30 131
Nieuwe regels betreffende maatschappelijke ondersteuning (Wet maatschappelijke ondersteuning)

nr. 36
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 20 december 2005

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In het opschrift van paragraaf 4 vervalt «en financiële tegemoetkomingen».

B

Na artikel 15 worden ingevoegd de artikelen 15a tot en met 15c, luidende als volgt:

Artikel 15a

Een eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door een door Onze Minister aan te wijzen rechtspersoon.

Artikel 15b

Indien naar het oordeel van Onze Minister de rechtspersoon, bedoeld in artikel 15a, zijn in dat artikel omschreven taak niet langer naar behoren verricht, kan Onze Minister bepalen dat de bevoegdheden die met die taak verband houden niet langer aan die rechtspersoon toekomen. De betrokken bevoegdheden gaan in dat geval over op Onze Minister.

Artikel 15c

1. Gemeenten, samenwerkingsverbanden van gemeenten en de rechtspersoon, bedoeld in artikel 15a, kunnen het sociaal-fiscaalnummer van een persoon die een eigen bijdrage verschuldigd is, gebruiken voor zover dat noodzakelijk is ter uitvoering van artikel 16, onderscheidenlijk artikel 15a, waarbij eveneens van dat nummer gebruik kan worden gemaakt:

a. in het verkeer met de persoon op wie het nummer betrekking heeft, en

b. in hun contacten met de personen en instanties voor zover deze zelf gemachtigd zijn tot het gebruik van het sociaal-fiscaalnummer.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ter zake van de uitvoering van deze wet op bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen personen en instellingen.

C

Voor artikel 16 wordt de volgende tekst ingevoegd:

§ 4a. Financiële tegemoetkomingen

D

Artikel 20 komt te luiden:

Artikel 20

De rijksbelastingdienst verstrekt:

a.  het college van burgemeester en wethouders de persoonsgegevens die voor het college noodzakelijk zijn voor de uitvoering van artikel 16, en

b. de rechtspersoon, bedoeld in artikel 15a, de persoonsgegevens die voor die rechtspersoon noodzakelijk zijn voor de uitvoering van artikel 15a.

E

De artikelen 23 en 25 vervallen.

F

In het eerste lid van artikel 38 wordt «In dit artikel wordt» vervangen door: In afwijking van artikel 1, eerste lid, onder h, wordt in dit artikel.

Toelichting

A en C

Met de wijzigingen opgenomen onder A en C wordt paragraaf 4 opgesplitst in twee paragrafen, namelijk één paragraaf luidende «Eigen bijdrage» en één paragraaf luidende «Financiële tegemoetkomingen».

B

Zoals in de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2004/05, 30 131, nr. 3) en de brief van 26 november 2004 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2004/05, 29 538, nr. 7) is aangegeven, acht de regering het gewenst dat de eigen bijdrageregeling voor de extramurale zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de eigen bijdrageregeling voor de voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) goed op elkaar aansluiten om een mogelijke stapeling van eigen bijdragen voor individuen te begrenzen.

Daarnaast heeft de Tweede Kamer heeft een motie (Kamerstukken II 2004/05, 29 538, nr. 26) aanvaard waarmee de Tweede Kamer het oordeel uitspreekt dat burgers één rekening krijgen voor de eigen bijdragen op grond van de AWBZ en de eigen bijdragen op grond van de Wmo.

Om deze redenen meent de regering dat het noodzakelijk is dat de vaststelling en de inning van de eigen bijdrage AWBZ en van de eigen bijdrage Wmo door één orgaan plaatsvindt.

Zoals in de memorie van toelichting eveneens is aangegeven, zullen de grenzen voor de eigen bijdragen Wmo geënt worden op de eigen bijdragen die gelden voor de extramurale AWBZ-zorg.

De vaststelling en inning van de extramurale eigen bijdragen AWBZ wordt gedaan door het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten (CAK). Het CAK heeft daarmee ervaring en deskundigheid ten aanzien van het berekenen, vaststellen en innen van eigen bijdragen. De regering heeft besloten het CAK deze taak ook voor de eigen bijdragen Wmo te geven. Het CAK zal dan ook, zodra dit wetsvoorstel tot wet verheven is, op grond van artikel 15a worden aangewezen als de rechtspersoon die de eigen bijdrage Wmo vaststelt en int.

Voor het uitvoeren van de taak die het CAK voor de eigen bijdrage Wmo krijgt, moet het CAK gegevens krijgen van zowel de gemeenten, de aanbieder van de maatschappelijke ondersteuning, als van de rijksbelastingdienst. Van de gemeente moet het CAK de inhoud van de gemeentelijke eigen bijdrageregeling vernemen alsmede welke burger in aanmerking komt voor de maatschappelijke ondersteuning waarvoor een eigen bijdrage geldt. De aanbieder moet laten weten welke ondersteuning wanneer geleverd is. Gaat het om continue zorg, bijvoorbeeld huishoudelijke verzorging, dan zal dat een continue melding van zorglevering zijn. Gegevens over de gezondheid van de burgers heeft het CAK niet nodig voor de vaststelling en inning van de eigen bijdragen. Deze gegevens mogen dan ook niet aan het CAK verstrekt worden. Op basis van de persoonsgegevens, naam, adres en woonplaats (NAW) en het sociaal-fiscaalnummer kan het CAK vervolgens de inkomensgegevens bij de rijksbelastingdienst opvragen. Aldus kan het inkomensafhankelijke maximum aan eigen bijdragen op grond van de Wmo berekend worden. Dit maximum is hetzelfde maximum dat geldt voor de extramurale eigen bijdrage AWBZ. De anticumulatie houdt in dat de burger voor de Wmo-ondersteuning en de extramurale AWBZ-zorg tezamen niet meer betaalt dan het vastgestelde inkomensafhankelijke maximum.

