30 131
Nieuwe regels betreffende maatschappelijke ondersteuning (Wet maatschappelijke ondersteuning)

nr. 125
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 december 2006

Tijdens de wetsbehandeling van de Wmo en in het AO van 14 september 2006 heb ik met leden van uw Kamer gesproken over de positie van de MEE-organisaties in relatie tot de Wmo. Ik heb toen gezegd dat in opdracht van CVZ een evaluatie van de overgang van de SPD-en naar MEE-organisaties wordt uitgevoerd. Ik heb toegezegd dat, als het rapport en het advies van het CVZ beschikbaar zijn, ik u zal informeren over de manier waarop de middelen voor de MEE-organisaties per 1 januari 2008 overgeheveld zullen worden naar het Gemeentefonds.

Op 23 november 2006 heeft het bestuur van het CVZ dit advies vastgesteld en het onderzoeksrapport aan mij toegestuurd. Ik zal deze stukken goed bestuderen en hoop het voorjaar van 2007 een reactie aan u te kunnen toesturen. In die reactie zal ik ingaan op de functie cliëntondersteuning en de specifieke positie van de MEE-organisaties. Hierbij zal ik ook ingaan op de manier waarop met de wensen van uw Kamer rekening is gehouden.

Op het terrein van het Wmo prestatieveld 3 Informatie, advies en cliëntondersteuning zijn nu verschillende handreikingen voor gemeenten beschikbaar. Zo ligt er een brochure van NIZW en Trimbos Instituut waaruit blijkt hoe praktijkmensen denken dat cliëntondersteuning er uit zou moeten zien en is onderzocht hoe cliëntondersteuning georganiseerd kan worden in relatie tot het Wmo-loket. Beide publicaties geven de gemeenten handvatten om in de lokale situatie keuzes te maken over de manier waarop dit prestatieveld ingevuld kan worden, waarbij gebruik gemaakt kan worden van bestaande organisaties. MEE-Nederland was hierbij betrokken. De uitkomsten van deze projecten zijn/worden op de site www.invoeringwmo.nl gepubliceerd.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C .I. J. M. Ross-van Dorp