30 079 VMBO

Nr. 43 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 december 2013

Hierbij ontvangt u mijn reactie, mede namens de minister, op het rapport «Naar een versterking van het vmbo; bedrijfsleven over vmbo beroepsgericht», aanbevelingen en actieprogramma van VNO-NCW en MKB-Nederland.1

Goed voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs is gebaat bij een ambitieuze cultuur, waarin prestaties worden gestimuleerd, gewaardeerd en beloond. Ook in het vmbo zitten leerlingen met uitzonderlijke kwaliteiten. Deze talenten moeten we koesteren en bevorderen. Ik ben blij dat de brancheorganisaties, die samen een onderzoek ter versterking van het vmbo hebben uitgezet, dit ook zo zien. Dit onderzoek en het voorstel voor een actieprogramma toont hun betrokkenheid bij het voorbereidende beroepsonderwijs.

Het versterken van het vmbo is niet enkel een aangelegenheid voor het onderwijs, maar juist iets waar onderwijs, overheid én ondernemers samen stappen moeten zetten. Het bedrijfsleven is nadrukkelijk een partner bij het bieden van uitdagend beroepsonderwijs. Dit vormt ook het fundament van het Techniekpact dat 13 mei jongstleden door bestuurders uit het bedrijfsleven, onderwijs en de overheid is ondertekend.

In deze brief sta ik achtereenvolgens stil bij de positie van het beroepsonderwijs, uitdagend beroepsonderwijs en het belang van loopbaan- en beroepsgerichte oriëntatie.

1. Alle onderwijssoorten gelijkwaardig

VNO-NCW en MKB Nederland spreken hun zorgen uit over het dalende aantal leerlingen in de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo. Zij leggen daarbij nadruk op prikkels die de instroom in algemeen voortgezet onderwijs bevorderen. Ook vragen zij meer aandacht voor andere kwaliteiten dan cognitieve.

Een volwaardige beroepsroute

Het is belangrijk dat elke leerling wordt uitgedaagd in het onderwijs, ongeacht de schoolsoort. Kenmerkend voor het Nederlandse voortgezet onderwijs zijn de verschillende onderwijssoorten en de beleidsruimte die scholen hebben om zich elk op hun eigen wijze te profileren. Dit biedt mogelijkheden voor leerlingen en hun ouders om een keuze te maken. Ik vind het belangrijk dat elke leerling onderwijs volgt op een school die het beste past. Niet alle leerlingen zijn hetzelfde of hebben dezelfde talenten. De keuze voor beroepsonderwijs dat uitdaagt tot vakmanschap moet gelijkwaardig zijn aan de keuze voor algemeen voortgezet onderwijs. Daarom is de belangrijkste boodschap van het actieplan «Focus op vakmanschap» dat het beroepsonderwijs kwalitatief beter en uitdagender moet, zodat het een volwaardig alternatief wordt voor onderwijsroutes via het algemeen voortgezet onderwijs.

De beroepsroute is nog te vaak een negatieve keuze voor leerlingen en ouders. Zij lijken een keuze voor het vmbo te willen vermijden aangezien dat in hun ogen een negatief imago heeft. Ook leerlingen krijgen regelmatig deze boodschap mee. Het risico hiervan is dat meer praktisch ingestelde leerlingen wanneer de mogelijkheid zich voordoet, kiezen voor algemeen voortgezet onderwijs, terwijl hun talenten in de beroepsroute wellicht beter ontplooid kunnen worden.

Niet alleen ouders en leerlingen, maar ook de scholen zelf spelen een belangrijke rol bij het uitdragen van een beroepsroute als volwaardig alternatief. Basisscholen, samen met vmbo’s, ROC’s en bedrijfsleven kunnen samen beter laten zien welke toekomstperspectieven het beroepsonderwijs leerlingen te bieden heeft. Ongeveer de helft van alle leerlingen in groep 8 gaat na de basisschool naar het vmbo. Leerkrachten in groep 8 hebben een belangrijke taak om leerlingen en hun ouders te begeleiden in hun keuze voor een school. Onder andere via Go vmbo!-manifestaties en de gelijknamige game wil ik scholen ondersteunen in de taak die ze hier hebben. Het vmbo biedt leerlingen volop mogelijkheden om hun talenten te ontdekken of te ontwikkelen.

