30 111 Topinkomens

Nr. 85 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 mei 2015

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft mij verzocht te reageren op twee recente artikelen uit de Volkskrant en het Financieel Dagblad over groeiende inkomens aan de top. Met deze brief ga ik in op dat verzoek.

Laat ik aanvangen met te benadrukken dat het wat mij betreft geen gewenste ontwikkeling is dat de beloningen van bestuurders in de private sector disproportioneel stijgen ten opzichte van mensen met een modaal inkomen. Dit is niet passend in de huidige economische situatie, waarin de gevolgen van de crisis nog goed merkbaar zijn.

Het kabinet gaat echter niet over de hoogte van de beloningen van bestuurders. Het beloningsbeleid is primair een aangelegenheid voor de onderneming zelf. Deze discussie vindt dan ook plaats in de onderneming en wordt gevoerd door de werknemers, aandeelhouders, commissarissen en bestuurders. Ik laat het aan hen om de huidige economische situatie mee nemen in de besluitvorming over het beloningsbeleid. De sector heeft hiertoe zelf reeds een code corporate governance opgesteld waarin vastgelegd is hoe goed ondernemingsbestuur eruit moet zien. Het kabinet vindt dat deze code, waarmee transparantie nagestreefd wordt, nageleefd moet worden.

Op dit moment hebben werknemers slechts in beperkte mate invloed op het beloningsbeleid. Daarom heeft het kabinet het voornemen om de Wet op de ondernemingsraden (WOR) aan te wijzigen. Deze wijziging strekt ertoe dat de bevoegdheden van de ondernemingsraad worden uitgebreid. Er dient jaarlijks een gesprek tussen de bestuurder en de ondernemingsraad plaats te vinden over de ontwikkeling van de beloningsverhoudingen, inclusief die van het bestuur. Op deze manier wil ik stimuleren dat er een gesprek tot stand komt binnen de onderneming over de gewenste beloningsverhoudingen. Het wetsvoorstel zal voor de zomer aan de Raad van State worden aangeboden en naar verwachting na de zomer bij uw Kamer worden ingediend.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven