nr. 31
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 20 oktober 2005
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Het eerste lid van artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel g, onder 6°, wordt «het behoud» vervangen
door: het behouden en het bevorderen.
b. Onder verlettering van onderdeel h tot onderdeel i, wordt een onderdeel
ingevoegd, luidende:
h. huishoudelijke verzorging: het ondersteunen bij of het overnemen van
activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon
dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort.
B
In het vierde lid van artikel 3 wordt onder vervanging van de punt aan
het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. op welke wijze de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders
zich hebben vergewist van de behoeften van kleine doelgroepen.
C
Artikel 4 komt te luiden:
Artikel 4
Het college van burgemeester en wethouders draagt voor personen die daarop
uit het oogpunt van deelname aan het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs
zijn aangewezen, tot drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet in ieder
geval zorg voor het verlenen van de volgende voorzieningen:
a. rolstoelen;
b. scootmobielen;
c. huishoudelijke verzorging.
D
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid geeft het college van burgemeester
en wethouders aan personen die aanspraak hebben op een voorziening als genoemd
in artikel 4 de keuze tussen het ontvangen van die voorziening in natura of
het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden
budget, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.
E
In het derde lid van artikel 9 wordt na «verstrekte gegevens»
toegevoegd: voor 1 januari volgend op de in het tweede lid genoemde datum.
F
In artikel 21 wordt «binnen vier jaar» vervangen door: binnen
drie jaar.
Toelichting
Onderdeel A
Met de wijziging in onderdeel a wordt buiten twijfel gesteld dat het niet
alleen gaat om het behoud van het zelfstandig functioneren, maar dat ook verbetering
wordt nagestreefd.
Onder B wordt een nieuw artikel 4 voorgesteld. Nu het begrip huishoudelijke
verzorging in het wetsvoorstel wordt genoemd, is het opnemen van een definitie
van het begrip noodzakelijk. De definitie is ruim geformuleerd.
Onderdeel B
Zoals reeds bij de nota naar aanleiding van het verslag is opgemerkt,
vindt de regering het belangrijk dat gemeenten zich vergewissen van de behoeften
van kleine doelgroepen. In het vierde lid van artikel 3 wordt een onderdeel
toegevoegd, waarmede wordt bepaald dat in het plan wordt aangegeven op welke
wijze gemeenten zich vergewissen van de behoeften van kleine doelgroepen.
Onderdeel C
Met dit artikel wordt aan het college van burgemeester en wethouders voor
de eerste drie jaar na de inwerkingtreding van de wet een zorgplicht opgelegd
voor een drietal individuele voorzieningen. De tijdelijkheid van de zorgplicht
voor deze voorzieningen loopt hiermee in de tijd gezien gelijk met het moment
van de evaluatie van de wet (zie onderdeel F). Deze bepaling strekt ertoe
een ruime overgangsperiode te garanderen, waarin burgers verzekerd zijn van
genoemde voorzieningen. Daarna moet het gemeentelijke beleid op het gehele
terrein van de Wmo voldoende tot ontwikkeling zijn gekomen om deze verantwoordelijkheid
over te kunnen laten aan de gemeenten. De evaluatie zal deze veronderstelling
moeten bevestigen.
Aan artikel 4 is toegevoegd de passage «voor personen die daarop
uit het oogpunt van deelname aan het maatschappelijk verkeer zijn aangewezen»
om duidelijk te maken dat de zorgplicht alleen geldt indien de desbetreffende
voorziening ertoe leidt dat de maatschappelijke participatie van de verkrijger
daarmee wordt bevorderd.
Onderdeel D
Met deze wijziging wordt aan artikel 6 een tweede lid toegevoegd, waarin
wordt bepaald dat aan personen die aanspraak hebben op een voorziening als
genoemd in artikel 4 de keuze wordt gegeven tussen het ontvangen van die voorziening
in natura of het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden
budget. De verplichting om de keuze te laten aan de desbetreffende personen
bestaat niet als daartegen overwegende bezwaren bestaan. Hier kan gedacht
worden aan gevallen dat het zeer twijfelachtig is dat betrokkene een financiële
tegemoetkoming of een pgb besteedt aan datgene waarvoor het gegeven is. Daarbij
kan worden gedacht aan mensen met bijvoorbeeld manische buien of verslavingsproblematiek.
Als deze mensen echter een goed netwerk hebben die voor hen het beheer kan
verzorgen, kan een pgb natuurlijk wel als keuze beschikbaar blijven.
Onderdeel E
In het derde lid van artikel 9 is een termijn voor de rapportage en publicatie
toegevoegd. De regering is namelijk van mening dat binnen een termijn van
zes maanden gerapporteerd en gepubliceerd moet worden. De informatie kan dan
deel uitmaken van de lokale jaarcyclus van beleidsontwikkeling en verantwoording.
Onderdeel F
Dit artikel bepaalt dat de eerste evaluatie van de wet drie jaar na de
inwerkingtreding van de wet plaatsvindt. Daardoor valt het tijdstip van de
eerste evaluatie samen met de afloop van de termijn van de gemeentelijke zorgplicht
voor enkele individuele voorzieningen (zie onderdeel C).
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. I. J. M. Ross-van Dorp