Afstroom

Een zorgpunt dat de brancheorganisaties onder de aandacht brengen in hun rapport en aanbevelingen is de wijze waarop de inspectie oordeelt over leerlingen die afstromen binnen het voortgezet onderwijs en de invloed die dit heeft op het vmbo. Ik begrijp de negatieve connotatie die de term afstroom met zich meebrengt. Wanneer scholen in dit soort termen communiceren naar leerlingen en ouders heeft dit consequenties voor de beeldvorming over het beroepsonderwijs, en voor het zelfbeeld van de jongeren die het betreft. De inspectie kijkt in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs of leerlingen onderwijs volgen conform het advies van de basisschool. Het gaat hierbij niet om de schoolsoort, maar om de mate waarin de VO-school de verwachting van de basisschool waar maakt. Zo wordt een leerling die van vwo naar havo gaat negatief gewaardeerd en een leerling die van de basisberoepsgerichte leerweg overstapt naar kaderberoepsgericht positief gewaardeerd. Over de beoordeling van het onderbouwrendement is met uw Kamer afgesproken dat vanaf de invoering van de centrale eindtoets rekening gehouden wordt met leerlingen die op hun eindtoets hoger scoren dan het advies van de school in eerste instantie. Dit zorgt ervoor dat vmbo-scholen een klein voordeel krijgen. Leerlingen kunnen op het niveau van de hoger gescoorde eindtoets instromen. Voor de rendementsberekening is het oorspronkelijke schooladvies de basis.

Toetsen van praktische vaardigheden

Een andere aanbeveling van de brancheorganisaties betreft de toevoeging van het toetsen van praktische vaardigheden aan de decentrale eindtoets in het primair onderwijs. Naast het vraagstuk welke praktische vaardigheden relevant en toetsbaar zijn, is een belangrijke vraag in hoeverre een dergelijke toets de keuzes van leerlingen en hun ouders voor het vervolgonderwijs beïnvloedt. In het voorgestelde actieprogramma heeft VNO NCW-MKB Nederland aangegeven hierover met partijen in gesprek te gaan. Ik zal hen vragen ook ouders en leerlingen hierbij te betrekken. Ik wacht deze uitkomsten af.

2. Uitdagend en modern beroepsonderwijs

Het aantal leerlingen in de beroepsgerichte leerwegen daalt. Steeds meer leerlingen volgen algemeen voortgezet onderwijs. De leerlingstromen zijn de afgelopen jaren in dat opzicht duidelijk gewijzigd. Bovendien krijgt een toenemend aantal scholen in het voortgezet onderwijs te maken met demografische krimp. Dit heeft ook consequenties voor de organiseerbaarheid van het beroepsgerichte onderwijs en daarmee de kwaliteit van het onderwijsaanbod. Het brede palet aan afdelingsvakken en uitstroomvarianten in het vmbo is met dalende leerlingaantallen voor steeds meer scholen niet houdbaar. Dat heeft de afgelopen jaren onder andere geresulteerd in de sluiting van afdelingen techniek. Inmiddels is een zekere verschraling van het aanbod aan beroepsgerichte vakken in het vmbo op gang gekomen. De brancheorganisaties maken zich daarbij zorgen over de toename van het aantal scholen dat intersectorale programma’s verkiest boven meer traditionele afdelingsvakken.

Vernieuwing beroepsgerichte examenprogramma’s

Om voldoende divers beroepsonderwijs van voldoende kwaliteit te behouden, is gestart met de vernieuwing van de beroepsgerichte examenprogramma’s in het vmbo. Behalve een verbetering van de organiseerbaarheid van beroepsgericht onderwijs, wordt met deze vernieuwingsslag tegelijkertijd gewerkt aan een inhoudelijk moderner vmbo-aanbod. Door de diversiteit in afdelingsvakken terug te brengen tot een beperkt aantal profielen wordt het vmbo overzichtelijker en daarmee beter herkenbaar. 2 Bovendien wordt met de modernisering bewust ingezet op een aantrekkelijker vmbo voor leerlingen en ouders. Bij de vernieuwing is het mbo betrokken om de aansluiting op de nieuwe kwalificatiestructuur te borgen. Ook het bedrijfsleven wordt betrokken. Zij kunnen een waardevolle bijdrage leveren, juist bij de nodige inhoudelijke vernieuwing van de examenprogramma’s.

