30 080 Planologische kernbeslissing Ruimte voor de rivier

Nr. 63 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 4 december 2012

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister voor Infrastructuur en Milieu over de brief van 4 oktober 2012 inzake de 20ste Voortgangsrapportage Ruimte voor de Rivier (Kamerstuk 30 080, nr. 61).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 3 december 2012. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Paulus Jansen

De griffier van de commissie, Sneep

Vraag 1.

Kunt u aangeven welke aanvullende maatregelingen nodig zijn voor de zomerbedverlaging Beneden-IJssel? Is er sprake van concessies ten aanzien van de veiligheid nu de beoogde waterstandverlagende effecten van 41 cm bij Zwolle niet worden bereikt?

Antwoord vraag 1

Op 13 september 2012 heeft de Staatssecretaris besloten om conform de Kamerbrief van 21 juni 2012 (30080 nr. 60) de verkorte zomerbedverlaging met een waterstandverlagend effect van 21 cm bij Zwolle uit te gaan voeren in combinatie met een beperkt inzetbare hoogwatergeul/bypass Kampen.  De hoogwatergeul zal een waterstandverlagend effect bij Zwolle bereiken van 13 centimeter. De volledige taakstelling van 41 centimeter kan behaald worden met de aanleg van extra spuikokers in de Roggebotsluizen.

Vraag 2.

Het programmabudget bedraagt € 2 190,8 mln., terwijl de uitgaven worden geschat op een bedrag tussen de € 2 en 2,4 mld. Kunt u, tegen deze achtergrond, aangeven waar het resterende geld vandaan komt, wanneer de uitgaven hoger zijn dan het programmabudget? Gaat dit ten koste van andere programma's?

Antwoord vraag 2

Indien de uitgaven hoger dreigen te worden dan het beschikbare budget moet worden gezocht naar versobering dan wel herprioritering binnen het Deltafonds.

Vraag 3.

Kunt u de prioritering aangeven bij het vegetatiebeheer? Heeft veiligheid altijd meer prioriteit dan de natuurfunctie? Kunt u alle gevallen omschrijven waar het waterveiligheidsbelang niet prevaleert?

Antwoord vraag 3

De uiterwaarden hebben verschillende functies. Het vegetatiebeheer is erop gericht die functies zo goed mogelijk te verenigen.

Zoals in de Beleidsbrief over het vegetatiebeheer rivierbed van de grote rivieren van 23 oktober 2012 hierover is vermeld, wordt gewerkt met het principe »Stroombaan glad, tenzij». In de stroombaan, het gebied waar het meeste water stroomt, prevaleert dus waterveiligheid. Wel wordt rekening gehouden met de tenzij-criteria, waaronder de beschermde natuurwaarden, bestaande rechten en landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

Vraag 4.

In hoeverre is het mogelijk om bij het bestaande programma Ruimte voor de Rivier de nieuwe, meerlaagse risicobenadering toe te passen, zoals beschreven in uw brief van 7 mei 2012 ( 31710, nr. 26 )?

Antwoord vraag 4

De meerlaagse risicobenadering is een van de bouwstenen die moeten leiden tot een besluit over de toekomstige normering van primaire waterkeringen in ons land. In 2015 is daarover momenteel een besluit voorzien. Gezien de fase van uitvoering  zal deze systematiek niet in lopende programma’s zoals Ruimte voor de Rivier worden toegepast.

Vraag 5.

Heeft het nieuwe regeerakkoord van VVD en PvdA consequenties voor het programma Ruimte voor de Rivier?

Antwoord vraag 5

Het heeft geen gevolgen voor de uitvoering. Hoofdstuk XII van het regeerakkoord vermeldt: «de uitvoering van de programma’s Ruimte voor de Rivier en Maaswerken wordt voortgezet.»

Vraag 7 (NB. Er is geen vraag 6)

Kunt u aangeven waarom voor zes maatregelen de datum van de geplande projectbeslissing is vertraagd?

Antwoord vraag 7

De redenen voor vertraging bij de verschillende maatregelen zijn divers van aard. In bijlage 2 van de 20e Voortgangsrapportage is een overzicht van planningsmutaties met de oorzaken voor vertraging opgenomen.