Op grond van de AWBZ ontvangt het CAK thans al voor de extramurale AWBZ-zorg de noodzakelijke gegevens van de zorgkantoren, zorgaanbieders en de rijksbelastingdienst om de eigen bijdrage voor deze zorg en het daarbij behorende inkomensafhankelijke maximum te berekenen. Het CAK beschikt daarmee over alle gegevens om de door de burger verschuldigde eigen bijdrage te berekenen en vast te stellen en daarvoor vervolgens één rekening aan de burger te sturen. Op deze wijze kunnen de eigen bijdrageregelingen, inclusief de anticumulatie, op een zo eenvoudig mogelijke manier uitgevoerd worden en ontstaat er voor de burgers een, administratief gezien, zo min mogelijk belastend systeem.

Artikel 15b is een zogenaamd taakverwaarlozingsartikel. Indien de rechtspersoon, bedoeld in artikel 15a, zijn taak niet naar behoren verricht, kan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bepalen dat de bevoegdheden die met die taak verband houden niet langer aan die rechtspersoon toekomen. De desbetreffende bevoegdheden gaan in dat geval op de minister over.

Artikel 15c is ingevoegd om het voor gemeenten, samenwerkingsverbanden van gemeenten en de door de minister aan te wijzen rechtspersoon mogelijk te maken om het sofi-nummer te gebruiken bij de uitvoering van artikel 15a (voor de door de Minister van VWS aan te wijzen rechtspersoon) en artikel 16 (voor gemeenten en samenwerkingsverbanden van gemeenten). Het gebruik van het sofi-nummer is van belang voor een goede gegevensstroom en ter verificatie.

Bij het tweede lid van artikel 15c wordt gedacht aan instellingen die huishoudelijke verzorging verlenen. De hoogte van de eigen bijdrage wordt mede bepaald door de hoeveelheid huishoudelijke verzorging die is verleend. Die hoeveelheid kan per week verschillen. Dit betekent dat ook de hoogte van de eigen bijdrage per week kan verschillen. Voor de juiste en vlotte gegevensstroom van de instellingen van huishoudelijke verzorging aan de door de minister aan te wijzen rechtspersoon is het van belang dat deze instellingen gebruik kunnen maken van het sofi-nummer.

Bij koninklijke boodschap van 22 september 2005 (Kamerstukken II 2005/06, 30 312, nrs. 1–2) is ingediend een voorstel van wet houdende algemene bepalingen betreffende de toekenning, het beheer en het gebruik van het burgerservicenummer (Wet algemene bepalingen burgerservicenummer), hierna: Wabb. Als dit wetsvoorstel wet wordt, wordt het sofi-nummer gewijzigd in een burgerservicenummer. Volgens de bepalingen van het wetsvoorstel kunnen overheidsorganen bij het verwerken van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van hun publiekrechtelijke taak gebruik maken van het burgerservicenummer (artikel 10 van het wetsvoorstel Wabb). Voor de Wmo betekent dit dat gemeenten, samenwerkingsverbanden van gemeenten en de door de minister aan te wijzen rechtspersoon op grond van de bepalingen van de Wabb gebruik kunnen maken van het burgerservicenummer.

Volgens de bepalingen van de Wabb kan ook een ander dan een overheidsorgaan bij of krachtens de wet als gebruiker van het burgerservicenummer worden aangewezen. De regering gaat ervan uit dat iemand alvorens in aanmerking te komen voor maatschappelijke ondersteuning contact dient op te nemen met de gemeente en dat de gemeente zorg draagt voor de juistheid van de gegevens, zoals naam en adres van betrokkene. De regering acht het dan ook niet noodzakelijk alle instelling die maatschappelijke ondersteuning verlenen aan te wijzen als gebruiker van het burgerservicenummer. Uitzondering wordt gemaakt (in verband met de hierboven genoemde te verwachte grote gegevensstroom tussen deze instellingen en de door de minister aan te wijzen rechtspersoon) voor de instellingen die huishoudelijke verzorging verlenen. Op deze instelling zal de Kwaliteitswet zorginstellingen van toepassing zijn (door wijziging van artikel 1 van het koninklijk besluit van 11 december 1996, houdende uitvoering van artikel 1, tweede lid, van de Kwaliteitswet zorginstellingen en wijziging van enige besluiten op grond van de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Stb. 639). Het voornemen bestaat namelijk deze zorgaanbieders in de zin van artikel 1 van de Kwaliteitswet zorginstellingen aan te wijzen als gebruiker van het burgerservicenummer.

D

Artikel 20 van het wetsvoorstel is gewijzigd in verband met de wijziging onder B, waarbij de vaststelling en inning van de eigen bijdrage is opgedragen aan een door de Minister van VWS aan te wijzen rechtspersoon. Met deze wijziging van artikel 20 wordt het mogelijk gemaakt dat de rijksbelastingdienst aan de door de minister aan te wijzen rechtspersoon de voor de uitvoering van artikel 15a noodzakelijke gegevens verstrekt.

E

Dit is een technische wijziging. Omdat het subsidiebeleid van VWS inmiddels is uitgekristalliseerd, zal de wijziging die is opgenomen in artikel 24 (van de Kaderwet volksgezondheidssubsidies) en – in het verlengde daarvan – in artikel 26 (van de Wet medezeggenschap cliënten zorgsector) kunnen doorgaan en dienen de artikelen 23 en 25 te vervallen.

F

Hier gaat het om een technische wijziging. Bij tweede nota van wijziging is een definitie van huishoudelijke verzorging in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel h, opgenomen. In verband hiermee dient het eerste lid van artikel 38 te worden verduidelijkt.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C. I. J. M. Ross-van Dorp

Naar boven