Eind 2011 is gestart met de voorbereidingen voor nieuwe examenprogramma’s in de sectoren economie, techniek en zorg en welzijn. Dit schooljaar zijn 28 scholen gestart met examenpilots. Deelnemende leerlingen zullen in mei 2015 eindexamen doen in één van de zes nieuwe profielen: Economie en ondernemen; horeca, bakkerij en recreatie; zorg en welzijn; bouwen, wonen en interieur; produceren, installeren en energie; mobiliteit en transport. Ook wordt gewerkt aan één nieuw profiel waarin de huidige intersectorale programma’s een plek krijgen. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de zorg van brancheorganisaties. De staatssecretaris van EZ beraadt zich over een vernieuwingsslag voor het groene vmbo. Naar verwachting start een tweede tranche examenpilots augustus 2014.

Monitoring en wetsvoorstel

De examenpilots volg ik op de voet. Zorgen de nieuwe programma’s voor een verbetering van de organiseerbaarheid bij scholen? Wordt de vernieuwing in praktijk gebracht die nodig is om het vmbo aantrekkelijker en meer uitdagend te maken voor leerlingen? Komt het aanbod van keuzevakken tot stand in overleg met regionaal vervolgonderwijs en bedrijfsleven? Welke na- en bijscholing is nodig voor beroepsgerichte docenten? Parallel aan deze pilots worden de benodigde wetswijzigingen uitgewerkt. U ontvangt voor de zomer van 2014 van mij het wetsvoorstel om de vernieuwing te formaliseren. Ik zal uw kamer in dezelfde periode informeren over de voortgang en de ervaringen van de examenpilots.

Regionaal investeringsfonds mbo

De branches wijzen niet alleen op het belang van het voorkomen dat vmbo-afdelingen moeten sluiten vanwege een dalende instroom, maar ook op de meerwaarde van een goede aansluiting binnen het beroepsonderwijs. De branches wijzen daarbij op voorbeelden waarbij door samenwerking van bedrijfsleven met vmbo en mbo zieltogende afdelingen omgevormd zijn tot zeer succesvol.

Door de minister van OCW is naar aanleiding van het techniekpact onlangs een brief aan de Tweede Kamer gestuurd met de contouren van een regionaal investeringsfonds mbo.3 De overheid draagt € 100 miljoen bij aan dit fonds en van de regio (bedrijfsleven en regionale overheden) wordt nog eens € 200 miljoen extra verwacht. Dit fonds stimuleert publiek-private samenwerking onder de voorwaarde van een doelmatige organisatie van het onderwijsaanbod. Van de samenwerkingsverbanden wordt gevraagd afstemming te zoeken met de omgeving en expliciet met het vmbo. Nieuwe faciliteiten die met het investeringsfonds tot stand komen, zullen door mbo-instellingen ook moeten worden opengesteld voor vmbo-leerlingen. De investeringen van het bedrijfsleven geven hiermee een impuls aan het regionale beroepsonderwijs in den brede.

Leraren beroepsgerichte vakken

VNO NCW en MKB Nederland spreken in hun aanbevelingen hun zorgen uit over de toekomst van de leraar beroepsgerichte vakken. Voor de kwaliteit van het onderwijs spelen leraren een cruciale rol. In de lerarenagenda die u onlangs heeft mogen ontvangen wordt uitgebreid stilgestaan bij de leraar die het verschil maakt en bij de acties die we in gang zetten of intensiveren om leraren zo goed mogelijk te faciliteren.

Het klopt dat de te verwachten uitstroom voor diverse profielen niet in verhouding lijkt met de instroom. De afgelopen jaren lijkt de animo voor de lerarenopleidingen in de beroepsgerichte vakken af te nemen. We vragen van leraren in beroepsgerichte vakken veel: pedagogisch-didactische deskundigheid en deskundigheid in het beroepsgerichte vak, liefst ook nog ervaring in het bedrijfsleven. Deze combinatie is immers essentieel voor kwalitatief goed voorbereidend beroepsonderwijs.

De vernieuwing van de beroepsgerichte examenprogramma’s heeft uiteraard consequenties voor docenten in de beroepsgerichte vakken. Met de lerarenopleidingen is de minister reeds in gesprek over de nieuwe ontwikkelingen en wat die kunnen betekenen voor het opleidingsaanbod. Gevolgen voor bevoegdheden worden bezien onder andere via de examenpilots. Met het bedrijfsleven ga ik graag in gesprek over de rol die zij kunnen spelen bij het onderhoud van beroepsvaardigheden en actuele kennis van de beroepspraktijk van docenten. Onder andere vanuit het Techniekpact krijgt juist op lokaal niveau de praktijk van gastdocenten concreet vorm.

