nr. 30
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 11 oktober 2005
Artikel 34 van het voorstel van wet komt te luiden:
Artikel 34
De Wet kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 90 komt te luiden:
Artikel 90
1. Het college van burgemeester en wethouders neemt in het register, bedoeld
in artikel 46, de kindercentra en gastouderbureaus op die op het tijdstip
van inwerkingtreding van de Wet kinderopvang blijkens een door de betrokken
gemeente verstrekte verklaring of vergunning voldoen aan de krachtens de Welzijnswet
1994 gestelde eisen met betrekking tot de kwaliteit, zoals deze wet luidde
voor 1 januari 2005. Artikel 46 is van toepassing.
2. Een houder van een kindercentrum of gastouderbureau als bedoeld in
het eerste lid verstrekt desgevraagd aan het college de gegevens, bedoeld
in artikel 45, tweede lid. Hoofdstuk 5 is van overeenkomstige toepassing.
3. Personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet kinderopvang
werkzaam zijn bij een kindercentrum of bij een gastouderbureau dan wel gastouders
die op dat tijdstip gastouderopvang bieden door tussenkomst van een gastouderbureau,
leggen aan de houder binnen twee maanden na de inwerkingtreding een verklaring
over als bedoeld in artikel 50, tweede lid. Voor de toepassing van de eerste
volzin wordt met een verklaring als bedoeld in artikel 50, tweede lid, gelijkgesteld
een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet op de justitiële
documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag.
B
Artikel 97 komt te luiden:
Artikel 97
Ten aanzien van voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet kinderopvang
door het Rijk en gemeenten op grond van de Welzijnswet 1994 verleende subsidies
en uitkeringen aan kinderopvang, voorzover dat kinderopvang betreft waarop
deze wet van toepassing is, blijft het bepaalde bij of krachtens de Welzijnswet
1994, zoals dat laatstelijk voor 1 januari 2005 luidde, van toepassing
op de financiële verantwoording, vaststelling en uitbetaling van die
subsidies en uitkeringen.
Toelichting
De artikelen 90 en 97 van de Wet kinderopvang kunnen bij nader inzien
niet vervallen. Beide artikelen hebben ook na het tijdstip van inwerkingtreding
van de Wet maatschappelijke ondersteuning relevantie voor de kinderopvang.
Artikel 90 heeft zowel betrekking op de registratie van kinderopvangstellingen
in het gemeentelijke register als op verklaringen omtrent het gedrag waarover
personen moeten beschikken die werkzaam zijn bij kinderopvanginstellingen.
Verklaringen omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet op de justitiële
documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag worden ingevolge de
Wet kinderopvang gelijkgesteld aan verklaringen, afgegeven, volgens de Wet
justitiële gegevens. Handhaving van deze bepaling is van belang voor
het toezicht op de naleving van de kwaliteit van de kinderopvang.
Artikel 97 van de Wet kinderopvang biedt daarentegen een noodzakelijke
wettelijke grondslag voor de verantwoording richting het Rijk en de financiële
afwikkeling van eerder onder het regime van de Welzijnswet 1994 op het terrein
van de kinderopvang aan bijvoorbeeld gemeenten verstrekte subsidies en uitkeringen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. I. J. M. Ross-van Dorp