestuursrecht stelt het
college van burgemeester en wethouders aan de adviseur de gegevens beschikbaar
die nodig zijn voor de goede uitoefening van zijn taak. Een afzonderlijke
bepaling is hier dus niet nodig. Overeenkomstig artikel 169 van de Gemeentewet
moet het college van burgemeester en wethouders aan de raad alle inlichtingen
geven die hij nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Het advies van
de belanghebbenden zal dus ook aan de raad ter beschikking moeten worden gesteld.
De toevoeging van het tweede lid strekt er toe buiten twijfel te stellen dat
ook de uitkomsten van de opdracht die voor de gemeente voortvloeit uit de
toevoeging van het vierde lid aan artikel 11 expliciet aan de raad worden
voorgelegd.
Van Miltenburg
Bakker
Mosterd
Verbeet
Azough
Kraneveldt
Kant
Van der Vlies
Rouvoet