Vakmanschap- en technologieroutes

Uitdagend en modern beroepsonderwijs is zowel voor het vmbo als het mbo een centraal thema. Experimenten met het oog op de ontwikkeling van de vakmanschap- en de technologieroutes zullen hier een belangrijke bijdrage in kunnen leveren.4 Deze experimenten zijn gericht op aantrekkelijk beroepsonderwijs van vmbo tot en met een startkwalificatie in het mbo. Ze bieden scholen en instellingen mogelijkheden om te komen tot een doelmatiger onderwijsaanbod, bijvoorbeeld door gebruik te maken van elkaars outillage, praktijkruimtes, maar ook van elkaars docenten en expertise.

Samenwerkende vmbo’s, aoc’s en roc’s konden tot 1 november 2013 een aanvraag indienen. Goedgekeurde experimenten zullen schooljaar 2014–2015 starten. Scholen die meer voorbereidingstijd nodig hebben, kunnen schooljaar 2015–2016 starten.

3. Loopbaan- en beroepsgerichte oriëntatie in alle leerwegen

Steeds meer leerlingen volgen algemeen voortgezet onderwijs, waarbij de aandacht voor doorstroom niet per definitie is gericht op het mbo. De brancheorganisaties stellen dan ook de vraag of het mbo in de toekomst nog wel voldoende gekwalificeerd personeel kan leveren om te voldoen aan de behoeften van de arbeidsmarkt. Zij pleiten voor de introductie van meer beroepsgericht leren en daarbij een hogere bekostiging van de theoretische leerweg in het vmbo en in het havo. De branches vinden het daarbij van belang dat de middelen die scholen ontvangen voor het vmbo ook ingezet worden voor het vmbo.

Meer beroepsgerichte oriëntatie

Ik koppel het pleidooi voor het toevoegen van meer beroepsgerichte componenten graag aan verzoeken die ik de afgelopen periode steeds vaker krijg van mavo/havo-scholen en van leerlingen die aangeven meer uitdagend onderwijs te wensen. Veel leerlingen volgen avo-onderwijs, ook leerlingen die wellicht minder theoretisch zijn ingesteld. Veel mensen leren immers juist door te ervaren. Zowel mavo- als havo-leerlingen vervolgen hun onderwijsloopbaan in het beroepsonderwijs waarbij de praktijk juist nadrukkelijk in verbinding wordt gebracht met theorie. Deze verbinding kan ook in het voortgezet onderwijs al tastbaar worden gemaakt. Scholen hebben de ruimte binnen de vormgeving van het onderwijsprogramma om contextrijk onderwijs aan te bieden. Lessen op locatie of in een praktijklokaal, in plaats van enkel uit een boek bieden leerlingen andere mogelijkheden om dingen te ontdekken en te onderzoeken en daarmee te leren.

Steeds meer scholen zijn hier bewust mee bezig. Vmbo-scholen die beroepsgerichte leerwegen aanbieden, kunnen dit doorgaans gemakkelijker vormgeven dan categorale mavo’s en brede scholengemeenschappen. Deze scholen vragen om gerichte ondersteuning. Hierbij ligt de focus op een noodzakelijke verbetering van loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) voor deze groepen jongeren en hun ouders. De ouders spelen immers een cruciale rol in het keuzeproces. Keuzes voor vakkenpakketten en vervolgopleidingen zijn vaak te abstract voor leerlingen. Meer gerichte inzet op praktische LOB en op leren door te ervaren helpt leerlingen bij het maken van die keuzes. Met studiebijsluiters en het stimuleren van proef studeren op een ROC worden leerlingen en ouders ondersteund in het keuzeproces.

Voor leerlingen in de beroepsgerichte leerwegen is LOB eveneens essentieel. Ook voor die leerlingen die bij wijze van spreken al sinds de kleuterklas weten wat ze willen worden. Alle nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s bevatten LOB en daarmee worden alle vmbo-scholen verplicht om ook in de bovenbouw leerlingen goed te begeleiden in het leren kiezen.

Het bedrijfsleven kan een wezenlijke rol vervullen bij het verbeteren van realistische beroepsbeelden bij leerlingen, hun ouders en hun docenten. Ik ben een groot voorstander van samenwerking tussen scholen en bedrijfsleven, liefst op lokaal of regionaal niveau. Vmbo-leerlingen vinden na hun vervolgstudie in het mbo vaak een baan dichtbij huis. Zichtbaarheid van het bedrijfsleven, ook in het vmbo ondersteunt de concretisering van de toekomstperspectieven die het vmbo leerlingen biedt.

