30 079 VMBO

Nr. 35 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2012

Hierbij ontvangt u de eerste doorstroomatlas vmbo1, zoals aangekondigd in de beleidsbrief Op weg naar een toekomstbestendig vmbo van 29 april 20112 en tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer op 18 mei 2011.

Voor veel jongeren is het vmbo dé plek waar ze hun talent het beste kunnen ontwikkelen. Op het vmbo leggen ze de basis voor de rest van hun leven en van hun vakmanschap. Goede vakmensen die kunnen werken met hun hoofd, hart en handen zijn goud waard voor onze samenleving en economie. Tegelijkertijd worden discussies over onderwijsloopbanen en het vmbo veelal gevoerd op basis van gevoel en minder op basis van feiten. Deze doorstroomatlas geeft inzicht in de onderwijsloopbanen van vmbo’ers verspreid over het land. De atlas bevat feiten en cijfers over aantallen jongeren en de vmbo-opleidingen die zij volgen, de doorstroom naar mbo of havo en hun studiesucces.

De meeste leerlingen in het vmbo halen het vmbo-diploma in de leerweg waarin ze zijn gestart of in een leerweg op een hoger niveau. Van de leerlingen in de gemengde leerweg haalt de helft het diploma van de theoretische leerweg. Na het vmbo stromen de meeste vmbo’ers (circa 90%) door naar het mbo. Een klein deel van de vmbo’ers (8%) stroomt door naar het havo. Vanuit de gemengde leerweg stroomt 12% van de leerlingen door naar het havo en vanuit de theoretische leerweg 19%. Het merendeel van de leerlingen in die leerwegen stroomt echter door naar het mbo, vanuit de gemengde leerweg 85% en vanuit de theoretische leerweg 76%.

De atlas laat zien dat vmbo-leerlingen vaker opstromen naar een hoger niveau in het mbo. Minimaal 25% van de leerlingen met een Cito-score en een schooladvies voor de basisberoepsgerichte leerweg in het vmbo haalt een diploma op mbo 3 of 4 niveau. Ook is duidelijk zichtbaar dat vroeg kiezen niet per definitie fuikwerking tot gevolg heeft. Op elk keuzemoment is het mogelijk om terug te komen op een eerder gemaakte keuze, bijvoorbeeld een gekozen sector. Zo stroomt 62% van de vmbo’ers verwant door naar het mbo, de anderen wisselen van sector bij de overgang naar het mbo. Leerlingen die in het vmbo voor techniek hebben gekozen, kiezen vaker voor dezelfde sector op het mbo (71%) en halen vaker een mbo-diploma in de sector techniek dan leerlingen die bijvoorbeeld vanuit vmbo-economie doorstromen naar de technieksector van het mbo. Ook blijkt dat leerlingen die écht kiezen voor een sector (en dus verwant doorstromen), vaker en sneller een startkwalificatie halen.

Een goed overzicht van de onderwijsloopbanen van vmbo’ers is om meerdere redenen van belang. Zoals aangegeven in de beleidsbrief Op weg naar een toekomstbestendig vmbo heeft het optimaliseren van de aansluiting tussen vmbo en vervolgonderwijs prioriteit. De gegevens uit deze atlas onderschrijven maatregelen die gericht zijn op het bevorderen van een doelmatig onderwijsaanbod en een meer soepele doorstroom van vmbo naar vervolgonderwijs. Daarnaast biedt deze atlas leerlingen, hun ouders, het onderwijsveld en de politiek een feitelijk overzicht van de doorstroom van vmbo-leerlingen en succesvolle leerroutes. Tenslotte is de doorstroomatlas een instrument bij het monitoren van beleidsdoelstellingen, zoals het bevorderen van de in- en doorstroom van leerlingen in bijvoorbeeld het technisch beroepsonderwijs. De doorstroomatlas toont aan dat het vmbo in al zijn verscheidenheid het fundament van de beroepskolom is.

Hieronder volgt een kort overzicht van enkele belangrijke feiten en cijfers in de atlas over de onderwijsloopbanen van vmbo-leerlingen.

Naar de bovenbouw van het vmbo

In leerjaar 3 start de bovenbouw van het vmbo. De studieresultaten in de onderbouw zijn bepalend voor de leerweg die vanaf het derde leerjaar wordt gevolgd. De leerlingen in de basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte en gemengde leerweg krijgen vanaf het derde leerjaar beroepsgericht onderwijs in een praktijkvak binnen een sector. De leerlingen in de theoretische leerweg kiezen een vakkenpakket bestaand uit algemeen vormende vakken. Leerlingen in de gemengde leerweg krijgen op hetzelfde niveau les als leerlingen in de theoretische leerweg. Het enige verschil tussen beide leerwegen is dat leerlingen in de gemengde leerweg een beroepsgericht vak volgen waar leerlingen in de theoretische leerweg een algemeen vak volgen. De examens in de algemeen vormende vakken zijn in deze leerwegen identiek.

De variatie aan mogelijkheden binnen het vmbo is groot: vier leerwegen, vijf sectoren (economie, landbouw, techniek, zorg & welzijn, en intersectoraal3), 29 beroepsgerichte vakken, aangevuld met specifieke uitstroomdifferentiaties. In totaal 110 beroepsgerichte examenprogramma’s.

Naast deze reguliere mogelijkheden, zijn de afgelopen jaren binnen het vmbo meerdere maatwerktrajecten ontwikkeld. Juist om ook de meer kwetsbare leerlingen op te leiden tot een startkwalificatie of tenminste te begeleiden naar een duurzame plek op de arbeidsmarkt. Dit maatwerk is wat betreft leerlingenaantallen dusdanig klein dat m.u.v. de leerwerktrajecten dit niet terug te zien is in de doorstroomatlas. Van de leerlingen in de bovenbouw van het vmbo volgt namelijk slechts 1% een leerwerktraject.