Vraag 8

Kunt u toelichten op welke termijn de projectbeslissing wel genomen zal worden en welke consequenties de vertraging heeft voor deze zes maatregelen?

Antwoord vraag 8

De vertraagde projectbeslissing wordt naar verwachting voor eind 2012 genomen. Slechts voor het traject Langerak-Schoonhoven binnen de dijkverbetering Lek/Alblasserwaard/ Vijfheerenlanden wordt de projectbeslissing in 2013 verwacht. Door activiteiten parallel te schakelen en de markt uit te dagen om versnelling te realiseren wordt getracht de vertraging in te lopen.

Vraag 9.

Ten aanzien van het project Stroomlijn:

  • a. Het doel van het project is dat stroombanen grotendeels glad zijn bij het begin van het hoogwaterseizoen. In de Voortgangsrapportage staat aangegeven dat niet duidelijk is of het doel realiseerbaar is. Kunt u aangeven waarom niet?

  • b. De natuurwaarden die in de afgelopen decennia in de uiterwaarden zijn ontstaan, zijn via diverse wetten beschermd en mogen alleen worden aangetast als er geen negatieve effecten ontstaan. Mag er wel aantasting van natuurwaarden plaatsvinden op het moment dat de veiligheid in het geding komt?

Antwoord vraag 9

  • a. Zoals gesteld in het antwoord op vraag 3 wordt gewerkt met het principe »Stroombaan glad, tenzij». Rekening dient te worden gehouden met de tenzij-criteria, waaronder de beschermde natuurwaarden, bestaande rechten en landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

  • b. Beschermde natuur kan worden aangetast ten behoeve van hoogwaterveiligheid maar moet elders gecompenseerd worden.

Vraag 10.

Wat is de consequentie voor Ruimte voor de Rivier als de maatregelen in het NURG-programma (nadere uitwerking rivierengebied) niet worden gehaald?

Antwoord vraag 10

Er is afgesproken met EZ dat de NURG maatregelen met een hoogwaterveiligheidstaakstelling in 2015 gerealiseerd zijn. Indien onverhoopt de maatregelen niet tijdig uitgevoerd zijn, wordt bezien in welke mate de doelstelling van het programma wordt beïnvloed en of maatregelen nodig zijn binnen de scope van NURG of Ruimte voor de Rivier.

Vraag 11.

In de aanbiedingsbrief bij de Voortgangsrapportage ( 30080, nr. 61 ) staat aangegeven dat, naar de huidige inzichten, bij zeven maatregelen de waterveiligheid niet voor het einde van 2015 gerealiseerd kan worden. De volgende vragen daarover:

  • a. wanneer zal de waterveiligheid bij deze maatregelen wel gerealiseerd zijn?

  • b. welke vier maatregelen, die na 2015 niet meer voldoen aan de veiligheidsdoelstelling zijn er, ten opzichte van de vorige voortgangsrapportage bij gekomen?

  • c. in de accountantsrapportage staat aangegeven dat de projectdirectie tracht in de aanbestedingsfase en door verwachte innovatie door de aannemer de uitloop zodanig terug te dringen, dat 2015 weer voor de het merendeel van desbetreffende maatregelen haalbaar wordt. Kunt u hier ander op ingaan?

Antwoord vraag 11

  • a. Voor zes maatregelen is de oplevering van de waterveiligheid in 2016 gerealiseerd en voor één in 2017. Voor details verwijs ik u naar de 20e Voortgangsrapportage, tabel 4.1. Actuele planningen worden u verstrekt in VGR21.

  • b. Ten opzichte van de 19e voortgangsrapportage zijn er geen maatregelen met verwachte vertraging bijgekomen. In VGR19 waren er ten opzichte van de 18e VGR wel 4 maatregelen bijgekomen. Dit betrof de dijkverbetering Nederrijn / Betuwe/Tieler- en Culemborgerwaard, de twee dijkverbeteringen bij de Lek (Lek/Betuwe/ Tieler- en Culemborgerwaard en Lek/Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden) en de zomerbedverlaging Beneden-IJssel.