Techniekcolleges

In het Techniekpact heb ik concrete afspraken gemaakt om meer leerlingen in aanraking te laten komen met bèta techniek en technologie. Ook heb ik afspraken gemaakt om in het bijzonder vmbo-tl leerlingen te stimuleren te kiezen voor een technologische vervolgopleiding. Tijdens het Algemeen Overleg techniekpact op 5 september jongstleden meldde ik aan uw kamer dat ik voor het zomerreces 2014 met een plan van aanpak kom voor «Techniekcolleges». In dit plan sta ik stil bij hetgeen nu al mogelijk is om beroepsgerichte componenten toe te voegen aan algemeen voortgezet onderwijs en vooral, wat nodig is om meer scholen hier actief op te laten inzetten. Bij de totstandkoming van dit plan zal ik naast scholen en samenwerkingsverbanden technologieroutes ook VNO NCW, MKB Nederland en hun achterban betrekken. Ook ben ik hierover in gesprek met het LAKS.

Bekostiging

Op dit moment doet de Algemene Rekenkamer op mijn verzoek onderzoek naar de toereikendheid van de bekostiging van het voortgezet onderwijs. De uitkomsten van dit rapport zal ik waar mogelijk betrekken in de uitwerking van de vereenvoudiging van de bekostiging. Ook zal ik de scholen die dit schooljaar zijn gestart met examenpilots specifiek bevragen over de materiele kosten die de nieuwe examenprofielen met zich meebrengen. De positie van het techniekonderwijs heeft hierbinnen uiteraard de aandacht.

Vooralsnog zie ik geen mogelijkheden om aan deze trends aanvullende bekostiging te koppelen. Reeds bestaande initiatieven worden gefinancieerd vanuit de lumpsum bekostiging. Dit past ook bij de systematiek. Scholen kennen de eigen situatie het best en kunnen het beste overzien welke inzet van middelen noodzakelijk is. Net als de branches, hecht ik waarde aan transparantie in de bekostiging van scholen en de besteding van middelen. Via jaarverslagen en -rapportages leggen de scholen verantwoording af aan hun omgeving over de ontvangen middelen. Brancheorganisaties geven aan signalen te ontvangen dat de beroepsgerichte bekostiging die schoolbesturen ontvangen niet in alle gevallen wordt doorgezet naar beroepsgerichte afdelingen. Ik hecht er belang aan dat binnen schoolbesturen, tussen bestuurders en schoolleiders hierover wordt gesproken. Over de bekostigingsgronden voor scholen kan en mag geen onduidelijkheid bestaan. Van schoolbesturen verwacht ik dat zij de afwegingen die zij maken over de inzet van middelen helder uiteenzetten voor alle betrokkenen.

Tot slot

Met deze brief heb ik een reactie gegeven op het rapport van VNO NCW en MKB Nederland. Met de maatregelen zoals genoemd in deze brief krijgen leerlingen in het vmbo een stevig fundament voor hun toekomst. Samen met docenten beroepsgerichte vakken en algemeen vormende vakken, schoolleiders, leerlingen, hun ouders, mbo én het bedrijfsleven zal ik de komende jaren verder bouwen aan een toekomstbestendig vmbo. Een vmbo dat in elke leerweg leerlingen uitdaagt hun talenten te laten zien.

Het onderzoek van VNO NCW en MKB Nederland zal ook worden betrokken bij de totstandkoming van het advies over een toekomstbestendig mbo. De minister is daartoe sinds de start van het huidige schooljaar in gesprek met het middelbaar beroepsonderwijs en betrokken partners, waaronder ook vmbo-scholen. De toekomstbestendigheid van het middelbaar beroepsonderwijs kan immers niet los worden gezien van het vmbo. Een volwaardige beroepsroute vraagt immers om een kwalitatief hoogstaande doorlopende leerlijn van het primair tot en met het hoger onderwijs.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Bijlage 1 Overzicht huidige afdelingsvakken en nieuwe profielen (NB: alle namen van profielen en profieldelen zijn werktitels)


X Noot
1

Zie uw brief van 10 juli 2013.

X Noot
2

Zie bijlage I voor een overzicht van de huidige afdelingsvakken en nieuwe profielen.

X Noot
3

Kamerstuk 32 637, nr. 87.

X Noot
4

Tijdelijke regeling subsidiering experimenten leergang vmbo-mbo 2014–2020,

Naar boven