30 131
Nieuwe regels betreffende maatschappelijke ondersteuning (Wet maatschappelijke ondersteuning)

nr. 50
AMENDEMENT VAN HET LID MILTENBURG C.S.

Ontvangen 19 januari 2006

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Onder plaatsing van de aanduiding «1» voor de bestaande tekst, worden aan artikel 11 drie nieuwe leden toegevoegd, luidende:

2. Het college van burgemeester en wethouders stelt ingezetenen van de gemeente en in de gemeente belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen vroegtijdig in de gelegenheid zelfstandig voorstellen voor het beleid inzake maatschappelijke ondersteuning te doen.

3. Het college van burgemeester en wethouders verschaft informatie die nodig is ter uitvoering van het bepaalde in het eerste en tweede lid.

4. Onverminderd het eerste lid vergewist het college van burgemeester en wethouders zich bij de voorbereiding van het beleid tevens van de belangen en behoeften van ingezetenen die hun belangen en behoeften niet goed kenbaar kunnen maken.

II

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

A. Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst en aan dat eerste lid wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: alsmede aan één of meerdere niet gebonden personen van wie een terzake kundig advies kan worden verwacht.

B. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:

2. Het college van burgemeester en wethouders voegt bij de voordracht tot vaststelling door de gemeenteraad tevens een motivering hoe het de belangen en behoeften van personen als bedoeld in artikel 11 tweede lid heeft gewogen.

Toelichting

Artikel 11 heeft betrekking op de burger- en cliëntparticipatie bij de voorbereiding van het beleid van de gemeente. Daarbij is artikel 150 van de Gemeentewet onverkort van toepassing. In dat artikel wordt bepaald dat de gemeente voor deze participatie een verordening moet opstellen waarin onder meer wordt vastgelegd hoe de gemeente zijn beleidsvoornemens kenbaar maakt, hoe de mening van de belanghebbenden wordt gepeild, hoe de gemeente over de ingebrachte meningen rapporteert en hoe belanghebbenden hun beklag kunnen doen over de uitvoering van de verordening.

De toevoeging van het tweede lid strekt ertoe zeker te stellen dat belanghebbenden in een zeer vroeg stadium van de beleidsontwikkeling mede de agenda van dat beleid kunnen beïnvloeden.

De toevoeging van het derde lid strekt ertoe dat belanghebbenden ook in deze fase van de beleidsontwikkeling over relevante informatie kunnen beschikken waarop zij hun vroegtijdige inbreng kunnen baseren.

De toevoeging van het vierde lid strekt ertoe om duidelijk te maken dat het college van burgemeester en wethouders bij de formulering van het beleid en de opstelling van het plan de plicht hebben om na te gaan of niet slechts de wensen en opvattingen van het mondige dan wel het dominante deel van de bevolking hun weg vinden. Ook de ideeën, wensen en opvattingen van enkelingen, kleine groepen of groepen die kun mening moeilijk kenbaar kunnen maken, zijn ontvankelijk in deze procedure en zullen moeten worden gewogen.

Artikel 12 heeft betrekking op de advisering van belanghebbenden over het gemeentelijke plan. De toevoeging van de laatste zinsnede strekt ertoe behalve de vertegenwoordigers van bestaande cliëntorganisaties ook onafhankelijke niet gebonden personen bij de advisering te betrekken. De in deze zinsnede genoemde «terzake kundigheid» kan onder meer voortvloeien uit de behartiging van een ongeorganiseerd belang, uit kennis en ervaring of uit relevante beroepsuitoefening.

Overeenkomstig artikel 3:7 van de Algemene wet bestuursrecht stelt het college van burgemeester en wethouders aan de adviseur de gegevens beschikbaar die nodig zijn voor de goede uitoefening van zijn taak. Een afzonderlijke bepaling is hier dus niet nodig. Overeenkomstig artikel 169 van de Gemeentewet moet het college van burgemeester en wethouders aan de raad alle inlichtingen geven die hij nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Het advies van de belanghebbenden zal dus ook aan de raad ter beschikking moeten worden gesteld. De toevoeging van het tweede lid strekt er toe buiten twijfel te stellen dat ook de uitkomsten van de opdracht die voor de gemeente voortvloeit uit de toevoeging van het vierde lid aan artikel 11 expliciet aan de raad worden voorgelegd.

Van Miltenburg

Bakker

Mosterd

Verbeet

Azough

Kraneveldt

Kant

Van der Vlies

Naar boven