nr. 107
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 juni 2006
Op 22 juni jongstleden heb ik met u, tijdens een Algemeen Overleg,
gesproken over het ontwerp Besluit maatschappelijke ondersteuning (kamerstuk
30 131, nr. 105). Daarin zijn onder meer nadere regels opgenomen
over de eigen bijdragen Wmo.
In aansluiting daarop verzoekt u mij om op een aantal zaken te reageren.
Voor wat betreft de termijn van betaling van eigen bijdragen heeft de
Tweede Kamer mij verzocht artikel 4.1 lid 3 van de Amvb (en de toelichting
daarop) aan te passen. Het genoemde artikellid regelt thans dat voor bepaalde
individuele voorzieningen gedurende maximaal 65 perioden van 4 weken een eigen
bijdrage in rekening kan worden gebracht1. Dat
komt neer op maximaal 5 jaar. Op verzoek van de Tweede Kamer en zoals door
mij tijdens het AO is toegezegd, zal ik deze periode terugbrengen tot maximaal
3 jaar.
Daarnaast zal – zoals eveneens toegezegd tijdens het AO –
artikel 4.1 worden verduidelijkt. Lid 2 regelt welke inkomensafhankelijke
eigen bijdragen gemeenten maximaal mogen heffen en dat gemeenten deze voor
alle groepen in gelijke mate mag wijzigen. Om misverstanden te voorkomen,
zal ik op verzoek van de Tweede Kamer, ondubbelzinnig vastleggen dat het inkomensafhankelijk
maximum door de gemeenten alleen kan worden verlaagd.
Aldus aangepast, zal ik het ontwerp Besluit voor advies aan de Raad van
State zenden. Na ommekomst van het advies en na publicatie in het Staatsblad
treedt het Besluit in werking.
Voor wat betreft de monitoring zeg ik u graag toe om de hoogte van eigen
bijdragen die gemeenten in de praktijk opleggen goed te volgen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. I. J. M. Ross-van Dorp