  • c. De markt wordt bij de start van de aanbesteding uitgedaagd om – binnen het beschikbare budget- versnelling te realiseren zodat de waterveiligheid bij de betreffende maatregelen toch eind 2015 kan worden opgeleverd. Zoals vermeld in de aanbiedingsbrief bij de 20e voortgangsrapportage heeft dit bij de aanbesteding van de dijkteruglegging Lent al effect gehad.

Vraag 12.

De «Afferdensche en Deetsche Waarden» zullen naar verwachting niet in 2015 gerealiseerd worden en liggen niet in uw beïnvloedingssfeer. Dit project is echter wel noodzakelijk voor het op tijd realiseren van de veiligheidsdoelstelling, zoals opgenomen in de Planologische Kernbeslissing. Op welke wijze gaat u dit project volgen en aandringen op het voor 2015 bereiken van de veiligheidsdoelstelling?

Antwoord vraag 12

Dit project wordt uitgevoerd door Rijkswaterstaat. Mijn inspanning is erop gericht samen met de regio de opgelopen vertraging bij de realisatie van het project in te lopen.

Vraag 13.

In het accountantsrapport staat aangegeven dat vastgoed een kritisch onderdeel is binnen het programma Ruimte voor de Rivier. In een extern onderzoek is echter bevestigd dat het programma Ruimte vaar de Rivier ten aanzien van vastgoed op koers ligt. Wat is exact in dit externe onderzoek onderzocht en met welke reden? Kan de Kamer het rapport van dit externe onderzoek krijgen?

Antwoord vraag 13

Aanleiding voor dit externe onderzoek is geweest dat vastgoed een belangrijk deel van de totale kosten van het programma is. Daarnaast vereist het zorgvuldig verwerven een intensief proces met een aanzienlijke doorlooptijd. Tegelijk heeft het ook invloed op het draagvlak. Dit alles vormde aanleiding om het verloop van het vastgoedproces nader te onderzoeken en te leren van succes- en faalfactoren voor andere programma’s. Het onderzoeksrapport is op aanvraag beschikbaar bij de Programmadirectie Ruimte voor de Rivier.

Vraag 14

Waarom blijft de verantwoordelijkheid voor het vegetatiebeheer in de uiterwaarden bij het Rijk en wordt het niet bij derden belegd?

Antwoord vraag 14

Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het beheer van de rijkswateren en daarmee ook voor het benodigde vegetatiebeheer voor de waterveiligheid. De uitvoering van het vegetatiebeheer gebeurt ook door andere partijen.

Vraag 15

Hebt u al een beslissing genomen met betrekking tot de IJsseldelta-Zuid bij Kampen? Zo ja, wat is besloten? Zo nee, wanneer kan de Kamer deze beslissing verwachten?

Antwoord vraag 15

Ja, zie ook mijn antwoord op vraag 1.

Vraag 16

Ook Hogeschool studenten worden geïnformeerd over Ruimte voor de Rivier. Heeft deze aandacht nog concrete ideeën opgeleverd?

Antwoord vraag 16

Er zijn veel contacten met Hogescholen, maar er zijn tot nu toe geen concrete ideeën uit voortgekomen.

Vraag 17

Wat is de reden van de vertraging bij project Berging op het Volkerak-Zoommeer? Wat gaat u doen om dit in te halen?

Antwoord vraag 17

Een zorgvuldige afweging in relatie tot andere mogelijke ontwikkelingen in de Zuidwestelijke Delta heeft geleid tot vertraging in de besluitvorming.

Hierdoor staat de opleverdatum voor de maatregel Waterberging Volkerak Zoommeer onder druk. De betrokken Waterschappen en Rijkswaterstaat zullen in het vervolgproces zich tot het uiterste inspannen om de oorspronkelijke einddatum zo dicht mogelijk te benaderen dan wel te halen. Bijvoorbeeld door te bezien of meerdere dijktrajecten gelijktijdig kunnen worden aangepakt en mogelijkheden te bekijken om – op verantwoorde wijze – in het stormseizoen te werken.