Scholen zijn verantwoordelijk voor hun eigen onderwijsaanbod. Hierin maken zij keuzes, in meer of mindere mate in overleg met het (vervolg)onderwijs en het bedrijfsleven in de regio. Met de komst van de intersectorale programma´s vanaf 2007 kiezen steeds meer scholen voor een intersectoraal programma-aanbod voor de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo. Deze wijziging in het aanbod resulteert zoals de atlas laat zien, in een groeiend aantal leerlingen dat een intersectoraal programma volgt. Aangezien de leerlingaantallen in het vmbo dalen, betekent de groei van intersectoraal dat minder leerlingen een sectoraal programma volgen.

Minder leerlingen

Niet alleen in de bekende krimpregio’s in Oost-Groningen, Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg dalen de leerlingaantallen. Uitgezonderd de grote steden is dit overal een onomkeerbare trend, die zich het eerst in het basisonderwijs uit, en zich vervolgens in het voortgezet onderwijs, het beroeps- en het hoger onderwijs manifesteert. De doorstroomatlas laat de leegloop van de basisberoepsgerichte leerweg zien en toont ook andere verschuivingen tussen de leerwegen en sectoren die overal in het land consequenties hebben voor het onderwijsaanbod. De leerlingaantallen in met name het beroepsgerichte vmbo zijn op steeds meer scholen te klein om een breed onderwijsaanbod met behoud van kwaliteit in de lucht te houden. Dit leidt ertoe dat scholen, in overleg met omliggende scholen én met het vervolgonderwijs én met de arbeidsmarkt in hun omgeving, de komende jaren keuzes moeten maken over het vmbo-onderwijs en doorstroomroutes naar mbo en arbeidsmarkt. De in de eerder genoemde beleidsbrief aangekondigde vernieuwing van de beroepsgerichte examenprogramma’s in het vmbo is mede ingegeven om de organiseerbaarheid en herkenbaarheid en de aansluiting tussen verwante programma’s in het vmbo en mbo te verbeteren. In mijn ogen is regionale afstemming over het onderwijsaanbod tussen vmbo, mbo en arbeidsmarkt cruciaal. Dit resulteert in een beperkter palet aan keuzes waardoor voor leerlingen, ouders, maar ook voor basisscholen en vervolgonderwijs weer duidelijk is waar het beroepsonderwijs voor staat. Hierbij is het van belang om niet alleen uit te gaan van de huidige leerlingenaantallen, maar ook oog te blijven houden voor het behoud van het kleine specialistische vakmanschap in Nederland zoals verwoord door het initiatief SOS Vakmanschap.

Mogelijke tekorten op de arbeidsmarkt

De eerste sector waar de gevolgen van dalende leerlingenaantallen reeds zichtbaar zijn, is de sector techniek. Doordat het technische vmbo-onderwijs sterk versnipperd is, is terugloop meer nadrukkelijk zichtbaar dan in de andere vmbo-sectoren. Om het gebrek aan vakmensen in de techniek tegen te gaan, heb ik samen met de topsectoren en mijn collega’s van EL&I en SZW 16 april jongstleden onder andere via het programma toptechniek in bedrijf4 het startsein gegeven voor een gezamenlijke aanpak van (dreigende) tekorten in de technische topsectoren. Onderdeel hiervan vormen doorlopende leerroutes vmbo en mbo in de sector techniek. Toenemende vergrijzing, een daling van de bevolkingsgroei en een stijgende levensverwachting vragen op korte termijn echter ook een gerichte aanpak in de zorgsector.

Hiertoe werk ik aan nieuwe experimenten met meer ruimte om doorlopende leerroutes vmbo en mbo mogelijk te maken5.

Op weg naar een toekomstbestendig vmbo

De doorstroomatlas biedt veel relevante cijfers en zicht op ontwikkelingen in het vmbo. Verschillende hiervan zijn uitermate relevant voor het beleid gericht op een toekomstbestendig vmbo. Dalende leerlingaantallen, verscheidenheid in maatwerktrajecten, vakken en leerwegen, en de voortdurende complexiteit in de aansluiting tussen vmbo, mbo en de arbeidsmarkt onderstrepen het belang om reeds in gang gezette maatregelen voort te zetten en waar mogelijk te versnellen. De vernieuwing van de beroepsgerichte examenprogramma’s, de uitwerking van nieuwe experimenten doorlopende leerroutes vmbo en mbo en de aanpak van de tekorten in de sector techniek worden kracht bijgezet. Tevens worden onderwijsinstellingen, vmbo én mbo, meer uitgedaagd om samen met de regio werk te maken van een kwalitatief hoogstaand onderwijsaanbod. Dit gebeurt nu reeds via het programma Toptechniek in bedrijf en straks via de programmering van de nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s. Met minder leerlingen in de toekomst wordt dit een van de belangrijkste uitdagingen voor alle betrokkenen. Daarnaast heeft ook de overstap van vmbo naar havo mijn voortdurende aandacht. Mede op basis van de bevindingen van de inspectie informeer ik u in december 2012 over de stand van zaken van de naleving van de toelatingscode.

Mede namens de minister van Economische Zaken, Innovatie en Landbouw,

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 30 079, nr. 29.

X Noot
3

Intersectorale programma’s zijn programma’s met lesstof uit meerdere sectoren.

X Noot
5

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 30 079, nr. 29.

Naar boven