Vraag 18

Wat is het risico dat project Uiterwaardenvergraving Meinerswijk vertraging oploopt door mogelijk faillissement van de ontwikkelaar? Welke beheersmaatregelen zijn genomen?

Antwoord vraag 18

Het risico dat het project vertraging oploopt door mogelijk faillissement van de ontwikkelaar is klein. Daar waar voor de realisatie van het project afspraken nodig zijn over de bezittingen van de ontwikkelaar verlopen gesprekken met de curator. Daarnaast bestaat er nog de mogelijkheid om op basis van de gedoogplicht uit de waterwet medewerking te eisen maar vooralsnog lijkt het inzetten van deze mogelijkheid niet nodig.

Vraag 19

Kunt u nader ingaan op het feit dat het project Dijkverbetering Neder-Rijn/Arnhemse- en Velpsebroek vertraging oploopt, omdat de gemeente Arnhem een ander project uitvoert? Waarom is dit niet afgestemd?

Antwoord vraag 19

Door vertraging in de besluitvorming van SNIP 3 van de dijkverbetering ontstond er overlap in de planningen van het project van de gemeente Arnhem en de dijkverbetering. Er is afstemming geweest met de gemeente Arnhem en het Waterschap Rijn en IJssel over het integreren van de uitvoering van beide projecten. Er is gezamenlijk besloten om zo min mogelijk risico´s aan te gaan en de projecten afzonderlijk uit te voeren.

De gemeente is reeds gestart met de uitvoering en er is nauwe afstemming met de gemeente over de voortgang. De uitvoering van de maatregel Arnhemse- en Velpsebroek zal starten in het voorjaar van 2013. De oplevering wordt voorzien eind 2013.

Vraag 20

Welke beheersmaatregelen worden per risico genomen, om zodoende de kans op het van voordoen van dat risico te verkleinen?

Antwoord vraag 20

1. Niet volledig bereiken van hydraulische taakstelling

Jaarlijks wordt er door Deltares een pakkettoets uitgevoerd om de hydraulische taakstelling te toetsen.

Mocht tijdens de realisatie blijken dat aanvullende maatregelen nodig zijn om aan de ten doel gestelde waterstanddaling uit de PKB te voldoen, dan kan dat bekostigd worden uit de bij dit risico gehanteerde risicoreservering.

2. Archeologische toevalsvondst tijdens de uitvoering

Om dit risico te beheersen wordt gedegen vooronderzoek gedaan en wordt door de programmadirectie ingezet op kennisuitwisseling tussen projecten en met bevoegde gezagen over een duidelijke werkwijze en selectiebeleid.

3. Bestemmingsplannen, inpassingplannen en/of omgevingsvergunningen worden niet of te laat vastgesteld of verleend door het bevoegd gezag of worden niet of deels onherroepelijk door een uitspraak van Raad van State

De programmadirectie zet in op advisering aan realisatoren, deelname aan overlegvormen als de Ambtelijke Werkgroepen Bevoegd Gezag en facilitering bij de besluitencoördinatie op grond van de Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet. Projecten worden aangemoedigd en gefaciliteerd om onderling kennis uit te wisselen. Ook worden bestemmingsplannen en projectplannen getoetst door de Landsadvocaat.

4. De uitvoeringstijd wordt te krap door vertraging in de kritieke processen gedurende de voorbereiding

Het programma stuurt op versnellingsmogelijkheden voor de start van de aanbesteding, door bijvoorbeeld vergunningsaanvragen te coördineren. Daarnaast worden de ambities met betrekking tot planning meegenomen in de aanbesteding richting de markt. Hierbij wordt de markt uitgedaagd om met slimme versnellingsmogelijkheden te komen.

5. De kennis en kunde van de realisator is niet ingericht op het aanleggen van de niet alledaagse rivierverruimende maatregelen (type, omvang en binnen gestelde oplevertijd)

Er vindt voortdurend investering in kennis en kunde van de realisatoren plaats. Het programma faciliteert (bijvoorbeeld via vakdagen) de maatregelen om kennis en kunde bijeen te brengen ten aanzien van procesmanagement, planning en uitvoering, juridische zaken en contractbeheersing.

Naar boven